Vraag: wat kan ik als individu doen tegen slechte zaken?
Sheikh Ibn Baaz (moge Allah hem genadig zijn) antwoordde:
Antwoord: alle lof is voor Allah, de Rabb (Heer) der werelden.
Allah heeft de gelovigen beschreven als degenen die het kwade verbieden en tot het goede aansporen. Hij zegt (Nederlandstalige interpretatie): “En de gelovige mannen en de gelovige vrouwen zijn elkaars awliyaa-e (helpers, verdedigers, vrienden) (#1), zij bevelen al-ma’roef aan (het goede) aan en verbieden al-moenkar (het verwerpelijke) (#2)…” [Soerat at-Tawbah (9), aayah 71.]
<<< (#1) Er is overgeleverd in de authentieke verzameling van al-Boekhaarie dat de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) heeft gezegd (Nederlandstalige interpretatie): “Een gelovige jegens een gelovige is als de bakstenen van een muur, elkaar versterkend.” Terwijl (hij dit zei) greep de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) zijn handen door zijn vingers ineen te strengelen. (Verhaald door Aboe Moesaa – moge Allah tevreden zijn met hem.)>>>
<<< (#2) Al-Moenkar: hetgeen door het intellect of door de islamitische wetgeving als verwerpelijk wordt betiteld, zoals het liegen, verraad, het niet nakomen van beloften, verbreken van overeenkomsten – het afkeurenswaardige, slechte, verwerpelijke: koefr (ongeloof), shirk (polytheïsme) en alles wat de Islaam verbiedt. Al-Ma’roef: hetgeen door het intellect of door de islamitische wetgeving als goed en deugdzaam wordt betiteld, zoals het strijden, het uitgeven op de weg van Allah – het goede, deugdzame, d.w.z. het islamitische monotheïsme en alles wat de Islaam opdraagt om te doen.>>>
“En laat er van jullie een gemeenschap (groep) zijn die uitnodigt tot het goede en die al-ma’roef (het deugdzame) beveelt en die al-moenkar (het verwerpelijke) verbiedt. En zij zijn de succesvollen.” [Soerat Aal ‘Imraan (3), aayah 104.]
Het doel van deze aayah is dat er een deel van deze moslimgemeenschap dient te zijn die deze taak volbrengt, ook al is het een verplichting voor elk lid van deze oemmah (d.w.z. elke moslim), ieder volgens zijn vermogen.
“Jullie (#3) zijn de beste gemeenschap die ooit voor de mensen is voortgebracht; jullie bevelen al-ma’roef (het goede) en verbieden al-moenkar (het verwerpelijke)…” [Soerat Aal ‘Imraan (3), aayah 110.]
<<< (#3) D.w.z. de ware gelovigen in het islamitische monotheïsme en de ware volgelingen van de profeet Moh’ammed (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem).>>>
Er zijn vele verzen waarin gesproken wordt over het aanbevelen van het goede en het verbieden van het kwade – dit vanwege het belang van deze zaak en vanwege de grote behoefte die op dit gebied bestaat.
Volgens een sah’ieh’ h’adieth zei de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) (Nederlandstalige interpretatie): “Degene van jullie die een slechte daad ziet, laat hem dit veranderen met zijn hand (door actie te ondernemen); als hij hiertoe niet in staat is, dan met zijn tong (door er iets van te zeggen); en als hij hiertoe niet in staat is, dan met zijn hart (door het op zijn minst te haten en ervan overtuigd zijn dat het verkeerd is) en dat is het zwakste van het geloof.” (Overgeleverd door Moeslim in zijn Sah’ieh’.) [In een andere overlevering zei de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) (Nederlandstalige interpretatie): “Er is geen geloof daarna (d.w.z. als men het niet eens kan veranderen met zijn hart door er een afkeer van te hebben), niet eens het gewicht van een mosterdzaadje.”]
Het ingrijpen met de hand met betrekking tot slechte daden zou gedaan moeten worden door degenen die hiertoe in staat zijn, zoals personen die autoriteit hebben, zoals instellingen, heersers en rechters die verantwoordelijk zijn voor dergelijke handelingen in de gebieden die hun toegewezen zijn. Tot slot dient de man dit te doen in zijn eigen huishouden, bij zijn kinderen en andere huisgenoten.
Indien deze personen hier echter niet toe in staat zijn, of wanneer het ingrijpen zou leiden tot fitnah (rampspoed) en conflicten, waardoor het meer schade aan zou richten dan goed, zou hij beter met zijn tong kunnen ingrijpen, door zich erover uit te spreken.
Dat volstaat in een geval waarbij het handmatig veranderen leidt tot meer kwaad dan hetgeen men wenst te veranderen. Dit is wat vermeldt is door de geleerden.
In het geval van het ingrijpen middels het gebruik van de tong, het volstaat om te zeggen: “O mijn broeder! Vrees Allah, dit is niet toegestaan, je moet hiermee ophouden, je moet zus-en-zo doen.” Andere woorden die op gepaste wijze gebracht worden zijn uiteraard ook mogelijk.
Als laatste middel ter interventie komt het hart; met andere woorden, een afkeer hebben in het hart tegen het kwaad, en het niet zitten met degenen die dit kwaad verrichten. Dit valt allemaal onder het mom van verandering aanbrengen door middel van het hart.
En Allah is de bron van kracht.
Bron: de fataawaa van sheikh ‘Abdoel-‘Aziez ibn Baaz, Madjallat al-Boeh’oeth al-Islaamiyyah, 36/121-122.
Relevante artikelen:
Da’wah (diverse artikelen)