Mijn terugkeer naar Allah.
Het ingrijpende verhaal van zuster Nora.
Ik werd geboren als ongewenst kind en mijn ouders besloten toch maar om te trouwen. Ik werd, omdat ik een meisje was en niet gewenst, zonder liefde en genegenheid grootgebracht. Ik kreeg ook nog een broertje die 1½ jaar jonger was. Ik voelde op heel jonge leeftijd al het verschil dat er werd gemaakt tussen mij en mijn broertje.
Mijn ouders waren ongelovige mensen. Mijn vader dronk veel en mijn moeder was altijd hysterisch. Er was veel ruzie in huis en ook geweld. Op jonge leeftijd begon ik van huis weg te lopen. Ik zocht rust en had het gevoel dat niemand om mij gaf. Ik snakte naar liefde en had een vreselijke hekel aan drank. Alleen de geur al, daarvan kreeg ik zelfs een angstig gevoel. Nee, nooit zou ik een man trouwen die dronk! Ik sliep in parken of in lege huizen die gesloopt zouden worden. Na een tijdje werd ik in een tehuis geplaatst waar het er ook erg aan toe ging. Ik voelde mij tussen al die andere meisjes toch alleen. Toen ik zeventien was ben ik getrouwd met een Italiaanse man en ben ik in Italië gaan wonen. Ook dat was het niet; ik dacht liefde en geborgenheid gevonden te hebben, maar nee, ook deze man dronk met alle problemen die daarbij komen. Om niet alleen te hoeven zijn, ben ik toch nog enkele jaren met hem getrouwd gebleven, hier in Holland.
Daarna kwam ik via een oudere vriendin in contact met een moslimman, die twee jaar ouder was dan ik. Hij was lief en vertelde dat hij moslim was en dat moslims geen alcohol dronken. Dat gaf mij hoop; eindelijk iemand die net als ik niet dronk, ik was dolblij. Ik begon toen ook ritueel geslacht vlees te eten. Varkensvlees at ik eigenlijk sinds ik van thuis weg was al niet meer, omdat ik het vies vond en op een of andere manier stond het mij tegen. Ik raakte zwanger van hem, daarna begon de ellende. Het bleek dat hij getrouwd was in zijn land en dat zijn vrouw ook zwanger was: zij was twee maanden verder. Hij vertelde dat hij niet van deze vrouw hield en dat als de baby was geboren, hij zou scheiden. Hij begon tot mijn verbazing ook te drinken, kwam soms nachten niet opdagen en begon een andere man te worden. Ik ben zelf twee keer naar zijn familie in het buitenland geweest. Ik heb daarna besloten om alleen met mijn zoontje verder te gaan. Ik hield van mijn zoontje, heb altijd gedacht dat als ik ooit kinderen zou krijgen ik nooit verschil tussen hen zou maken. Ik hield van mijn kind, maar voelde mij als hij in zijn bedje lag erg eenzaam. Ik had geen contact meer met mijn familie. Ik kwam toen in contact met een andere moslimman. Ik kreeg met deze man veel armoede, hij was gokverslaafde. Ik kreeg nog een zoontje. Ik trouwde na een half jaar. Hij stal van mij, ik moest mijn geld verstoppen in de wasmachine. Hij verkocht drugs, loog en deed eigenlijk alles wat een moslim niet mag doen. Ik zei hem elke keer dat Allah hem zou straffen voor wat hij allemaal deed. Ook zweerde hij bij Allah, terwijl hij loog. Ook al was ik toen nog geen moslim, vaak kreeg ik signaaltjes zoals ‘kijk maar in je tas’. Dan was mijn portemonnee weg. Of ’s avonds ging ik mijn bed uit, dan was mijn giropas verdwenen. Altijd ontkende hij, ook al had ik een bewijs. Ik zorgde voor geld en voor de kinderen, hij deed niets, was altijd weg. Ik mocht met niemand omgaan, ik werkte bij bejaarden, zorgde voor mijn kinderen en betaalde de rekeningen. Na vier jaar ben ik naar een andere stad verhuisd. Ik wou daar opnieuw beginnen…
Ik ben zelf nooit lui geweest en ik had gelukkig wat geld gespaard. Daar heb ik mijn huis mee ingericht, want bij mijn ex-man had ik spullen van de vuilnisbelt. Gelukkig was ik slim genoeg om geld apart te leggen, omdat ik voelde dat ik ook met hem niet verder kon. Ik had het in die andere stad ook best moeilijk, ik huilde vaak en ik begon met Allah te praten, zoals: “Allah, waarom krijg ik zoveel straf, ik weet dat ik geen slecht mens ben, ik heb een goed hart. Waarom kan ik mij niet gelukkig voelen, alstublieft help mij.”
Ik wist verder niets van de Islaam, want mijn ex-man deed nooit salaat (gebed) en vastte niet tijdens Ramadhaan. Hij praatte daar nooit over. Het enige wat hij altijd zei was: “Ik ben moslim en jij niet en daarom gaat het niet goed met ons.” Dus zo gaf hij mij de schuld. Naar de moskee ging hij nooit. Maar in die tijd wist ik daar eigenlijk heel weinig van af. Ik heb mijn kinderen laten besnijden, dat vond ik zelf een goede keuze. Mijn jongste zoontje was een kind met ernstige gedragsstoornissen. Daar had ik ook mijn handen vol aan. Dat was geestelijk en lichamelijk erg zwaar. Ik werkte er nog bij, om mijn kinderen goed te kunnen kleden en voeden.
Ik ben zeven jaar alleen met mijn kinderen gebleven, tot ik een andere man in mijn leven kreeg. Ik ging nooit uit, dronk niet en rookte niet, dus heb ik door een advertentie te plaatsen contact gekregen met deze man. Ik wilde een eerlijke betrouwbare moslimman, die echt aan zijn geloof deed. Daar deed deze man aan. Het eerste jaar ging goed, daarna werd ik gebruikt. Het was hem om een verblijfsvergunning te doen. Daarna is er zoiets vreselijks in mijn leven gebeurd, dat ik niet meer verder wou. Deze pijn en verdriet had ik in al mijn jaren van pijn en eenzaamheid en ellende nooit eerder gevoeld. De pijn was voor mij ondragelijk geworden. Ik kon met deze pijn nooit meer verder leven. Ik heb twee maal een zelfmoordpoging gedaan, want ik wou niet meer verder leven. Ik kon dat ook niet meer, zo’n pijn had ik. Ik heb mijn vriendin opgebeld en gezegd wat zij tegen mijn zonen moest zeggen. Ik heb een briefje voor mijn oudste zoon neergelegd en wat spaargeld. Toen heb ik alle pillen die ik kon vinden ingenomen. Later is de politie met mijn zoon naar mijn huis gegaan en hebben ze mij daar bewusteloos gevonden. Ik kwam bij in het ziekenhuis op de eerste hulp. Ik zag daar niemand en ik was heel erg teleurgesteld dat ik nog leefde. Ik ben toen het ziekenhuis uitgelopen, daar stond mijn oudste zoon, die dacht dat ik naar huis mocht (terwijl ik weg was gelopen). Hij zei tegen mij: “Mamma, niet meer doen hè!” Ik zei: “Nee jongen,” maar ik wist dat ik het de volgende dag weer zou doen.
Ik ben naar mijn slaapkamer gegaan en heb de hele nacht liggen denken tot ik op een idee kwam. Mijn vriendin zou komen dus moest ik voor half tien ’s morgens weg zijn. Mijn zoon was in de badkamer. Ik riep hem en vertelde dat ik even naar de winkel ging. Hij wilde dat niet en wilde mee, maar ik ben snel weggegaan. Ik heb de bus en de trein genomen naar Amsterdam. Het regende maar ik droeg een zonnebril, het was december 2001. Ik ben met enkele honderden guldens op zak naar de junks gegaan. Ik vroeg of zij spullen verkochten waardoor je tijdens je slaap niet meer wakker wordt. Dat heb ik toen gekocht. Eerst wilde ik naar een hotel gaan, maar ik werd achtervolgd. Toen ging ik naar een vriendin, die was niet thuis. Ik heb toen alle pillen ingenomen. Op dat moment belde mijn vriendin. Zij vroeg waar ik was en ik vertelde haar dat ik in Amsterdam was en dat ik weer pillen had ingenomen, omdat ik zo’n pijn en verdriet had.
Mijn ogen waren dik en rood van het huilen, vandaar die zonnebril. “Alsjeblieft, kom naar huis”, zei ze. Maar ik wilde nooit meer naar huis. Mijn zoon wou ook dat ik kwam. Toen besloot ik toch met de trein naar die stad te gaan. Zij zouden mij opwachten op het station. Dat leek mij een goed idee. Als ik in de trein dood zou gaan, zou niemand het merken, want er slapen zoveel mensen in de trein. Maar mijn zoon en mijn vriendin hadden mij zien zitten en hebben mij uit de trein gehaald. De politie en de ambulance hebben mij toen weer naar hetzelfde ziekenhuis gebracht.
Ik weet alleen nog dat ik weer wakker werd op een kamertje en dat ik huilend tegen een verpleegster zei: “Nu is het weer niet gelukt!” Zij vroeg mij ‘wat’ en heeft een maatschappelijk werkster naar mij toegestuurd. Toen ben ik in een psychiatrisch ziekenhuis terechtgekomen. Ik werd vol gestopt met medicijnen. Er liepen daar erge gekken rond, smerige mensen met hun broek half uit. Ik kreeg wel 10 medicijnen per dag. Na een week kwam daar een Marokkaanse vrouw. Ik raakte al snel met haar bevriend. Ook zij had al verschillende zelfmoordpogingen gedaan. Ik vertelde haar mijn probleem. Zij was meer verhollandst, maar we begrepen elkaar goed.
Via haar schoonzus, een Nederlandse moslimah, heb ik gevraagd of ik een imam kon spreken. Daar had ik zoveel behoefte aan. Die kwam na enkele dagen en hij vertelde mij dingen over de Islaam, nadat ik mijn verhaal had verteld. Hij ging ook voor mij uit de Qor-aan lezen. Hij zei tegen mij: “Beloof mij, dat je de goede weg van Allah zal bewandelen en alleen met de goede moslimvrouwen contact zal hebben. Dan komt met de hulp van Allah alles goed. Want Allah heeft jou niet laten sterven. Hij heeft nog plannen met jou, het is jouw tijd nog niet.” Deze woorden deden mij goed: hij vond mij een lieve vrouw met een goed hart.
Ik was bij elkaar zo’n 15 kilo afgevallen, kon haast niet meer lopen, had enkele weken al niet meer gegeten. Ik ben daarna bij mijn vriendin in huis getrokken. Mijn zoon vond dat ook het beste. Ik had iemand nodig die mij verzorgde. Zo ben ik langzaam weer beetje bij beetje gaan eten. Elke dag 5 minuten naar buiten. Toen wilde ik na drie weken toch weer terug naar Amsterdam. Daar had ik kans op een woning. Ik kon tijdelijk in onderhuur bij iemand inwonen. Mijn zoon heeft toen al onze meubels uit ons vorige huis opgehaald. Daar zat ik dan, te zwak om maar iets te ondernemen, geen eigen huis meer, pijn, verdrietig, eenzaam, dakloos, onder de medicijnen.
Ik moest toch boodschappen doen en ik zag een moskee. Het leek alsof iemand mij daar naar binnen duwde. Ik huilde, had nog steeds mijn zonnebril op, het was eind januari 2002. Er kwam een man naar mij toe die vroeg wat ik kwam doen. Ik vertelde hem dat ik zoveel problemen had en dat ik graag met iemand wilde spreken. Ik kreeg de volgende dag een telefoonnummer van een vrouw: Oem Ahmed. Ik ben meteen naar haar toe gegaan. Zij was zo lief, ik kon haar alles vertellen, zij was mijn moeder, mijn zus, mijn vertrouwen. Elke dag belde zij mij, vaak kwam ik bij haar. Zij dwong mij om te eten omdat ik zo mager was. Bij haar ben ik met de medicijnen gestopt. Zij vroeg mij naar de moskee te komen. Zo ben ik moslim geworden, al-h’amdoelillaah (alle lof is voor Allah).
Het voelde alsof ik opnieuw geboren was. Zij heeft mij salaat (gebed) geleerd. Snel kreeg ik een leuk huis. Qadr Allaah (volgens het lot van God) is Oem Ahmed plotseling overleden. Zij heeft nog net voor haar dood mensen geregeld, die mij konden helpen met verhuizen. Tot op de dag van vandaag mis ik haar. Deze vrouw is een voorbeeld voor anderen. Ik ben Allah zeer dankbaar dat ik haar heb gekend. Het ging heel snel goed met mij, ik ben heel leergierig wat het geloof betreft en ben er ook steeds over aan het lezen. Ik ben gelukkig, ik voel rust in mijn hart en ik dank Allah dat Hij mij heeft laten leven. Er is een nieuwe wereld voor me open gegaan. De eenzaamheid is weg want ik weet dat Allah achter me staat. De familie die ik altijd zeer gemist heb mis ik niet meer, want ik heb er een nieuwe familie bij gekregen.
Nu ben ik al een tijdje aan het denken wat ik verder met mijn leven wil gaan doen. Voldoende vertrouwen in mannen om nog een keer te trouwen heb ik persoonlijk niet meer. Ik wil iets goeds doen, iets wat ik erg graag wil en iets wat ik als moslimvrouw met mijn hart wil. Ik wil mijn verdere leven besteden aan arme kinderen. Ik wil dolgraag een paar kinderen een gelukkig leven geven, inshaa-a Allaah. Hen laten voelen dat ze gewenst zijn, een gezinsleven in een leuk schoon huis: kinderen en baby’s die niet gewenst zijn een toekomst geven, inshaa-a Allaah.
Ik ben Allah zeer dankbaar voor de kracht die Hij mij gegeven heeft. Dankzij Hem wil ik weer leven en kan ik het leven aan. Zelfs het bekeken worden en de rare opmerkingen van Nederlanders onderga ik van achter mijn niqaab met geduld. Ikzelf voel mij niet meer eenzaam, alleen of verdrietig. Ik ben sinds ik moslimah geworden ben zekerder en weet dat ik Allah heb; alleen dat geeft mij al rust van binnen.
Nora