Vraag: kunt u het fenomeen taqiyah (veinzen, huichelen, verbergen) verduidelijken?
Beste heer/ mevrouw,
Op uw website kon ik van alles vinden over Islam, doch niets over Takiyya terwijl dit toch een wezenlijk onderdeel van de Islam is. Kunt u meer over dit fenomeen vertellen?
Antwoord: alle lof is voor Allah.
Geachte vragensteller,
Hartelijk dank voor uw e-mail. We zijn blij dat u op zoek bent naar kennis. Moge God u leiden naar de waarheid.
De reden dat u niets over taqiyah kon vinden op onze website, komt omdat het – in tegenstelling tot wat u aangeeft – geen wezenlijk onderdeel van de Islaam is. Maar wij danken u voor het stellen van deze vraag, zodat we dit fenomeen kunnen verduidelijken.
Sheikh Moh’ammed Aal ‘Abd al-Latief (www.islam-qa.info) zei over taqiyah: “Taqiyah (veinzen, huichelen, verbergen) is een fenomeen dat voorkomt onder sji’ieten. Zij geloven in hypocrisie (als een leerstelling van het geloof) en noemen het taqiyah. Zij geloven in taqiyah wat betekent het uitwendig tonen van iets anders dan wat in hun harten is. In feite is het liegen en hypocrisie en een vaardigheid om mensen te bedriegen. Dit is niet iets dat zij louter doen ten tijde van angst, maar zij beschouwen het gebruik van taqiyah als een religieuze verplichting aangaande belangrijke en onbelangrijke kwesties, ten tijde van angst en ten tijde van veiligheid. Wat er ook aan waarheid overgeleverd is door hun imams, zoals het prijzen van de metgezellen van de profeet Moh’ammed (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem), of betreffende Ahl as-Soennah, zelfs in kwesties aangaande zuivering of eten en drinken, wordt verworpen door de Shi’ah die zeggen dat de imams dit zeiden door middel van taqiyah. Degenen die taqiyah toepassen, vertellen niemand hun werkelijke geloofsovertuigingen behalve aan degenen die behoren tot hun groep.”
De verschillen tussen de Ahl as-Soennah (soenieten) en de Raafidhah (sji’ieten) zijn zeer groot en fundamenteel. In feite blijft er bij de Shi’ah weinig van de authentieke Islaam over. Zij hebben geloofsovertuigingen en principes die tegenovergesteld zijn aan die van de mensen van de Islaam, bijvoorbeeld:
1.) Zij overdrijven en gaan naar het extreme betreffende hun imams, bewerend dat zij onfeilbaar zijn, en zij wijden vele daden van aanbidding aan hen, zoals smeekbeden en offeren, en zij gaan op bevaart naar hun graven waar zij tawaaf verrichten (rondjes lopen om hun graven) etc. Dit is grote shirk (afgoderij), waarover Allah ons verteld heeft dat dit een onvergefelijke zonde is (mits men er voor de dood oprecht berouw voor toont). Deze daden van shirk worden verricht door zowel hun geleerden als het gewone volk, zonder dat een van hen hier bezwaar op maakt.
2.) Zij zeggen dat de Qor-aan veranderd is en dat er zaken weggelaten en toegevoegd zijn. Bijvoorbeeld: sommige sji’ietische geleerden zeggen dat er een soerah (hoofdstuk van de Qor-aan) is met de naam al-Wilaayah. De sji’ietische geleerden die dit ontkennen, doen dit door middel van taqiyah.
3.) Zij beschouwen de meeste sah’aabah (metgezellen) van de profeet Moh’ammed (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) als koefaar (ongelovigen) en verwerpen hen, en door hen te vervloeken en te beschimpen denken zij dichter bij Allah te komen. Zij beweren dat zij afvalligen werden na de dood van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) op enkele (slechts zeven) na. Dit is een verwerping van de Qor-aan die hun rechtschapenheid bevestigt (Nederlandstalige interpretatie van de betekenis): “En de allereersten (die de Islaam accepteerden) van de moehaadjiroen (#1) en de ansaar (#2) en degenen die hen in het goede volgden (in geloofsleer, spraak en daden): Allah is tevreden met hen (#3) en zij zijn tevreden met Hem. Hij heeft voor hen Tuinen voorbereid waar de rivieren onder door stromen, zij zijn daarin onsterfelijk, eeuwig (zullen zij er genieten). Dat is het geweldige succes.” [Soerat at-Tawbah (9), aayah 100.]
<<< (#1) Moehaadjiroen of moehaadjirien (enkelvoud: moehaadjir): de vroegere moslims die migreerden van Mekkah naar al-Medienah tijdens het leven van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) vóór de verovering van Mekkah.>>>
<<< (#2) Ansaar: “helpers”, de moslims van al-Medienah die de gemigreerde moslims van Mekkah (al-moehaadjiroen) steunden. Ansaarie: een inwoner van al-Medienah wordt ansaarie genoemd, omdat het Arabische woord naaser verdediger en helper betekent. De ansaar hielpen de moehaadjiroen uit Mekkah om weer een normaal leven te kunnen leiden in al-Medienah. Zij deelden al hun bezittingen met de moehaadjiroen.>>>
<<< (#3) Dit vers is een van de vele bewijzen tegen de Raafidhah (sji’ieten), die de metgezellen van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) haten en verafschuwen.>>>
Shayk al-Islaam Ibn Taymiyyah (moge Allah hem genadig zijn) zei: “Wat betreft degene die verder gaat en beweert dat zij (de metgezellen) afvalligen werden nadat de boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) overleed, met uitzondering van een klein aantal (niet meer dan tien of iets dergelijks), er is geen twijfel dat hij een kaafir (ongelovige) is, omdat hij verwerpt wat er op meerdere plaatsen in de Qor-aan gezegd wordt over hen, dat Allah tevreden is met hen en hen prijst. Werkelijk, degene die twijfelt dat zo’n persoon een kaafir is, wordt zelf bestempeld als een kaafir (als hij bij zijn standpunt blijft nadat de waarheid met bewijzen duidelijk gemaakt is aan hem), want wat deze mening beduidt is dat degenen die de Qor-aan en de Soennah overgeleverd hebben, koeffaar of opstandige boosdoeners waren (hoewel Allah de Verhevene op meerdere plaatsen aangeeft dat Hij tevreden met hen is). Het feit dat een dergelijke mening koefr (ongeloof) is, is iets waar geen moslim een excuus voor heeft om dit niet te weten (zo duidelijk is het).” [Einde citaat uit al-Saarim al-Maslool ‘ala Shaatim al-Rasool (p. 590).]
4.) Zij schrijven badaa’ toe aan Allah de Verhevene, d.w.z. dat Hij een nieuwe mening vormt die Hij daarvoor niet had (Hij verandert van gedachte). Dit beduidt het toekennen van onwetendheid aan Allah, en ver verheven is Hij boven enige vorm van tekortkoming.
5.) Zij geloven in radja’ah, het geloof dat de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) en de leden van zijn gezin (Ahl al-Bayt), ‘Aliy, al-H’asan, al-H’oesayn en de andere imams, zullen terugkeren. Ook de metgezellen Aboe Bakr, ‘Oemar, ‘Oethmaan, Moe’aawiyah, Yazied, Ibn Dzi’l-Jooshan en iedereen die Ahl al-Bayt schade heeft berokkend – volgens hun beweringen – zullen vóór de Dag der Opstanding terugkeren om daarvoor bestraft te worden.
6.) Onder de sji’ieten zijn er ook die geloven dat Allah in ‘Aliy (moge Allah tevreden zijn met hem) geïncarneerd is, vervolgens in zijn zonen na hem, de een na de ander.
Er zijn nog meerdere verdorven geloofsovertuigingen, maar het zal nu al duidelijk zijn dat zij ver afgedwaald zijn van het rechte pad. [Zie Fataawa al-Ladjnah al-Daa-imah (2/377).]
Het moge duidelijk zijn dat deze geloofsovertuigingen van de sji’ieten onjuist zijn en tegenstrijdig aan die van Ahloes-Soennah wal-Djamaa’ah: degenen die de pure Soennah (weg, manier, voorbeeld) van de boodschapper Moh’ammed (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) volgen en die zich aansluiten bij de gemeenschap van de oprechte moslims die de juiste methodologie (menhadj) hanteren, oftewel de selefiyyah, die het begrip van de selef aangaande de Islaam volgen. Selef: de eerste drie generaties van de moslimgemeenschap, dus de sah’aabah (de metgezellen van de profeet), hun volgelingen (de taabi’ien) en de leerlingen daarvan.
Als men kijkt naar de totale omgeving waarin iets zijn betekenis krijgt, is er geen plaats voor taqiyah zoals de sji’ieten dat toepassen. Bijvoorbeeld:
1.) Geleerden worden gewaarschuwd om niet iets van hun kennis achter te houden. Aboe Hoerayrah (moge Allah tevreden zijn met hem) verhaalde dat de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) gezegd heeft (Nederlandstalige interpretatie): “Degene die iets gevraagd wordt wat hij weet maar hij verbergt het, zal op de Dag der Opstanding beteugeld worden met een teugel van vuur.” (Moesned al-Imaam Ah’med.)
2.) ‘Abdoellaah (moge Allah tevreden zijn met hem) verhaalde dat de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) gezegd heeft (Nederlandstalige interpretatie): “Waarlijk, eerlijkheid leidt naar al-birr (de deugdzaamheid) en waarlijk, al-birr leidt naar het Paradijs. En waarlijk, een man blijft de waarheid vertellen totdat hij een waarachtige persoon wordt. Waarlijk, liegen leidt naar al-foedjoer (d.w.z. slechtheid, zondigheid) en waarlijk, al-foedjoer leidt naar het (Helle)Vuur. En waarlijk, een man blijft leugens vertellen totdat hij bij Allah als een leugenaar wordt opgeschreven.” (Sah’ieh’ al-Boekhaarie.)
3.) Allahs boodschapper (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) heeft gezegd (Nederlandstalige interpretatie): “Wanneer een persoon beschikt over een viertal eigenschappen, zal hij een hypocriet zijn. Als iemand één eigenschap daarvan heeft, beschikt hij over een eigenschap van hypocrisie totdat hij er afstand van neemt: als hij spreekt, liegt hij; als hij iets belooft, schendt hij de belofte; als hij redetwist, handelt hij immoreel; en als hij een verbond sluit, pleegt hij verraad.” (Overgeleverd door al-Boekhaarie en Moeslim.)
Allah de Verhevene zegt over de hypocrieten (Nederlandstalige interpretatie van de betekenis): “Zij (de hypocrieten) misleiden Allah en degenen die geloven (d.w.z. zij denken dat ze dat kunnen door uitwendig geloof te tonen, hoewel in hun harten ongeloof is), en zij misleiden alleen zichzelf en zij beseffen (het) niet. In hun harten is een ziekte (twijfel en hypocrisie), vervolgens liet Allah hun ziekte toenemen. En voor hen is er een pijnlijke kwelling doordat zij plachten te liegen (en de waarheid ontkennen).” [Soerat al-Baqarah (2), aayah 9-10.]
Allah de Verhevene zegt in soerat Aal ‘Imraan (3), aayah 28 (Nederlandstalige interpretatie): “Laat de gelovigen niet de ongelovigen nemen als beschermers (helpers) in plaats van de gelovigen. En wie dat doet heeft dan niets meer met Allah te maken, behalve wanneer jullie een gevaar van hen (de ongelovigen) vrezen. En Allah waarschuwt jullie voor Zichzelf (Zijn bestraffing). En tot Allah is de terugkeer.”
Wanneer gelovigen vrezen voor hun veiligheid, mogen zij vriendschap tonen tegenover de (vijandige) ongelovigen, maar alleen uitwendig, niet inwendig. Moslims die gedwongen en onderdrukt worden, of die door de ongelovigen in gevangenschap zijn genomen en bedreigd worden met de dood of marteling (wat in de Islaam verboden is), zijn toegestaan om (alleen met hun tong) acceptatie te uiten van het ongeloof, de incorrecte praktijken en onjuiste geloofsovertuigingen van de ongelovigen terwijl zij een afkeer in hun harten hebben. Maar dit is niet het meest ideale. Het meest ideale is dat men dit alles gewoon blijft verwerpen, wat men hem ook aandoet. De bekende marteling van Bilaal (moge Allah tevreden zijn met hem) is daar een goed voorbeeld van. Dit principe wordt uitgebreid uitgelegd in Het boek over al-imaan (het geloof), deel 2: “De betekenis van al-imaan en zaken die het ongeldig maken”, dat binnenkort uitgegeven zal worden door Uitgeverij Momtazah (www.momtazah.net), in shaa-a Allaah. Maar dit principe dient absoluut niet vergeleken te worden met het fenomeen taqiyah zoals de sji’ieten dat toepassen en dat ook werd toegepast door bijvoorbeeld Paulus.
Paulus geeft expliciet aan dat hij zich gedroeg als een hypocriet, iemand met meerdere gezichten: “Want hoewel ik vrij ben ten opzichte van iedereen, heb ik mijzelf een dienaar gemaakt voor iedereen, opdat ik des te meer (zieltjes) win. En voor de Joden ben ik als een Jood geworden, opdat ik de Joden mag winnen; voor hen die onder de wet zijn (ben ik iemand) als onder de wet, opdat ik hen die onder de wet staan mag winnen (#4); voor hen die zonder wet zijn (ben ik iemand) als zonder wet, opdat ik hen die zonder wet zijn mag winnen (#5).” (I Korintiërs 9:19-21.)
<<< (#4) Tegen mensen onder de wet zei hij o.a.: “Verklaren wij dan door het geloof de wet nietig? God verhoede: nee, wij bevestigen de wet juist.” (Romeinen 3:31.)>>>
<<< (#5) Tegen mensen zonder wet zei hij o.a.: “Maar voordat geloof kwam, werden wij onder de wet gehouden, opgesloten tot aan het geloof dat later geopenbaard zou worden. De wet was dus onze schoolmeester om ons tot Christus te brengen, opdat wij door geloof gerechtvaardigd mogen worden. Maar nadat dat geloof gekomen is, zijn wij niet langer meer onder een schoolmeester (wet)…” (Galaten 3:23-25.)>>>
In het boek Religieus Extremisme in het leven van hedendaagse moslims van dr. ‘Abdoel-Rah’maan ibn Moe’alaa al-Loewayh’iq al-Moetayrie, uitgegeven door Uitgeverij Momtazah, staat over taqiyyah:
Een vorm van afzondering met je hart is wat bekend is als at-toeqiyyah (een voorzorgsmaatregel van misleiding), wat genoemd is als een uitzondering na het bevel om de ongelovigen niet als vrienden en beschermers te nemen in plaats van de gelovigen. Allah de Verhevene zegt (Nederlandstalige interpretatie van de betekenis): “Laat de gelovigen niet de ongelovigen nemen als beschermers (helpers) in plaats van de gelovigen. En wie dat doet heeft dan niets meer met Allah te maken, behalve wanneer jullie een gevaar van hen (de ongelovigen) vrezen. En Allah waarschuwt jullie voor Zichzelf (Zijn bestraffing). En tot Allah is de terugkeer.” [Soerat Aal ‘Imraan (3), aayah 28.]
Echter, er moet aan twee aspecten voldaan worden voor (de acceptabele) taqiyyah:
Ten eerste, het dient verricht te worden met betrekking tot de ongelovigen en niet met iemand anders. At-Tabarie zei: “De taqiyyah welke door Allah genoemd is in dit vers is een taqiyyah van de ongelovigen en niet van iemand anders.” (At-Tabarie, Djaami’oe l-Bayaan, vol. 3, p. 229.)
Ten tweede, het dient gerechtvaardigd te zijn op basis van de macht en vijandigheid van de ongelovigen. At-Tabarie merkte op tijdens het uitleggen van de toegestane taqiyyah: “Het moet zijn terwijl jullie (leven) onder hun gezag en jullie vrezen voor jullie zelf. Dan tonen jullie hen openlijk loyaliteit terwijl je jullie afkeer verbergen. Jullie moedigen hen niet aan om te doen wat zij volgen aan ongeloof, noch helpen jullie hen tegen enige moslim.” (At-Tabarie, Djaami’oe l-Bayaan, vol. 3, p. 228. Zie ook Ibn Taymiyyah, Minhaadj as-Soennah, vol. 6, p. 424.)
De toegestane taqiyyah is een vorm van het verbergen van je religie. Maar het verbergen van je religie is één ding, terwijl het openlijk vertonen van een valse religie iets anders is. Het openlijk vertonen van een valse religie en het uitspreken van haar woorden is verboden door de sharie’ah behalve onder extreme dwang, (zoals Allah de Verhevene zegt) (Nederlandstalige interpretatie van de betekenis): “Wie ongelovig is in Allah na zijn geloof – behalve wie daartoe gedwongen wordt en wiens hart gerustgesteld is met het geloof…” [Soerat an-Nah’l (16), aayah 106.]
Dit dient gedaan te worden in overeenstemming met de sharie’ah voorwaarden waar aan voldaan moet worden. (Zie Ibn H’adjar, Fat-h’oe al-Baarie, vol. 12, p. 311.)
Dit toont aan dat de alom bekende taqiyyah van de Raafidhah [Shie’ah] en vergelijkbare afgedwaalde groepen, betreffende wat is overgeleverd van Djafar as-Saadiq, dat hij zei: “At-Toeqiyyah is mijn religie en de religie van mijn vader. Er is geen geloof voor degene die geen taqiyyah heeft,” niet behoort tot de toegestane taqiyyah. Waarlijk, het is niets behalve een vorm van hypocrisie en liegen. Ibn Taymiyyah zei: “Toeqiyyah is niet voor mij om te liegen of te spreken met mijn tong wat niet in mijn hart is. Dat is hypocrisie. In plaats daarvan doe ik wat ik kan doen, zoals in de Sah’ieh’ van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem): ‘Eenieder van jullie die een kwaadaardigheid ziet, dient het dan te veranderen met zijn hand. Als hij niet in staat is om dat te doen, dan [dient hij het te veranderen] met zijn tong. En als hij daar niet toe in staat is, dan [dient hij het te veranderen] met zijn hart. En dat is het kleinste [effect van] geloof.’ De gelovige, als hij onder de ongelovigen en het kwade volk is, is niet gedwongen om zich in te spannen met zijn hand als hij daar niet toe in staat is. Echter, als hij kan, dan doet hij dit met zijn tong. Anders doet hij dit met zijn hart. Maar daarnaast liegt hij niet, noch zegt hij iets wat niet in zijn hart is.” (Ibn Taymiyyah, Minhaadj as-Soennah, vol. 6, p. 424.)
En Allah weet het best.
Lees ook Een antwoord op de leugen over ‘Oemar ibn al-Khattaab en Faatimah, een artikel over de leugenachtigheid van de sji’ieten.
Wij soenieten wensen voor alle mensen het goede, en vragen aan Allah leiding voor alle mensen die misleid zijn en beloning voor alle mensen die Hem gehoorzamen.
Relevante artikelen:
Ik lieg niet, ik maak maar een grapje