Volg de geleerden, niet je eigen begeerten of emoties!
Door sheikh Muhammad al-Hamood (al-Furqaan Magazine – nr. 61, p. 44-46).
Vertaald door Aboe Dardaa-e.
“Alle lof is voor Allah, Die in elke eeuw en elk tijdperk een groep doet opstaan van de mensen van kennis, die de dwalenden naar leiding roepen en geduldig slecht gedrag en kwaad verdragen. Met het Boek van Allah geven zij leven aan de doden, en met het Licht van Allah geven zij zicht aan de blinden. Hoeveel personen hebben zij doen herleven, die waren gedood door Iblies (satan)!? Hoeveel mensen hebben zij geleid, die op een dwaalspoor waren!? Hoe mooi is hun effect geweest op de mensen en hoe gemeen zijn mensen tegen hen geweest!?
Zij verbannen de veranderingen van degenen die buiten de grenzen gaan, de valse beweringen van de leugenaars en de valse interpretaties van de onwetenden jegens het Boek van Allah – degenen die de vaandel van innovatie [bid’ah (#1)] omhoog houden en die fitnah (beproeving en tweedracht) ontketenen, diegenen die het niet eens zijn over het Boek, het Boek bestrijden en overeenstemmen om zich tegen het Boek te verzetten; degenen die zonder kennis spreken over Allah en Zijn Boek en diegenen die twisten over wat niet eenduidig is in het Boek en de onwetende misleiden met zulke dubbelzinnigheden (#2). We zoeken toevlucht bij Allah tegen de fitan (meervoud van fitnah, wat hier betekent: beproevingen) en tweedracht van de verdwaalden.” (Ar-Radd ‘ala l-Djahmiyyah wa z-Zanaadiqah, p. 2, van imaam Ah’mad ibn H’anbal.)
<<< (#1) Zie het artikel Het verbod op innovaties (bid’ah).>>>
<<< (#2) Allah de Verhevene zegt (Nederlandstalige interpretatie): “Hij is Degene Die tot jou (O Moh’ammed) het Boek (de Qor-aan) neergezonden heeft. Een deel ervan zijn verzen die moeh’kamaat [precies, eenduidig (#A)] zijn, zij vormen de basis van het Boek, en anderen zijn moetashaabihaat [niet eenduidig (#B)]. Wat betreft degenen die in hun harten een afwijking (van de waarheid) hebben (d.w.z. misleid zijn), zij volgen dan wat niet eenduidig ervan is (de moetashaabihaat), al-fitnah (misleiding) wensend (#C) en zijn interpretatie wensend (d.w.z. het veranderen zodat het in overeenstemming is met hun begeerten)…” [Soerat Aal ‘Imraan (3), aayah 7.]
(#A) De moeh’kamaat verzen vormen de basis van de Qor-aan en hier dient naar verwezen te worden voor uitleg. De moeh’kamaat zijn duidelijke, door iedereen te begrijpen verzen die de afgeschafte regelgevingen, de toegestane en verboden zaken, wetten en grenzen uitleggen waarin geloofd en die toegepast moeten worden. Ze kunnen niet veranderd of op meerdere manieren uitgelegd worden.
(#B) De moetashaabihaat verzen zijn mogelijk voor meer uitleg vatbaar en omvatten de afgeschafte verzen waar we in dienen te geloven maar niet dienen toe te passen, gelijkenissen, eden. Moh’ammad ibn Ish’aaq ibn Yasar zei: “Zij kunnen (maar dienen niet) veranderd worden, en dit is een test van Allah de Verhevene voor de dienaren, net zoals Hij ze test met de toegestane en verboden zaken. Dus deze verzen dienen niet veranderd te worden om een onjuiste betekenis aan te duiden of om de waarheid te verdraaien (volgens de begeerte).”
Dus degenen die verwijzen naar de moeh’kamaat verzen om de moetashaabihaat verzen te begrijpen, hebben de correcte leiding verworven.
(#C) D.w.z. dat zij hun volgelingen proberen te misleiden door te doen alsof zij hun innovatie bewijzen door zich te verlaten op de Qor-aan – de moetashaabihaat daarvan – maar dit is bewijs tegen en niet voor hen.>>>
En ik getuig dat niemand het recht heeft om aanbeden te worden behalve Allah, de Enige, zonder deelgenoten, en dat Moh’ammed Zijn betrouwbare dienaar en boodschapper is (moge Allah hem verheffen en Zijn zegeningen van vrede laten neerdalen op hem, zijn familie en zijn metgezellen). Voorts:
Het verbod om haastig of ongeduldig te zijn met het verspreiden van informatie
Tot de ware aard van fitnah (beproeving en tweedracht) behoort dat kwesties verwarrend worden, fouten toenemen en gedachten beginnen af te dwalen. Bescherming en veiligheid hiertegen (in dergelijke tijden) ligt in de djamaa’ah (gemeenschap), met aan de top de geleerden (‘oelamaa-e). Het is dus verplicht voor de mensen, degenen die leiden en degenen die geleid worden, om zich te houden aan de uitspraken van de betrouwbare geleerden en hiernaar te handelen. Dit aangezien de algemene menigte in de ban gehouden wordt door kwesties van fitnah, waarbij ze beginnen met het uitdrukken van hun eigen meningen (vaak gebaseerd op emoties en begeerten), wat enkel leidt naar een toename in fitnah en verdeling van de oemmah. Dus de omoeroe l-‘aammah (zaken met betrekking tot algemeen voordeel en welzijn) – van de kwesties gerelateerd aan vrede, veiligheid en angst – zouden terug verwezen moeten worden naar degenen die degelijke kennis en begrip bezitten, zoals Allah de Verhevene zegt (Nederlandstalige interpretatie): “En wanneer een zaak (nieuws) betreffende (openbare) veiligheid of vrees tot hen komt, maken zij het bekend (onder de mensen, zonder het te verifiëren). En als zij het maar hadden voorgelegd aan de boodschapper en aan degenen met gezag onder hen, dan zouden degenen die het interpreteren (die wijs en onderzoeksbekwaam zijn) onder hen het zeker begrepen hebben. (#3) En zonder de gunsten van Allah en Zijn goedgunstigheid voor jullie, zouden jullie de satan (de duivel) gevolgd hebben, behalve weinigen.” [Soerat an-Nisaa-e (4), aayah 83.]
<<< (#3) Deze aayah verwijst naar correct onderzoek, of het bepalen van zaken en hun juiste bronnen. Imaam Moeslim leverde over dat Aboe Hoerayrah (moge Allah tevreden zijn met hem) zei dat de profeet (Allah zegeningen en vrede zijn met hem) gezegd heeft (Nederlandstalige interpretatie): “Het doorvertellen van alles wat men hoort is voldoende om een persoon een leugenaar te maken.” We dienen eerst na te gaan of iets waar is en geen valsheid, roddel of laster is.>>>
Al-Imaam ‘Abdoer-Rah’maan as-Sa’die (overleden 1376 H.) (moge Allah hem genadig zijn) zei: “Dit is de disciplinaire waarschuwing van Allah naar Zijn dienaren toe, met betrekking tot hun ongepaste handelingen. En het is onontbeerlijk voor hen dat wanneer er enig nieuws tot hen komt betreffende belangrijke kwesties – zoals dergelijke kwesties verbonden aan het algemene welzijn en de veiligheid van de gelovigen, of datgene dat gerelateerd is aan een breuk van veiligheid, of de angst dat een ramp hen overkomt – dat zij eerst dergelijk nieuws toetsen en niet haastig zijn in het verspreiden daarvan.
Zij zouden dergelijke kwesties juist moeten terugverwijzen naar de boodschapper (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) en naar de mensen met gezag; degenen die kennis, begrip, degelijk advies, verstand, ouderdom en kalmte bezitten; degenen die de zaken begrijpen en kennis hebben van de verwante voor- en nadelen.
Als zij zien dat in het oproepen ervan een voordeel is en een reden voor geluk voor de gelovigen en een middel voor bescherming tegen hun vijanden, dan zouden zij dit moeten doen. Dit is waarom Allah de Verhevene zegt (Nederlandstalige interpretatie): “…dan zouden degenen die het interpreteren (die wijs en onderzoeksbekwaam zijn) onder hen het zeker begrepen hebben…” Betekenis: dat zij het zouden beoordelen met hun volle verstand en hun standvastige, juiste kennis. Hierin zien wij dus een bewijs voor een belangrijk principe: als er een behoefte ontstaat om een bepaalde kwestie te onderzoeken, dan is het verplicht om dit over te laten aan degenen die er bevoegd voor zijn en niemand zou hen hierin mogen voorgaan – en dit is het dichtst bij het juiste en het meest veilige tegen dwaling. Dit bevat ook een verbod voor het haastig en ongeduldig zijn in het verspreiden van het nieuws zodra ze dit horen. Ook bevat het een gebod om na te denken en woorden te overwegen voordat deze uitgesproken worden. Kortom, een persoon onderzoekt eerst om te zien of er een voordeel zit in het verspreiden van het nieuws. Zo ja, dan waagt hij het erop, zo niet, dan onthoudt hij zich hiervan.” [Taysieroe l-Kariemoe r-Rah’maan (2/54-55) en ook Qawaa’id fie Ta’aamoel ma’a l-‘Oelamaa-e (p. 121).]
<<<Dit geldt ook voor het doorsturen van e-mails of berichten op sociale media. Vaak worden er ogenschijnlijke leuke en informatieve e-mails of berichten verstuurd en doorgestuurd, terwijl zij foutieve of misleidende informatie bevatten. Men dient niet zo maar alles klakkeloos door te sturen, maar kritisch naar de teksten te kijken voordat men iets doorstuurt.>>> (Klik op onderstaande afbeelding om het vergroot weer te geven. Gebruik de afbeelding voor da’wah.)
De geleerden en de zaken van de oemmah
In de kwesties van fitnah en andere uitvoerige kwesties verbonden aan zaken van het algemene welzijn van de oemmah – zoals dergelijke zaken met betrekking tot siyaasatoe s-shar’iyyah (staatkunde van de sharie’ah) en wijdverspreide kwaden en vergelijkbare kwesties – hebben mensen behoefte aan degelijke kennis en begrip voor de maslah’ah en mafsadah (verwante voor- en nadelen). Aangezien deze kwesties, in de meeste gevallen, de oorzaak voor het ontstaan van fitnah zijn en niet hetzelfde zijn als de kwesties met betrekking tot reiniging, gebed, h’adj en vergelijkbare kwesties – waarbij het mogelijk is om voor een jonge student van kennis, of in sommige gevallen zelfs voor de leek, om hierover te spreken en de ene uitspraak te verkiezen boven een andere. Dit komt doordat “het begrijpen van de doeleinden van de sharie’ah (islamitische wetgeving) niet mogelijk is, behalve door het grondig bestuderen van de teksten en het bestuderen van de gedetailleerde werken over de sharie’ah, aangezien fiqhoe l-maqaasid (de wetenschap van het begrijpen van de doeleinden van de sharie’ah) met recht een grote en machtige wetenschap is, die niet zomaar bedreven kan worden door iedereen.
Deze kennis van de fiqh (de islamitische jurisprudentie, wetgeving) kan alleen verkregen worden door iemand die een hoog niveau van kennis heeft bereikt, de toestand van de zaken heeft onderzocht en er goed mee bekend is en die de verschillende mogelijke uitkomsten heeft bekeken die zich voor kunnen doen. Het afwegen tussen de voor- en nadelen is afhankelijk van het begrijpen van de sharie’ah en haar doeleinden en het hebben van begrip van de toestand van de zaken en de verscheidene graden van voor- en nadelen. Kortom, niets van dit alles is mogelijk, behalve voor de geleerden.” [Qawaa’id fie t-Ta’aamoel ma’a l-‘Oelamaa-e (p. 119) van sheikh ‘Abdoe r-Rah’maan al-Loewayh’iq.]
Imaam an-Nawawie (overleden 676 H.) (moge Allah hem genadig zijn) zei: “Degene die het goede beveelt en het kwade verbiedt, moet goed ingelicht zijn over wat bevolen of verboden wordt. En het niveau van kennis dat hiervoor vereist is, zal variëren in overeenstemming met wat wordt bevolen of verboden. Dat wil zeggen, als het een kwestie is aangaande heldere verplichtingen en welbekende verboden – zoals het gebed, vasten, overspel of het drinken van bedwelmende middelen – dan is elke moslim een geleerde met betrekking tot dergelijke kwesties (indien hij of zij de kennis hierover heeft uiteraard). Echter, als de kwestie gaat over gedetailleerde zaken of om zaken verbonden aan idjtihaad (persoonlijke juridische beredenering – de wetenschap van het afleiden van regels uit de openbaring), dan kan de gemiddelde moslim hier niet op ingaan, noch is het aan hen om te bevelen of verbieden. Dit is slechts voor de geleerden weggelegd.” [Sharh’ Sah’ieh’ Moeslim (2/23).]
De onderwerpen die wij hebben genoemd: dat wil zeggen dat wat verbonden is aan de zaken van algemeen voordeel en belang van de oemmah; zoals dergelijke zaken verbonden aan de staatkunde van de sharie’ah, het wegen van handelingen, het corrigeren van wijdverspreid kwaad, tekfier (moslims tot ongelovigen verklaren – zie het artikel Het gevaar van het ongelovig verklaren van individuen) en het in opstand komen tegen de leiders, zijn de belangrijkste onderwerpen die de islamitische bewustwording de laatste tijd heeft geraakt en waarover genoeg discussie, dispuut en bewijsvoering is tussen die moslimjongeren, die ijverig zijn in het vasthouden aan de religie en vurig het goede wensen. Deze onderwerpen zijn van zeer belangrijke aard en het afwijken van het juiste pad met betrekking tot deze zaken is uiterst gevaarlijk!
Gezien het bovenstaande wilde ik een aantal uitspraken verzamelen van onze huidige edele geleerden over dit onderwerp – moge Allah hen beschermen en voor hen zorgen en hen tot voordeel laten blijven voor de oemmah voor de rest van de tijd. Deze mensen zijn degenen die de geleerden van de religie zijn en de erfgenamen van de profeten (vrede zij met hen allen), degenen die zich hebben geconcentreerd op het begrijpen van het formuleren van stelregels, met betrekking tot het h’alaal (hetgeen dat is toegestaan) en het h’araam (hetgeen dat verboden is).
Shaykh al-Islaam Ibn Taymiyyah (overleden 728 H.) (moge Allah hem genadig zijn) zei: “En welke persoon dan ook in deze oemmah, die bekend staat voor het hebben van oprechtheid – waarvoor hij geprezen en aanbevolen wordt door de meerderheid van verscheidene groepen van deze oemmah – dan zijn deze personen de leiders van de leiding en de bakens in de duisternis.” [Madjmoe’oe l-Fataawaa (11/43).]
Aldus zijn zij de rabbaanie geleerden (een rabbaanie geleerde is iemand die in het bezit is van diep begrip en die handelt in overeenstemming met zijn kennis en het aan anderen leert in overeenstemming met hun niveau. Verwijs naar Fat-h’oe l-Baarie (1/214) van al-H’aafidhz Ibn H’adjar), degenen die de mensen het Boek en de wijsheid leren en de mensen hiermee opvoeden. En zij zijn de mensen van diep begrip en wijsheid aan wie Allah de Verhevene ons bevolen heeft om te vragen, aldus de aayah (Nederlandstalige interpretatie): “…Dus vraag het aan de mensen met kennis, als jullie het niet weten.” [Soerat an-Nah’l (16), aayah 43.]
Dus het terugkeren naar hen, het rondom hen zijn en hen vragen stellen is de weg uit deze fitan – zoals we eerder hebben uitgelegd; vooral wanneer er een groot aantal verschillen zijn en een groot aantal mensen het niet met elkaar eens zijn en er vele verschillende wegen zijn in het vooruitzicht van de reiziger. (Klik op onderstaande afbeelding om het vergroot weer te geven. Gebruik de afbeelding voor da’wah.)
Vastklampen aan de djamaa’ah (gemeenschap)
De geleerden zijn de leiders van de djamaa’ah en wij hebben het bevel gekregen om ons aan hen vast te klampen; en wij zijn gewaarschuwd voor het afscheiden ervan – zoals beschreven in de h’adieth van ‘Abdoellaah ibn Mas’oed (moge Allah tevreden zijn met hem), die verhaalde dat de boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) gezegd heeft (Nederlandstalige interpretatie): “Het bloed van een moslim die getuigt dat niemand het recht heeft om aanbeden te worden behalve Allah en dat ik de boodschapper van Allah ben, is niet wettig, behalve in één van deze drie zaken: degene die overspel pleegt, een leven voor een leven, of degene die zijn religie verlaat en zich scheidt van de djamaa’ah.” [Overgeleverd door al-Boekhaarie (9/6) en Moeslim (3/1302).]
‘Oemar ibn al-Khattaab (moge Allah tevreden zijn met hem) verhaalde dat de boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) gezegd heeft (Nederlandstalige interpretatie): “Houd je vast aan de djamaa’ah en pas op voor opsplitsing! Want voorwaar, shaytaan (satan, de duivel) is met de individuele persoon, maar is verder weg van de twee mensen. En degene die het midden van het Paradijs verlangt, laat hem zich dan vasthouden aan de djamaa’ah. En degene die blij wordt door zijn goede daden en bedroefd wordt door zijn slechte daden, is een gelovige.” [Overgeleverd door Ah’mad (1/18) en at-Tirmidzie (nr. 2254); als sah’ieh’ (authentiek) geclassificeerd door al-Albaanie in Dhzilaaloe l-Djennah, nr. 87.]
Kortom, degene die zich vastklampt aan de djamaa’ah zal degene zijn die slaagt. Degene die zich afscheidt van de djamaa’ah en tevreden is met zijn eigen mening en kennis en het groot aantal mensen dat hem volgt: hij is degene die vernietigd is.
Al-Imaam Aboe Bakr al-Aadjoerrie (overleden 360 H.) zei, na het aanhalen van verscheidene aayaat (verzen) en ah’aadieth die gebieden tot het vastklampen aan de djamaa’ah: “Het teken voor degene waar Allah goedheid mee voor heeft, is dat hij dit pad doortrekt: zich vastklampen aan het Boek van Allah, aan de Soennah van de boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) en aan het pad van de metgezellen (moge Allah tevreden zijn met hen), alsook al degenen die hen gevolgd hebben in juistheid en goedheid; moge Allah hen genadig zijn. En ook dient hij zich vast te klampen aan hetgeen dat de geleerden van de moslims in verscheidene landen volgden, geleerden zoals al-Awzaa’ie (overleden 157 H.), Soefyan at-Thawrie (overleden 164 H.), Maalik ibn Anes (overleden 179 H.), as-Shaafi’ie (overleden 204 H.), Ah’mad ibn H’anbal (overleden 241 H.), al-Qaasim ibn Salaam (overleden 235 H.) en al degenen die op een pad waren soortgelijk aan dat van hen en die vermeden een pad te volgen dat de geleerden niet gevolgd hebben.” [As-Sharie’ah (nr.14) van al-imaam al-Aadjoerrie.]
Relevante artikelen:
De houding van de gelovige jegens moeilijkheden
Adviezen van geleerden in de tijd van beproevingen en chaos