O Allah! Bescherm ons tegen het enthousiasme van de zondaar en de luiheid van de godvrezende.
Door Muhammad al-Shareef.
Vertaald door Aboe Yoesoef ‘Abdoellaah.
[Dit artikel is opgenomen in het bundelboek Kennis – ‘ilm. Klik hier om dit e-boek (PDF-document – 1,26 mb) te lezen en te downloaden.]
Vele jaren geleden werd in Oezbekistan een baby blind geboren. Zijn moeder, een sterke moe-eminah (gelovige vrouw), vergat niet Degene Die de macht had om hem te genezen. Ze bad en bad voor het gezichtsvermogen van haar zoon. En binnen enkele jaren genazen de ogen van de jongen.
Ze was een weduwe, de jongen een wees. Ze reisde met hem naar Mekkah zodat hij een islamitische opleiding kon krijgen. Ze regelde dat hij aanwezig kon zijn bij de studiekringen van de geleerden, en in die studiekringen begon hij uit te blinken in de wetenschap van h’adieth. Hij reisde naar afgelegen dorpjes op zoek naar de meest authentieke uitspraken van de boodschapper van Allah (salallaahoe ‘alayhie wa sellem – Allahs zegeningen en vrede zijn met hem). Hij was gewend om twee raka’aat te bidden voordat hij een h’adieth accepteerde. Zijn moeder noemde hem: Moh’ammed ibn Ismaa’iel. En velen van ons kennen hem tegenwoordig door het boek dat hij heeft samengesteld, het boek dat na de Qor-aan komt in authenticiteit: Sah’ieh’ al-Imaam al-Boekhaarie!
In een ander land, in een andere tijd, wekte koele Bagdadwinden een andere jongen. Ruime tijd voor de fadjr, wikkelde zijn moeder hem in warme sjaals en begeleidde hem door de duisternis en zorgde er voor dat hij de masdjid (moskee) veilig bereikte. Na de fadjr wachtte zij op hem omdat hij h’adieth voorlas aan de grootste geleerden van het land. Vervolgens, lang nadat de zon opgekomen was, ontmoette zij hem buiten en samen liepen zij naar huis. Zij was werkelijk een sterke moeder, en haar zoon groeide op om een imaam (leider) van de moslimoemmah te worden, een imaam met de naam Ah’mad ibn H’anbal. (Manaaqib Ah’mad, door Ibn al-Djawzie.)
Imaam Soeyoetie schreef zijn eerste boek, Tefsier Bismillaah ar-Rah’maan ar-Rah’iem, toen hij in de tweede klas van de lagere school zat!
Beste broeders en zusters in de Islaam, waarom dienen wij te proberen om te volgen in de voetstappen van deze alsook vele andere sterren van de Islaam? De informatie die we – in shaa-a Allaah – zullen leren is niet zoals al het andere. Deze kennis is de Wet van Allah de Verhevene en de erfenis van de profeten (vrede zij met hen). Het is onze plicht om het bezit van onze geliefde profeet Moh’ammed (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) te bewaren en te beschermen (en te delen met anderen), iets wat niet kan gebeuren zonder de aanwezigheid van serieuze en oprechte broeders en zusters die lange dagen en nachten lezen, nadenken en anderen onderwijzen.
Elke islamitische heropleving die plaatsvindt, is op iets gebouwd. Sommige heroplevingen zijn gebouwd op emoties, anderen op politiek. Weet jij welke standvastig zal blijven wanneer de wind van ellende waait? Het zal de heropleving zijn die gebouwd is op betrouwbare kennis aangaande de Woorden van Allah de Meest Barmhartige en de Soennah van Zijn boodschapper (salallaahoe ‘alayhie wa sellem).
Een oprechte man stond eens op het strand te kijken. Tot zijn ontsteltenis zag hij dat de golven een vis op en neer en heen en weer gooiden. De man besloot dat hij die vis moest redden. Hij dook in het water en greep de vis bij zijn staart. Vervolgens verrichtte hij verwoede inspanningen om terug op het strand te komen en gooide de vis op het strand, tevreden dat hij de vis gered had van het water!
Beste broeders en zusters, wanneer we werken omwille van Allah de Verhevene zonder kennis over wat het pad van Allah is, dan doen we vaak zoals die jonge man met die vis deed. We leven in een tijd van informatie. We hebben licht in elke hoek van het huis, terwijl gisteren onze voorouders lazen bij het licht van de maan. We hebben uitgeverijen, terwijl gisteren onze voorouders de boeken die zij bezaten, zelf schreven met hun eigen handen. We hebben CD’s om h’adieth-archieven te doorzoeken, terwijl onze geleerden dagen doorbrachten om bewijs te zoeken in hun bibliotheken. (Lees verder na de afbeeldingen.) (Klik op onderstaande afbeeldingen om ze vergroot weer te geven. Gebruik de afbeeldingen voor da’wah.)
Dient de kennis niet toe te nemen met al deze gemakken? Het dient zo te zijn, maar het is helaas niet zo. Beste broeders en zusters, we weten dat wanneer een prijs groot is, de verantwoordelijkheid en het benodigde werk voor die prijs ook groot dient te zijn. En om deze reden zien we de enorme beloning beloofd aan deze geleerden en studenten van de Islaam wegens het zware werk dat nodig is.
De profeet (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) heeft gezegd (Nederlandstalige interpretatie): “Eenieder die een pad zoekt om kennis (over de Islaam) te verwerven, Allah maakt een pad naar al-Djennah (het Paradijs) gemakkelijk voor hen.” (Overgeleverd door Moeslim.)
Sheikh ‘Abdoer-Rah’maan as-Sa’die zei: “Dus elk pad dat een persoon neemt, hetzij fysiek of anders, iets dat hen zal helpen om kennis over de dien (religie – manier van leven) te verwerven, zij maken deel uit van de woorden van de profeet (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) (Nederlandstalige interpretatie): ‘Eenieder die een pad zoekt om kennis (over de dien) te verwerven, Allah maakt een pad naar al-Djennah gemakkelijk voor hen.’”
De boodschapper van Allah (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) vertelde ons dat wanneer een persoon een pad zoekt om over de Islaam te leren, dit een teken is dat Allah Soebh’aanahoe wa Ta’aalaa (Glorieus en Verheven is Hij) van hem houdt en dat Hij het goede wil voor hem in dit leven en het volgende. Via Moe’aawiyah ibn Abie Soefyaan (moge Allah tevreden zijn met hem) is overgeleverd dat de profeet (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) gezegd heeft (Nederlandstalige interpretatie): “Eenieder voor wie Allah het goede wenst, Hij schenkt hem fiqh (begrip) van de dien.”
En de boodschapper van Allah (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) vertelde ons dat de oprechte geleerden een plaats bij Allah de Verhevene hebben die niemand anders kan bereiken, en dat zij de erfgenamen zijn van het bezit van de profeten aangaande het doorgeven aan de wereld. Profeet Moh’ammed (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) heeft gezegd (Nederlandstalige interpretatie): “De verdienste van de geleerde (‘aalim) ten opzichte van een aanbidder (‘aabid) is vergelijkbaar met de verdienste van de maan wanneer die vol is ten opzichte van de overige sterren. En waarlijk, de geleerden zijn de erfgenamen van de profeten. Waarlijk, de profeten lieten geen dirhams en dienars (d.w.z. geld) achter, maar zij lieten kennis achter. Dus eenieder die het neemt, neemt het als een overvloedig deel.” [Sah’ieh’ (authentiek), overgeleverd door Aboe Daawoed, at-Tirmidzie en Ibn Maadjah.]
De positie van de mensen met islamitische kennis bereikt een zodanig niveau dat Allah de Verhevene en de engelen voor hen bidden! Aboe Oemaamah verhaalde: “De boodschapper van Allah (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) heeft gezegd (Nederlandstalige interpretatie): ‘Waarlijk, Allah en Zijn engelen, zelfs de mier in zijn holletje en de vis in de zee, waarlijk, (zij allen) bidden voor degene die de mensen het goede onderwijst.’” (Sah’ieh’, overgeleverd door Tabaraanie.)
De boodschapper van Allah (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) bad ook voor hen. Hij zei, zoals is verhaald door Zayd ibn Thaabit (moge Allah tevreden zijn met hem) (Nederlandstalige interpretatie): “Moge Allah licht (en geluk en schoonheid in het gezicht) van iemand schenken die een h’adieth (overlevering) van ons hoort en het memoriseert totdat hij het doorgeeft aan anderen!” (Sah’ieh’, overgeleverd door at-Tirmidzie.)
Een van de h’adieth-geleerden waar imaam al-Boekhaarie van nam, Hishaam ibn ‘Ammar, leverde een verhaal over aangaande wat hem overkwam toen hij 8 jaar oud was. Hij zei: “Mijn vader verkocht een huis van hem voor 20 dienars zodat ik op h’adj kon (en Islaam studeren). Toen ik in al-Medienah arriveerde, ging ik naar de studiekring van imaam Maalik. Hij zat te midden van zijn studenten als een koning. Mensen stelden hem vragen en hij beantwoordde ze. Toen ik de menigte binnenging en mijn beurt kwam, zei ik: ‘H’addiethnie (reciteer voor mij)!’ Hij zei: ‘Integendeel, jij leest.’ Ik zei: ‘Nee, u leest voor!’ Imaam Maalik zei: ‘Nee, jij leest!’ Toen ik hem van repliek diende en hem wilde overhalen, werd hij boos en zei tegen een andere student: ‘Ga met deze jongen naar buiten en sla hem 15 keer!’ Die student nam me naar buiten en sloeg me 15 keer met een stok en bracht me vervolgens terug naar imaam Maalik. Ik zei: ‘U heeft mij dhzoelm (onrecht) aangedaan! Mijn vader verkocht zijn huis zodat ik naar u kon gaan en geëerd kon zijn door te luisteren naar uw lessen en kennis van u kon zoeken. En u sloeg me 15 keer zonder enige misdaad van mijn kant. Ik zal u niet vergeven!’ Imaam Maalik zei toen: ‘Wat is de boetedoening voor deze dhzoelm?’ Ik zei: ‘U dient 15 ah’aadieth aan mij voor te lezen, dat is de boetedoening.’ Aldus begon imaam Maalik de ah’aadieth op te zeggen tot mij totdat hij de 15 voltooide. Toen hij klaar was, zei ik tegen hem: ‘Sla me meer en lees meer ah’aadieth voor mij.’ Imaam Maalik lachte en zei: ‘Vertrek.’” (Uit het boek Ma’rifat al-Qoerraa-e al-Kibaar van imaam ad-Dzahabie.)
Vanaf het begin der tijden is er een race tussen de doeners van het goede en de doeners van het slechte: Aadam (Adam – vrede zij met hem) en Iblies (satan), Moesaa (Mozes – vrede zij met hem) en Fir’awn (de Egyptische farao), Moh’ammed (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) en Aboe Djahl. Tegenwoordig is die race nog niet afgelopen. Denk eens na: hoe hard zijn de doeners van het slechte aan het werken en hoe hard werken wij? (Zie o.a. het artikel De ideologische aanval.)
‘Oemar (moge Allah tevreden zijn met hem) zei eens: “Ik zoek de bescherming van Allah tegen het enthousiasme van de zondaar en de luiheid van de godvrezende.” Soebh’aan Allaah (Glorieus is Allah)! Het is alsof hij het had over de tijd waar wij nu in leven. Hoe is het mogelijk dat iemand van ons te lui is om twee raka’aat te bidden ’s nachts, terwijl de mensen van al-h’ayaat ad-doenyaa [het (tijdelijke) wereldse leven] de volledige nacht doorbrengen met het kijken van films, waarbij zij van sommige de vertaling moeten lezen onder aan het scherm? Hoe kunnen wij te lui zijn om twee uur te lezen, terwijl de mensen van de doenyaa – degenen die slechts meer geld willen om door te gaan met hun zonde – dag na dag, of die nachten lang spenderen met het studeren voor hun examens? Waarom krijgen wij de kriebels bij het betalen van 10 euro voor een islamitisch boek, terwijl de mensen van de doenyaa honderden euro’s, of liever gezegd, duizenden euro’s uitgeven op jacht naar hun zonde? (Lees verder na de afbeeldingen.) (Klik op onderstaande afbeeldingen om ze vergroot weer te geven. Gebruik de afbeeldingen voor da’wah.)
Wat is er aan de hand!? Wat is er met ons gebeurd!?
Luister eens naar degenen die vóór ons kwamen. Sommige foeqahaa-e [fiqh (jurisprudentie) geleerden] zeiden: “Jarenlang verlangde ik om hariesah (een zoet gerecht) te eten en ik was er niet toe in staat omdat het alleen verkocht werd tijdens de lesuren.”
Imaam Shoe’bah zei: “Telkens wanneer ik iemand zag rennen door de straten van het dorp, dacht ik slechts een van de twee dingen: of hij was gek of een student van h’adieth!”
En Ibn al-Djawzie zei: “Ik heb geen gebrek in de gemeenschap gezien dat triester is dan degenen die stoppen met werken ook al zijn zij in staat om door te gaan.”
Hoe kunnen we de situatie veranderen, O beste broeders en zusters? Laat ons eens nadenken over het volgende:
Ten eerste: we dienen oprecht te zijn in ons verlangen om de Islaam te leren. We leren deze dien (religie – manier van leven) om onszelf – ten eerste – te ontdoen van onwetendheid en vervolgens anderen te helpen om zichzelf te ontdoen van onwetendheid.
Ken jij de eerste h’adieth in Sah’ieh’ al-Boekhaarie, en in vele vele andere h’adieth-boeken? Het is geen toeval dat de eerste h’adieth is (Nederlandstalige interpretatie): “Waarlijk, daden worden (beoordeeld) volgens hun intenties.” (Zie H’adieth 1: De daden worden beoordeeld op basis van de intentie van De veertig ah’aadieth van an-Nawawie.) De geleerden herinneren ons vanaf het allereerste begin van ons pad om te leren, vanaf bladzijde 1, dat het dient te zijn omwille van Allah de Verhevene.
Allah Soebh’aanahoe wa Ta’aalaa (Glorieus en Verheven is Hij) draagt ons op om oprecht jegens Hem te zijn in alles wat wij doen (Nederlandstalige interpretatie van de betekenis): “En zij werden niets bevolen behalve dat zij Allah dienen te aanbidden, de religie zuiver voor Hem makend, als h’oenafaa-e (monotheïsten)…” [Soerat al-Bayyinah (98), aayah 5.]
De boodschapper van Allah (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) heeft gezegd (Nederlandstalige interpretatie): “Eenieder die dat bestudeert wat (eigenlijk) bedoeld is omwille van Allah, (maar zijn intentie is) slechts verlangend naar een stukje van ad-doenyaa (het wereldse), hij zal de geur van al-Djennah (het Paradijs) niet ruiken op de Dag des Oordeels.” (Sah’ieh’, overgeleverd door Ah’mad en at-Tirmidzie.)
Ibn ‘Abbaas (moge Allah tevreden zijn met hem) zei: “Waarlijk, een man zal beschermd worden (door Allah) in verhouding tot zijn niyyah (intentie voor hetgeen hij doet).”
En deze kwestie aangaande de intentie is geen gemakkelijke zaak. Soefyaan at-Thawrie zei: “Ik heb nooit iets behandeld dat zo opstandig en moeilijk is dan mijn intentie.” (Uit het boek al-Dja’mi’ lie akhlaaq al-Raawie, van al-Khatieb al-Baghdaadie.)
Lees eens het advies van imaam Ibn Djamaa’ah als je wilt weten wat er nodig is om je intenties te corrigeren: “Een juiste en oprechte intentie wanneer je de Islaam bestudeert, is om je voor te nemen om de Tevredenheid van Allah te verkrijgen door hetgeen je doet. Je dient je voor te nemen om te praktiseren wat je leert, om de sharie’ah te doen herleven, hopend dat deze kennis licht zal schijnen op jouw hart, je ziel zal reinigen en je dichter bij Allah zal brengen op de Dag des Oordeels. Jouw intentie om de Islaam te bestuderen dient niet te zijn om enige wereldse aangelegenheid te verwerven, zoals leiderschap of faam of rijkdom. Het dient niet bestudeert te worden zodat je kunt opscheppen tegenover je collegae, of zodat mensen eerbied voor je zullen hebben en je op een belangrijke plaats laten zitten tijdens hun bijeenkomsten enzovoort.” (Uit het boek Tadhkirat as-Saami’ wal Moetakallim van imaam Ibn Djamaa’ah.)
Ten tweede: we dienen te begrijpen dat we in een voortdurende strijd zijn met de shaytaan (satan) en hij wil niet dat wij slagen in deze studie. Allah de Alwijze zegt (Nederlandstalige interpretatie van de betekenis): “Wanneer jullie dan de Qor-aan (Koran) lezen, zoek dan toevlucht bij Allah tegen de satan (de duivel), de verworpene (de vervloekte).” [Soerat an-Nah’l (16), aayah 98.]
<<<Noot vertaler: de smeekbede tegen de afleidingen, influisteringen, twijfels etc. van de shaytaan (satan) tijdens het reciteren van de Qor-aan is: a’oedzoe biellaahie mienas-shaytaanier-radjiem [ik zoek toevlucht bij Allah tegen de satan, de verworpene (de vervloekte)]. Dit betekent niet dat je deze woorden louter in het Arabisch uitspreekt. Het betekent dat je een oprecht verlangen dient te hebben en je uiterste best doet om je te beschermen tegen de slechte ingevingen van satan wanneer je de Qor-aan leest. Je zou je best moeten doen om alles wat de Qor-aan bevat te zien in de juiste context en niet toestaan dat je het mengt met zelf verzonnen theorieën of ideeën (gebaseerd op begeerten) die gaan tegen hetgeen Allah de Verhevene in feite bedoelt. Men dient te beseffen dat het meest boosaardige doel van satan is dat de lezer geen leiding van de Qor-aan verwerft. Daarom zal de satan zijn uiterste best doen om de lezer op een dwaalspoor te brengen en hem te verhinderen dat hij er leiding van verwerft door hem naar onjuiste denkwijzen te leiden. De lezer dient dus goed op zijn hoede te zijn en de bescherming van Allah te zoeken tegen de satan zodat hij niet in staat is hem te beroven van de voordelen van deze bron van leiding. Want degene die faalt leiding te verwerven van deze bron, zal nooit ergens anders leiding kunnen vinden. Daarnaast zal degene die misleiding van dit Boek zoekt zo verstrikt zijn in zijn misleiding, dat hij nooit uit deze vicieuze cirkel kan geraken. (Tefhiem al-Qor-aan, Sayyid Aboe al-A’laa Mawdoedie.)>>>
De shaytaan zal dwarsliggen in elke goedheid dat je probeert. (Zie het artikel De vallen van Iblies.) De boodschapper van Allah (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) heeft gezegd (Nederlandstalige interpretatie): “De shaytaan zit op het pad (van elke goedheid) die de zoon van Adam (tracht te nemen). Hij zat voor hem toen hij het pad van de Islaam nam en zei tegen hem: ‘Hoe kun je de religie van jouw vaders en jouw voorvaders verlaten!?’ Maar hij was hem ongehoorzaam en werd moslim. Vervolgens zat shaytaan voor hem op zijn pad naar de hidjrah en zei: ‘Hoe kun je jouw land en jouw lucht verlaten!?’ Maar hij was hem ongehoorzaam en migreerde. Vervolgens zat hij voor hem op zijn pad van djihaad en zei: ‘Waarom zou je djihaad verrichten!? Het zal alleen maar jouw bezittingen en lichaam uitputten. Je zult gedood worden, jouw vrouw zal met iemand anders trouwen en jouw eigendommen zullen verdeeld worden (aan anderen).’ Maar hij was hem ongehoorzaam en ging op djihaad.” De boodschapper van Allah (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) zei vervolgens: “Eenieder die dit doet, het is een verplichting op Allah dat Hij hem al-Djennah (het Paradijs) zal binnenlaten.”
Hoe zal de shaytaan jou dwarsliggen?
Hij zal tegen je zeggen om morgen te studeren, en wanneer het morgen is, studeer maar morgen. Uitstel is iets van de shaytaan!
De shaytaan zal tegen je zeggen dat je nu met iets anders bezig bent en dat je later in je leven de tijd zult nemen om de Islaam te bestuderen. Eerst trouwen, eerst afstuderen, eerst een baan. Je leven zal voorbij gaan en ‘eerst’ zal eeuwig leven. (Klik op onderstaande afbeeldingen om ze vergroot weer te geven. Gebruik de afbeeldingen voor da’wah.)
De shaytaan zal tegen je zeggen dat de situatie van de oemmah (gemeenschap) verloren is en dat jouw studie niets zal helpen, dus verspil je tijd niet. Bevecht deze influisteringen (weswaas) met hetgeen je gezien hebt van de djihaad van kennis en het onderricht die onze geliefde profeet Moh’ammed (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) en degenen die vóór ons kwamen toepasten. (Zie de artikelen Jihad in de Islam en Valkuilen tijdens het zoeken van kennis.)
De shaytaan zal tegen je zeggen dat er genoeg geleerden (‘oelamaa-e) zijn, zij hebben jou niet nodig. Bevecht dit met het feit dat geleerden zullen overlijden en als de kennis niet doorgegeven wordt aan de volgende generatie, dan zal het verloren raken in de gemeenschap. Er zijn zo’n 1,5 miljard moslims en het probleem dat altijd voorkomt is dat er niet genoeg onderwijzers en geleerden zijn. Iedereen is een herder en iedereen zal verantwoordelijk gehouden worden voor zijn of haar kudde! [Noot vertaler: je hoeft niet per se een geleerde voor de hele oemmah te zijn, maar een geleerde voor jezelf, je gezin, je familie of voor jouw naaste omgeving is ook een zeer nobel streven.]
Ten derde: we moeten nooit vergeten om te bidden tot Allah de Almachtige om ons te zegenen met Zijn Genade aangaande het slagen in onze intenties om de Islaam te leren omwille van Hem. Allah de Verhevene zegt (Nederlandstalige interpretatie van de betekenis): “En wanneer Mijn dienaren jou (o Moh’ammed) vragen over Mij, dan waarlijk, Ik ben nabij (met Mijn Kennis, Zicht, Gehoor etc.). Ik verhoor de smeekbede van de smekende wanneer hij Mij aanroept (zonder enige bemiddelaar of tussenpersoon)…” [Soerat al-Baqarah (2), aayah 186.]
Laat ons nu bidden tot Allah ‘Azza wa Djel (de Almachtige en Majesteitelijke) om deze inspanning die we nu aan het verrichten zijn om Zijn dien en Zijn sharie’ah te leren, oprecht omwille van Hem te leren. En dat Hij ons zegent met Zijn Genade om te slagen met hetgeen we ons voorgenomen hebben. Waarlijk, Hij heeft de Macht om alles te doen. Amien.
Relevante artikelen:
Valkuilen tijdens het zoeken van kennis
Kennis is licht (diverse artikelen)