Kennis over het zoeken naar kennis.
Geschreven door sheikh Salman b. Fahd al-Oadah.
Vertaald door Aboe Yoesoef ‘Abdoellaah.
[Dit artikel is opgenomen in het bundelboek Kennis – ‘ilm. Klik hier om dit e-boek (PDF-document – 1,26 mb) te lezen en te downloaden.]
De profeet (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) heeft gezegd (Nederlandstalige interpretatie): “Eenieder die een pad zoekt om kennis [over de dien (#1)] te vergaren, Allah maakt een pad naar al-Djennah gemakkelijk voor hem.” (Overgeleverd door Moeslim.)
<<< (#1) Dien wordt vaak vertaald als religie, maar in feite is het een manier van leven. Aldus is de relatie tussen religieuze en wereldse kennis dat zij elkaar aanvullen. Zie het artikel Islaam en het verwerven van wereldse kennis.>>>
De boodschapper van Allah (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) zei ook (Nederlandstalige interpretatie): “De eigenschap van de geleerde ten opzichte van een gelovige is vergelijkbaar met de eigenschap van de maan wanneer hij vol is ten opzichte van de sterren. En waarlijk, de geleerden zijn de erfgenamen van de profeten. Waarlijk, de profeten lieten geen dirhams en dinars (d.w.z. geld) achter, maar zij lieten kennis achter. Dus eenieder die het neemt, neemt het als een overvloedig deel.” (Authentiek, overgeleverd door Aboe Daawoed, at-Tirmidzie en Ibn Maadjah.)
Na de inleiding volgen de volgende hoofdstukken:
- Het zoeken van kennis omwille van kennis
- Omgang met andere mensen
1.) Omgang met ouders.
2.) Omgang met klasgenoten, collega’s en buren.
3.) Omgang met je echtgenote. - Het bestuderen van bijzonderheden vóór grondbeginsels
- Het oppervlakkig benaderen van de heilige teksten
1.) Het nemen van een te letterlijke benadering van de teksten.
2.) Het haasten in het trekken van conclusies van de teksten.
3.) Een blik op de dhzaahirie (literalistische) wetschool. - Het verlangen naar nieuwigheden
- Voorkeur voor de meningen van een bepaalde geleerde
- Ontsierende manieren ten opzichte van aanbevolen handelingen
1.) Het praktiseren van een vermoedelijk aanbevolen handeling voordat de geldigheid ervan bevestigd is.
2.) Wild enthousiast worden in het praktiseren van een daad bevestigd door de Soennah.
3.) Falen om de voordelen en nadelen van iets tegen elkaar af te wegen.
4.) Het veroordelen van anderen die zich niet zo bezig houden met aanbevolen daden. - Enkele manieren om ons te beschermen tegen deze valkuilen
- Epiloog
Inleiding
Alle lof is voor Allah; we prijzen Hem, zoeken Zijn vergeving en keren berouwvol tot Hem. We zoeken toevlucht bij Hem tegen de slechtheden van onze zielen en de slechtheden van onze daden. Wie Hij leidt, kan niet misleid worden; en wie Hij misleidt, kan niet geleid worden. Ik getuig dat er geen god is behalve Allah alleen, zonder deelgenoot, en ik getuig dat Moh’ammed Zijn dienaar en boodschapper is.
Een van de meest opwindende aspecten van de huidige islamitische bewustwording is het grote aantal van onze jeugdigen die islamitische kennis (Arabisch: ‘ilm) zoeken. Door dit te doen zorgen zij er voor dat deze bewustwording stevig gebaseerd is op een correct begrip van de Islam (Arabisch: Islaam) en dat het onderscheiden zal blijven door rechte leiding.
Het is de plicht van de geleerden (Arabisch: ‘oelamaa-e) om deze studenten (Arabisch: toellaab of talabah) te omarmen, hen te onderwijzen, hen te leiden en te eren. De studenten van vandaag zullen de geleerden en leiders van morgen zijn.
Een van de eerste dingen die een student van religieuze kennis (Arabisch: taalib ‘ilm) dient te weten is hoe hij deze taak dient aan te pakken. Hem dient duidelijk de correcte manier getoond te worden om islamitische kennis te verwerven en hoe hij de valkuilen kan mijden die op zijn pad liggen.
Het onachtzaam zijn jegens deze valkuilen kan leiden tot ongunstige situaties die zeer moeilijk te verhelpen zijn. Deze situaties kunnen de student onmiddellijk van het pad van kennis wegleiden naar allerlei vormen van afwijkingen.
Het zoeken naar kennis is een passie die kan leiden naar gehaastheid. Er is een neiging onder de studenten om, bij wijze van spreke, vruchten te plukken voordat ze rijp zijn. Dit is waarom ik het als mijn plicht zie tegenover de volgende generatie van veelbelovende studenten om hen te attenderen op de verschillende fouten en vormen van afwijking waar nieuwe studenten toe geneigd zijn. Ik spreek uit persoonlijke ervaring tijdens mijn eigen zoektocht naar kennis en met behulp van de ervaringen van mijn collega’s. Ik zal waargebeurde voorbeelden aanhalen uit de wereld waar we tegenwoordig in leven.
Het kan niet onopgemerkt blijven dat de tijden veranderen. Elke generatie heeft zijn eigen problemen en omstandigheden. Daarom dienen we onderwerpen zoals deze keer op keer te behandelen om in frisse inzichten te voorzien. Dit is wellicht de reden waarom geleerden van elk tijdperk over dit onderwerp geschreven hebben, vanaf de tijd van Ibn ‘Abd al-Barr en al-Khatieb al-Baghdaadie tot heden. Ieder van deze geleerden had te kampen met de problemen van zijn tijd. Hij diende een uniek stel obstakels en hindernissen onder ogen te zien en te bepalen hoe hen te overwinnen.
Ik hoop dat deze beknopte verhandeling de student zal helpen op zijn weg. Ik vraag Allah ons te leiden en onze aangelegenheden recht te maken. Ik bid dat Hij ons de waarheid laat herkennen en ons helpt het te volgen, en dat Hij ons de valsheid laat inzien en ons helpt het te mijden. En moge de vrede en zegeningen van Allah zijn met onze profeet Moh’ammed en zijn familie en metgezellen.
(Lees verder onder de afbeelding.)
Het zoeken van kennis omwille van kennis
Soms kan een student zeggen: “Ik zoek kennis omwille van kennis,” suggererend dat hij niet op zoek is naar een diploma of academische titel of iets dergelijks. Maar wat hij doet is ook incorrect.
Een van de valkuilen waar een student in kan vallen is het zoeken van kennis louter omwille van kennis. Kennis is een verlangen zoals elk ander menselijk verlangen. Het kan gezocht worden louter voor het plezier om het te verwerven en niet omwille van Allah de Verhevene. Mensen houden van het ontdekken van nieuwe dingen. Het is een natuurlijke menselijke neiging. Wanneer iemand zich lang inspant om ergens achter te komen en dan het antwoord weet te achterhalen, kan het behoorlijk opbeurend en stimulerend zijn. Dit moedigt hem aan om verder te studeren.
De Islaam nodigt ons echter niet uit om islamitische kennis louter omwille van kennis te zoeken, maar om het in praktijk te brengen. De geleerden uit het verleden waren gewoon te zeggen: “Kennis roept ons op tot daden. Of het wordt beantwoord met daden, of het gaat weg.” (Klik op onderstaande afbeeldingen om ze vergroot weer te geven. Gebruik de afbeeldingen voor da’wah.)
Allah ‘Azza wa Djel (de Almachtige en Majesteitelijke) omschrijft de mensen met kennis op de volgende manier (Nederlandstalige interpretatie): “…Waarlijk, degenen aan wie daarvoor de kennis is gegeven (#2) werpen zich knielend neer op hun kinnen [gezichten (#3)] wanneer deze (Qor-aan) aan hen wordt gereciteerd (omdat zij de waarheid herkennen). En zij zeggen: ‘Glorieus is onze Heer! Waarlijk, de belofte van onze Heer wordt zeker vervuld.’ (#4) En zij werpen zich huilend neer op hun gezichten en het vermeerdert hun khoeshoe’ (nederigheid, onderdanigheid, ontzag).” [Soerat al-Israa-e (17), aayah 107-109.]
<<< (#2) Noot uwkeuze.net: rechtschapen joden en christenen zoals Zayd ibn ‘Amroe ibn Noefayl, Waraqah ibn Nawfal, ‘Abdoellaah ibn Salaam en Salmaan al-Faarisie (die later de Islaam aanvaardden). Zie o.a. De Bijbel leidde me naar de Islaam van ‘Abdoel-Maalik LeBlanc.>>>
<<< (#3) Noot uwkeuze.net: in de Arabische taal wordt soms een onderdeel van een geheel genoemd, terwijl men het geheel bedoelt. Vooral de Koran (Arabisch: al-Qor-aan) doet dit op een uitstekende wijze om de Arabieren in die tijd te verslaan op het gebied van balaaghah (eloquent taalgebruik), als teken van de goddelijke aard van de Qor-aan.>>>
<<< (#4) Noot uwkeuze.net: de rechtschapen mensen onder de mensen van het Boek (joden en christenen) die zich vasthouden aan hun Boeken en deze waarderen zonder ze te vervormen of te vervalsen. (Tefsier Ibn Kethier.)>>>
Hier zien we hoe kennis hun nederigheid laat toenemen en hen laat neerknielen voor Allah Soebh’aanahoe wa Ta’aalaa.
Allah de Verhevene zegt (Nederlandstalige interpretatie): “…Waarlijk, het zijn slechts Zijn dienaren met kennis die Allah vrezen (#5)…” [Soerat Faatir (35), aayah 28.]
<<< (#5) Noot uwkeuze.net: hoe meer men weet over Allah de Almachtige, Alwijze en Alwetende – Die beschikt over de perfecte en vlekkeloze Eigenschappen, zonder enige tekortkoming of zwakte – des te meer zij Hem zullen vrezen. Sa’ied ibn Djoebayr zei: “Angst is dat wat staat tussen jou en het ongehoorzaam zijn van Allah, moge Hij verheerlijkt worden.” Het kennen van God – Allah – zorgt ervoor dat een persoon van Hem houdt en Hem vreest en zijn vertrouwen in Hem stelt en zijn daden oprecht voor Hem verricht. Dit is de essentie van het menselijke geluk. Daarentegen zal een gebrek aan kennis over Allah ervoor zorgen dat men Allah niet volgens Zijn juiste waarde inschat en Hem dus gemakkelijker ontkent of ongehoorzaam is. Zie o.a. de artikelen Allaahoe Akbar en Hoe ziet God er uit?>>>
Met dit vers als hun bewijs, meenden sommige mensen met kennis dat de geleerden de “beste der schepping” zijn waar in de Uitspraak van Allah naar verwezen wordt (Nederlandstalige interpretatie): “Waarlijk, degenen die geloven en rechtschapen daden verrichten, zij zijn de beste der schepping. Hun beloning is bij hun Heer; Tuinen van eeuwigheid waar de rivieren (met verschillende dranken) onder door stromen (in het Paradijs), zij zijn daarin onsterfelijk, eeuwig (zullen zij er genieten). Allah is tevreden over hen en zij zijn tevreden over Hem. Dat is voor wie zijn Heer vreest.” [Soerat al-Bayyinah (98), aayah 7-8.]
Zij bepleiten dat aangezien “degenen die hun heer vrezen” de “beste der schepping” zijn, en aangezien de geleerden (mensen met kennis) de enige mensen zijn die Allah Soebh’aanahoe wa Ta’aalaa (Glorieus en Verheven is Hij) waarlijk vrezen, dat dan daaruit voortvloeit dat de geleerden de beste der schepping zijn. Hoe kan het ook anders, omdat de Soennah de geleerden verklaart als de erfgenamen van de profeten? Dit betekent dat geleerden de beste mensen zijn na de profeten, mits zij ware geleerden zijn. Mensen zijn tegenwoordig verward geraakt over de betekenis van het woord “geleerde” in deze context. Sommigen veronderstellen dat het verwijst naar iemand met gespecialiseerde kennis op een of ander gebied, zoals geneeskunde, techniek of scheikunde. De ware geleerde in de context van onze discussie is een persoon die kennis heeft over Allah de Verhevene, Zijn religie en Zijn wet. Kennis, in een abstracte en theoretische zin, is echter niet genoeg. Het dient ook het hart te beïnvloeden.
Onze vrome voorgangers [as-selef as-saalih’ (#6)] erkenden niet iedereen als een geleerde louter omdat hij veel kennis vergaard had. Zijn kennis moest weerspiegeld worden in zijn gedrag. Hij moest nederig zijn, ascetisch en gereserveerd. Sommige van de vrome voorgangers zeiden: “De geleerde is degene die Allah zo veel vreest dat het zijn karakter, gedrag en zijn kennis beïnvloed.” (Zie het artikel De belangrijkheid van akhlaaq – goed gedrag.)
<<< (#6) Noot uwkeuze.net: de selef zijn de eerste drie generaties van de moslimgemeenschap, dus de sah’aabah [de metgezellen (moge Allah tevreden zijn met hen) van de profeet (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem)], hun volgelingen (de taabi’ien) en de leerlingen daarvan.>>>
Omgang met andere mensen
Soms zie je een student van religieuze kennis die geruime tijd doorbrengt in het gezelschap van geleerden, respectvol en aandachtig luisterend naar die geleerden. Maar als je hem zou zien hoe hij zich thuis gedraagt tegenover zijn ouders, zou je gechoqueerd raken. Hij is onvriendelijk en ongemanierd. Wanneer zijn ouders hem vragen om iets te doen voor hen, slaat hij met zijn hand op tafel en schreeuwt naar hen dat hij bezig is. Bezig met wat? Bezig met het lezen van islamitische boeken, zoekend naar kennis, zittend met geleerden en bezig met goede daden! Dit is allemaal goed en aardig, maar dient hij zich ook niet bezig te houden met het zorgen voor zijn ouders? Heeft Allah al-Wadoed (de Liefhebbende) ons niet bevolen om goed om te gaan met onze ouders – zelfs ongelovige ouders? Hij heeft ons opgedragen goed te zijn voor onze ouders, zelfs als zij ons oproepen onze religie te verlaten en afgoden te aanbidden. Allah de Verhevene zegt (Nederlandstalige interpretatie): “En als zij ernaar streven om jou deelgenoten toe te laten kennen aan Mij, waarover jij geen kennis hebt (#7), gehoorzaam hen dan niet, en vergezel hen beide met goedheid in deze wereld (#8)…” [Soerat Loeqmaan (31), aayah 15.]
<<< (#7) Noot uwkeuze.net: d.w.z. wat in strijd is met jouw kennis dat niets en niemand aandeel mag/kan hebben in de Eigenschappen of Rechten van Allah. (Naar The Message of the Qur’aan, Moh’ammed Asad.)>>>
<<< (#8) Noot uwkeuze.net: at-Tabaraanie leverde over in al-‘Ishrah dat Sa’d ibn Maalik (moge Allah tevreden zijn met hem) zei: “Deze aayah werd geopenbaard betreffende mij. Ik was een man die zijn moeder eerde. Maar toen ik moslim werd, zei ze: ‘O Sa’d! Wat is dit voor iets nieuws wat ik jou zie doen!? Verlaat deze religie van jou, of ik zal niet eten of drinken totdat ik sterf. En de mensen zullen zeggen: ‘Schaam je!,’ voor wat jij mij hebt aangedaan. En zij zullen zeggen dat jij jouw moeder gedood hebt.’ Ik zei: ‘Doe dat niet, O moeder! Want ik zal deze religie van mij voor niets opgeven.’ Zij at een dag en een nacht niet, en ze raakte uitgeput; vervolgens at ze wederom een dag en een nacht niet, en ze raakte volkomen uitgeput; vervolgens at ze wederom een dag en een nacht niet en haar uitputting werd erger. Toen ik dat zag, zei ik: ‘O mijn moeder! Bij Allah, ook al had u honderd levens en zij zouden een voor een weggaan, dan nog zou ik deze religie van mij voor niets opgeven. Dus als u wilt, eet, en als u wilt, eet niet.’ Dus at ze.” (Tefsier Ibn Kethier.)>>>
Dus hoeveel meer verdienen zij jouw respect als zij moslims zijn, zelfs zeer zondige moslims!? Hoe kan een kind beweren islamitische kennis te zoeken en dat hij gerekend wordt tot de vromen, terwijl hij zijn ouders ongehoorzaam is, hen onvriendelijk behandelt, of hen verlaat terwijl zij tranen in hun ogen hebben en hij zich niets van hen aantrekt?
Het is schokkend om een student te zien die blij wordt telkens wanneer hij een uitspraak van een geleerde hoort die de rechten van de ouders verminderd. Als hij hoort, bijvoorbeeld, dat het wegens bepaalde omstandigheden niet langer noodzakelijk is om aan de ouders toestemming te vragen om op djihaad te gaan in een bepaald land en dat het voor iedereen een verplichting is, wordt hij blij. Hij zal misschien deelnemen aan die djihaad, zijn ouders huilend achterlatend. Waarom? Omdat een geleerde besloot dat de toestemming van zijn ouders niet nodig is. Als hij van een andere geleerde hoort dat het gehoorzamen van zijn ouders verplicht is en hun toestemming een vereiste, negeert hij die uitspraak en komt met een stapel beschuldigingen tegen de integriteit van die geleerde. Waarom? Omdat hij het moeilijk vindt om zijn ouders te gehoorzamen. Aan de andere kant houdt hij van het idee om te reizen en om te gaan en staan waar hij wil.
Wanneer hij van huis is en weg van zijn ouders, is hij aardig en goed gemanierd. Hij is vrolijk en helpt zijn moslimbroeders en medestudenten. Zijn persoonlijkheid verandert echter abrupt wanneer hij thuis komt. Hij wordt onvriendelijk en bazig en verwacht dat iedereen in huis naar hem luistert en zijn meningen accepteert (de meningen van ‘meneer de student’). Als we kijken naar de positieve rol die deze jonge man thuis speelt, kunnen we die niet vinden.
Hij kan geen kennis verspreiden onder de leden van zijn gezin, noch kan hij hen waarschuwen tegen de bedervende invloeden die het huis binnendringen. Hij kan hen zelfs niet voorzien van boeken, dvd’s en magazines die hen voordeel kunnen brengen. Hij kan hen niet tot voordeel zijn wegens de slechte behandeling die hij hen geeft. Zij zullen niet naar hem luisteren vanwege zijn slechte gedrag en omdat hij de relatie die hij had met hen vernietigd heeft.
Soms probeert een dergelijke student zijn gedrag te rechtvaardigen door het voorbeeld te citeren van sommige metgezellen (moge Allah tevreden zijn met hen) die gedwongen werden tegen hun ouders in te gaan omwille van hun religie. Hij zal zeggen dat ‘Oebaydah ibn al-Djarraah (moge Allah tevreden zijn met hem) zijn vader doodde. Natuurlijk faalt hij het feit te noemen dat deze mensen ouders hadden die niet alleen ongelovigen waren, maar ook de moslims gewelddadig aanvielen in die tijd (zij waren actieve vijanden van de Islaam).
Deze zelfde student zal waarschijnlijk moslimouders hebben. Wellicht zijn zij zondige moslims. Zij kunnen zelfs goede moslims zijn, maar vanwege het karakter van deze jonge man, slechte opvoeding of jeugdig enthousiasme, behandelt hij hen niet goed. Zij nemen op hun beurt een negatieve houding aan jegens hem, waardoor hij nog slechter over hen gaat denken (het is een negatieve spiraal). Dit is inderdaad een ernstige valkuil. (Klik op onderstaande afbeeldingen om ze vergroot weer te geven. Gebruik de afbeeldingen voor da’wah.)
2.) Omgang met klasgenoten, collega’s en buren.
Soms faalt een student van kennis in zijn plicht om zijn klasgenoten en collega’s te steunen. Hij heeft totaal geen invloed op hen, noch op school als hij een student is, noch op zijn werk als hij een werknemer is. Hij is even ineffectief in de buurt waar hij woont. (Zie het artikel De voortreffelijke positie van buren in de Islam.) Maar als hij onder zijn medestudenten van religieuze kennis en andere religieuze jongeren is, wordt hij zeer actief. Hij faalt om het uitnodigen van anderen tot de Islaam zijn primaire doel te maken. Hij faalt ook zich te realiseren dat dit te allen tijde zijn belangrijkste bezigheid dient te zijn; of hij nu thuis is, op zijn werk of op de marktplaats. Door zich op zo’n manier te gedragen, gedraagt hij zich niet op de manier zoals een geleerde of student van religieuze kennis zich zou moeten gedragen. Hij zou mensen moeten uitnodigen tot Allah de Verhevene, opleggen wat goed is en verbieden wat slecht is.
‘Oemar ibn Abie Salamah (moge Allah tevreden zijn met hem) zei: “Ik was een jonge jongen in het huis van de boodschapper van Allah (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem). Mijn hand ging over het hele bord heen wanneer ik at, dus zei de boodschapper van Allah (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) tegen mij (Nederlandstalige interpretatie): ‘O jonge jongen! Noem de Naam van Allah, eet met jouw rechterhand en eet van wat voor je is.’” [Sah’ieh’ al-Boekhaarie (4957), Sah’ieh’ Moeslim (3767).]
Van dit incident leren we hoe de profeet (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) zich voortdurend bezighield met leiden en opvoeden, zelfs aan de eettafel.
Zijn metgezellen (moge Allah tevreden zijn met hen) waren hetzelfde, alsook de geleerden die na hen kwamen en hun voorbeeld volgden. Zij maakten gebruik van elke kans om de mensen iets goeds te leren en om hen uit te nodigen naar de weg van Allah Soebh’aanahoe wa Ta’aalaa (Glorieus en Verheven is Hij). Zij veroverden de harten van mensen met hun goede gedrag en respectvolle behandeling, waarna zij de mensen van leiding voorzagen.
Een poëet zei eens: “Wees goed jegens de mensen en je zult hun harten onderwerpen. Hoe vaak onderwerpt goedheid een persoon!”
Wij willen de harten van mensen niet onderwerpen. Hun harten dienen onderworpen te zijn aan Allah alleen. Wat wij willen, echter, is dat islamitische werkers en studenten van kennis weten hoe zij de harten van mensen kunnen raken met vriendelijkheid en onberispelijk gedrag, zodat zij rechtschapenheid onder de mensen kunnen verspreiden en de kennis die zij bezitten kunnen delen. Religieuze kennis zorgt voor een plicht die de bezitter van kennis dient na te komen. Als hij faalt het na te komen, dan zal zijn kennis beroofd worden van zegeningen.
[Noot uwkeuze.net: geleerden worden gewaarschuwd om niet iets van hun kennis achter te houden. Aboe Hoerayrah (moge Allah tevreden zijn met hem) verhaalde dat de profeet (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) gezegd heeft (Nederlandstalige interpretatie): “Degene die iets gevraagd wordt wat hij weet maar hij verbergt het, zal op de Dag der Opstanding beteugeld worden met een teugel van vuur.” (Moesned al-Imaam Ah’med.)]
De meest nabije persoon na je ouders is je echtgenoot of echtgenote. Desondanks zien we maar al te vaak dat de vrouw van een student van kennis klaagt dat haar man haar niet baat met zijn kennis. Hij onderwijst haar nooit. Soms is ze zelfs onwetend over haar religie. Ze kan zich zelfs bezig houden met afwijkend gedrag, zoals het onfatsoenlijk kleden, geen h’idjaab dragen en luisteren naar muziek. (Zie het artikel Muziek en anashied – binnenkort op www.uwkeuze.net, in shaa-a Allaah.)
Sommige studenten gedragen zich niet goed tegenover hun vrouwen en wenden slechts hun gezag over hen aan. Zij bevelen hen, zeggen wat zij mogen en niet mogen, berispen hen en wijzen hen af (zonder uit te leggen waarom iets moet of niet mag). Zij kunnen zelfs hun vrouwen beschimpen en denken dat dit de manier is om hen te corrigeren!
Leest deze student van kennis ooit eens samen met zijn vrouw? Of informeert hij haar wat Allah de Verhevene en Zijn boodschapper (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) zeggen? Probeert hij haar hart te verzachten door haar te herinneren aan Allah ‘Azza wa Djel (de Almachtige en Majesteitelijke) en door mooie lieve woorden tegen haar te zeggen? Onderwijst hij haar wat toegestaan is en wat verboden is in de Islaam? Behandelt hij haar goed? We moeten spijtig genoeg toegeven dat vele studenten falen deze dingen te doen.
De profeet (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) heeft gezegd (Nederlandstalige interpretatie): “Vele vrouwen zijn tot mijn huis gekomen, klagend over hun mannen. Deze mannen zijn niet de beste onder jullie.” [Soenan Abie Daawoed (2146), Soenan ad-Daarimie (2122).]
Hoe kunnen zij de beste mannen zijn terwijl de profeet (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) gezegd heeft (Nederlandstalige interpretatie): “De beste onder jullie is degene die het beste is jegens zijn familie, en ik ben de beste van jullie jegens zijn familie.” [Soenan at-Tirmidzie (3790), Soenan Ibn Maadjah (1967).]
Hoe is het dan mogelijk dat een student van religieuze kennis zo goed is als hij onder zijn vrienden en medestudenten is, maar zo onvriendelijk en verbitterd wanneer hij bij zijn ouders, broers en zussen en zijn vrouw is? Dit is een vorm van inconsistentie die noch verdedigbaar noch toelaatbaar is. (Zie o.a. het artikel Op de tandem – over het huwelijk.) (Klik op onderstaande afbeeldingen om ze vergroot weer te geven. Gebruik de afbeeldingen voor da’wah.)
Het bestuderen van bijzonderheden vóór grondbeginsels
Sommige studenten houden zich bezig met secundaire zaken voordat zij stevig gegrondvest zijn in de essentiële grondbeginsels. Zij focussen zich op de minst belangrijke dingen terwijl zij de belangrijke kwesties negeren. Vele studenten doen dit uit liefde voor het debat en hun verlangen om met anderen van gedachten te wisselen. Er zijn altijd bepaalde onderwerpen waarover studenten uren en uren kunnen discussiëren met elkaar. Enkele voorbeelden:
– Dien je na het omhoog komen uit de roekoe’-positie in het gebed je handen te plaatsen op je borstkas of dien je ze te laten hangen naast je lichaam?
– Dien je tijdens het gebed een moment te blijven zitten na de tweede soedjoed en voordat je weer gaat staan of niet?
– Dien je jouw vinger te bewegen tijdens het reciteren van de tashahhoed? Zo ja, hoe moet je jouw vinger dan bewegen? Hoe moet de hand geplaatst worden? Evenzo, moet je jouw vinger bewegen tussen de twee neerknielingen?
Dit zijn slechts enkele voorbeelden van vragen waar studenten uren over kunnen discussiëren. Op datzelfde moment zie je dat zij onwetend zijn over fundamentele geloofsprincipes en veelomvattende fiqh-kwesties en deze negeren. Zij nemen niet de moeite om te lezen over deze belangrijke zaken, omdat hun medestudenten zulke zaken niet bespreken.
[Noot uwkeuze.net: zo kiezen velen bij het kopen van een islamitisch boek helaas voor een boek over de uitleg van dromen, bijvoorbeeld, in plaats van een boek over de uitleg van de juiste ‘aqiedah (geloofsleer). Maar kennis over dromen is niet essentieel om het Paradijs te mogen binnengaan, terwijl een correct begrip aangaande de ‘aqiedah wel van wezenlijk belang is.
Ik wil meteen van de kans gebruik maken om de volgende twee boeken aan te bevelen vanwege hun belangrijkheid, namelijk:
– Het Monotheïsme Boek, geschreven door sheikh dr. Saalih’ ibn Fawzaan ibn ‘Abdiellaah al-Fawzaan, vertaald door Abou Sayfoullah al-Maghriebie.
– Uitleg Van De Drie Fundamentele Grondbeginselen en de Uitleg Van De Vier Principes Betreffende Shirk, geschreven door sheikh Moh’ammed ibn ‘Abdoe l-Wahhaab, uitgelegd door sheikh Moh’ammed ibn Saalih’ al-‘Oethaymien en sheikh Saalih’ Aal s-Sheikh en sheikh ‘Abdoellaah ibn Djiebrien, bewerkt door Fahd ibn Naasir ibn Ibraahiem as-Soelaymaan en Aboe ‘Ammaar Yasir Qaadhie, vertaald door Aboe Yoesoef ‘Abdoellaah, Abou Sayfoullah al-Maghriebie en Aboe Dardaa-e.
Beide boeken zijn uitgegeven door Uitgeverij Momtazah en te bestellen via onze webshop. Zie ook de verhandeling Verplichte kennis voor elke moslim – de religieuze aspecten die elke moslim en moslimah behoren te weten. (Einde noot.)]
Wij behoren niet tot degenen die zeggen dat zulke secundaire zaken triviaal zijn en dat zij genegeerd moeten worden. Een dergelijke houding is ongetwijfeld verkeerd aangezien niets over onze religie onbeduidend is. Maar sommige zaken dienen behandeld te worden vóór anderen. Algemene principes komen voor kleine details. Dit is de correcte manier om kennis te zoeken. Een student dient ook bewust te zijn dat geleerden van mening kunnen verschillen aangaande secundaire zaken (en dat beide meningen correct kunnen zijn).
Als men een student van religieuze kennis zou vragen over geloofskwesties, kan men soms zien dat hun kennis verwarrend of gebrekkig is. Als men een dergelijke student zou vragen over de algemene grondregels van de islamitische wet, kan men zien dat hij minachtend is jegens hen. Het zal niet veel beter zijn met betrekking tot algemene gedragsnormen en zaken aangaande jurisprudentie. Maar men zal zien dat hij goed op de hoogte is betreffende secundaire vraagstukken waar hij zich op focust met uitsluiting van al het andere.
Het bovenstaande toont een student die verstoken is van wijsheid, want wijsheid zorgt er voor dat iemand alles op zijn juiste plek zet en zijn juiste waarde geeft. Het is overduidelijk onverstandig om een basisbepaling betreffende geloof (‘aqiedah) na te laten omdat men te druk bezig is met het bewerkstelligen van een soennah-handeling. Het is gelijkwaardig dom om met mensen te gaan discussiëren over kleinere kwesties terwijl men de fundamenten van het geloof verwaarloost. We dienen niet al onze tijd te spenderen om de mensen één enkele soennah te onderwijzen terwijl we de wijdverspreide morele verloedering die onze samenleving tegenwoordig teistert veronachtzamen.
We kunnen allemaal zien dat moslimsamenlevingen het doelwit zijn van een wrede oorlog die niet alleen probeert om secundaire zaken en soennah-handelingen te verwijderen. Deze aanval richt zich juist op de fundamenten van ons geloof. Vele van onze samenlevingen worden geleid door mensen met afwijkende ideeën: communisten, socialisten, secularisten democraten en anderen. Zij allen vallen de fundamenten van de Islaam aan, trachtend om de moslims te laten twijfelen over hun geloof. (Zie o.a. de artikelen Moet de islam gemoderniseerd worden? en De ideologische aanval.)
Onze samenlevingen worden vergelijkbaar geteisterd door ongodsdienstige, losbandige mensen die proberen onze maatschappijen te veranderen in donkere holen vol zonden. Beide groepen hebben hun doel in grote mate bereikt. Het is onverstandig van studenten van religieuze kennis om deze ontwikkelingen te negeren en al hun energie te concentreren op enkele minder belangrijke punten van de wet. Elke kwestie dient de aandacht te krijgen die het verdient.
We dienen niet onachtzaam te zijn jegens enige soennah. We dienen de mensen de leiding van profeet Moh’ammed (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) te onderwijzen in alle details. Op hetzelfde moment moeten we erkennen dat mensen anders zijn. Een persoon die oprecht en rechtschapen is en regelmatig bidt, dient alle soennah-handelingen onderwezen te worden. Voor een dergelijk persoon is het niet voldoende om slechts de basis, verplichte daden te kennen. We dienen hem te onderwijzen hoe hij zijn gebed kan perfectioneren.
Op hetzelfde moment dient dit ons niet ervan te weerhouden om degenen die afgeweken of zondig zijn uit te nodigen tot de (correcte) Islaam. We dienen zulke mensen op te roepen tot de fundamenten van de Islaam en te streven om hen uit hun donkere toestand van afwijking en zonden te halen en te brengen naar het licht van kennis en geloof.
We moeten zulke mensen niet negeren. Zij dienen onze eerste prioriteit te hebben. Een persoon die gelooft en die zijn gebeden verricht, zal – met de Wil van Allah – niet in groot gevaar zijn als hij overlijdt zonder te leren over een bepaalde soennah-handeling. Maar wat betreft de andere persoon die ondergedompeld is in zonden, of die misleid is door onjuiste geloofsleerstellingen, hij is in groot gevaar. Daarom is het redden van een dergelijke persoon veel belangrijker dan het onderwijzen van een vrome moslim aangaande een bepaalde soennah. Het is natuurlijk onze plicht om beide te doen, als we dat kunnen. (Zijn we daartoe niet in staat, dan dienen we de juiste prioriteiten te stellen.) (Klik op onderstaande afbeeldingen om ze vergroot weer te geven. Gebruik de afbeeldingen voor da’wah.)
Het oppervlakkig benaderen van de heilige teksten
Het benaderen van de Qor-aan en de Soennah vereist intellect, eerlijkheid, ervaring en een diep begrip aangaande de bedoelingen en doelen van de islamitische wet. Het behoeft brede kennis over de Arabische taal en de idiomatische (taaleigen) uitdrukkingen.
[Noot uwkeuze.net: dit is echter geen garantie voor een goed religieus begrip. Een correct begrip aangaande de religie is een gunst en zegening van Allah de Verhevene. Allah de Alwetende schenkt kennis aan eenieder voor wie Hij een overvloed aan goeds wil. Dit is wat bevestigd is in de twee Sah’ieh’s op gezag van Ibn Mas’oed (moge Allah tevreden zijn met hem), die zei dat de boodschapper van Allah (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) gezegd heeft (Nederlandstalige interpretatie): “Als Allah het goede wil voor een persoon, laat Hij hem de religie begrijpen.” We dienen dus veel ad’ieyah (smeekbedes) te verrichten en Allah te vragen om ons de religie goed te laten begrijpen en ons te leiden op Zijn recht pad. Zie ook de artikelen Oppervlakkig denken – de vloek van de mens en De juiste manier om de Qor-aan te overpeinzen.]
Sommige studenten bezitten echter niet één van deze kwaliteiten. Bovendien hebben sommigen niet eens aanleg voor de islamitische wet. Zij kunnen niet omgaan met onzekerheden en meerdere mogelijkheden en hebben niet het inzicht om regelgevingen af te leiden van hun juiste bronnen. Zulke mensen hebben de neiging om één enkele tekst te nemen en daarvan alle wettelijke bepalingen af te leiden die onmiddellijk in hun gedachten opkomen. Vervolgens houden zij zich volhardend aan deze regelgevingen vast en slingeren verwijten en weerzinwekkende benamingen naar het hoofd van eenieder die het niet met hem eens is. Er zijn twee nauw verwante problemen hier. Het ene probleem is het nemen van een te letterlijke benadering van de teksten. Het andere probleem is het te gehaast conclusies trekken van de teksten. Laat ons eens kijken naar enkele voorbeelden.
1.) Het nemen van een te letterlijke benadering van de teksten.
a.) Neem een kwestie die betrekking heeft op islamitische geloofsleerstellingen. De profeet (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) heeft gezegd (Nederlandstalige interpretatie): “Als iemand vier eigenschappen heeft, dan is hij een hypocriet; en eenieder die een van deze eigenschappen heeft, heeft in zich een aspect van hypocrisie totdat hij het opgeeft. Zij zijn als volgt: als hem iets wordt toevertrouwd, verraad hij zijn vertrouwen; als hij spreekt, liegt hij; als hij een overeenkomst aangaat, verbreekt hij het; als hij een discussie aangaat, handelt hij zondig.” [Sah’ieh’ al-Boekhaarie (33, 2279), Sah’ieh’ Moeslim (88).]
Sommige mensen nemen deze h’adieth (profetische overlevering) volgens de ogenschijnlijke betekenis en negeren alle andere teksten die gaan over hypocrisie. Hierdoor begaan zij een fout. Iemand ging zelfs zo ver door te zeggen dat de hypocrisie die genoemd wordt in deze h’adieth verwijst naar absoluut ongeloof, zodat eenieder die zijn belofte verbreekt, liegt, een overeenkomst verbreekt, of zondig handelt tijdens een discussie, een ongelovige is en niet langer meer een moslim!
Deze persoon heeft, door deze verklaring te uiten, geen acht geslagen op honderden passages van de Qor-aan en de Soennah die aangeven dat een zondaar geen ongelovige wordt op grond van zijn zonden. Dit is een grondbeginsel van geloof in de Islaam. At-Tahaawie zegt in zijn klassieke verhandeling over islamitische geloofsleerstellingen: “De volgelingen van Moh’ammed (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) die een grote zonde begaan en sterven zonder berouw zullen niet voor altijd in het Vuur blijven, zo lang als zij sterven op het (zuivere) monotheïsme, Allah kennende.” Dit is een punt waar alle orthodoxe moslims het over eens zijn (idjmaa’ – consensus).
Dit toont ons het gevaar van het oppervlakkig lezen van één tekst zonder acht te slaan op alle andere.
b.) De profeet (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) heeft gezegd (Nederlandstalige interpretatie): “Er is geen wassing nodig tenzij je het geluid van een windje hoort, of het passeren van lucht voelt.” [Moesnad Ah’mad (9712), Soenan at-Tirmidzie (69), Soenan Ibn Maadjah (508).]
Als we deze h’adieth nemen volgens de ogenschijnlijke betekenis, dan zou niemand ooit de wassing (al-woedhoe-e) hoeven te verrichten behalve na de aangegeven oorzaken. Dit is de letterlijke betekenis van de h’adieth. Maar is dit de bedoelde betekenis? Het antwoord op deze vraag is: zeker niet! Een persoon die wil bidden dient de wassing te verrichten na een bezoek aan het toilet, na het wakker worden en voor enkele andere redenen. Maar als iemand zijn mening zou baseren louter op de letterlijke betekenis van deze ene tekst die hierboven aangehaald is, dan zal hij tot die onjuiste conclusie komen. Dit is waarom de mensen met kennis altijd de nadruk gelegd hebben op de noodzakelijkheid om alle relevante teksten over een bepaalde kwestie te verzamelen voordat men enige conclusie kan trekken. Ah’med zei: “Als wij een enkele h’adieth niet hadden ontvangen op zeventig (#9) verschillende manieren, dan zouden wij het nooit begrepen hebben.” Hij verwees hiermee niet alleen naar verschillende ketens van overleveraars voor één enkele h’adieth, maar ook naar variërende ah’aadieth over één enkel onderwerp.
<<< (#9) Noot uwkeuze.net: dit is ook een mooi voorbeeld van een letterlijke betekenis en bedoelde betekenis. Het getal zeventig wordt gebruikt om de deur aangaande dit onderwerp te sluiten, want Arabieren gebruiken dit getal wanneer zij overdrijven, niet dat zij letterlijk zeventig of meer dan zeventig bedoelen (zie Tefsier Ibn Kethier bij aayah 9:80). Zo worden er, bijvoorbeeld, ook ah’aadieth aangehaald die aangeven dat vrouwen in de tijd van profeet Moh’ammed (Nederlandstalige interpretatie) hun gezichten niet bedekten om aan te tonen dat het bedekken van het gezicht niet verplicht is voor vrouwen. Er wordt echter geen rekening gehouden met de tijd waarin dit plaatsvond en dat de verplichting om het gezicht te bedekken wellicht later geopenbaard werd. Bovendien is er ook nog het concept van An-Naasikh wa al-Mansoekh (het vervangende wetsoordeel en het afgeschafte wetsoordeel) waar men rekening mee moet houden.>>>
c.) De profeet (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) heeft gezegd (Nederlandstalige interpretatie): “Niemand dient te urineren in stilstaand water en dan erin baden.” [Sah’ieh’ al-Boekhaarie (232), Sah’ieh’ Moeslim (424).]
Sommige literalistische geleerden uit het verleden waren van mening dat als een persoon zou urineren in een glas, waarna hij de inhoud van dat glas in het water zou gieten, dat er dan geen bezwaar is om daarin te baden. Want het enige dat de h’adieth verbiedt is direct in het water urineren! [Men kan meer lezen over deze mening en de weerlegging daarvan in Ibn Hazm, al-Moeh’allaa (1/166); an-Nawawie, al-Madjmoe’ (1/118).] Dit is een goed voorbeeld van strikt dogmatisch literalisme. De bedoeling van de profeet (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) in deze h’adieth is volkomen duidelijk.
2.) Het haasten in het trekken van conclusies van de teksten.
We zullen nu onze aandacht richten op het probleem van het gehaast zijn wanneer men probeert regelgevingen van teksten af te leiden. De voorbeelden die we zullen aanhalen zijn in feite zaken waar een meningsverschil (ikhtilaaf) over is onder de geleerden. Ons punt hier is niet het steunen van een bepaalde uitspraak, maar het illustreren van de belangrijkheid om zorgvuldig en behoedzaam met de heilige teksten om te gaan.
a.) Er zijn talrijke ah’aadieth waarin de profeet (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) zegt (Nederlandstalige interpretatie): “Er is geen gebed voor degene die geen wassing verricht heeft, en er is geen wassing voor degene die de Naam van Allah niet heeft aangeroepen vóór het verrichten ervan.” [Moesnad Ah’mad (9050, 16054, 22152, 25894, 25896), Soenan Abie Daawoed (92), Soenan Ibn Maadjah (392, 393, 394).]
Talrijke geleerden hebben de authenticiteit van deze h’adieth bevestigd. Sommige geleerden begrepen hiervan dat wassingen alleen geldig zijn wanneer de Naam van Allah is aangeroepen vóór het verrichten van de wassingen. Dit was de mening van Ish’aaq ibn Raahawayh, één mening van Ah’med en de mening van een aantal h’adieth-geleerden. Ik wil nu niet de voors en tegens van deze mening bespreken, maar ik wil de andere mening naar voren brengen alsook het bewijs dat gebruikt wordt als ondersteuning.
De meerderheid van geleerden, waaronder Aboe H’aniefah, Maalik en as-Shaafi’ie, beschouwt het noemen van de Naam van Allah vóór het verrichten van wassingen als een aangeraden soennah (vrijwillige handeling) en ziet het niet als een verplichting (waadjib). Dit is ook één van de meningen overgeleverd van Ah’med en de mening van vele latere geleerden waaronder Ibn Taymiyyah, alsook de mening van vele hedendaagse juristen.
Dienen we aan te nemen dat al deze eminente geleerden de bovenstaande h’adieth achter hun ruggen hebben neergeworpen, wat enkele onbezonnen studenten van tegenwoordig hebben gesuggereerd?
In feite oordeelden enkele klassieke geleerden deze h’adieth niet als authentiek. Doch vele van hen beschouwden het authentiek, maar hadden een ander begrip van de woorden “er is geen wassing voor degene die de Naam van Allah niet heeft aangeroepen vóór het verrichten ervan.” Zij begrepen deze h’adieth niet met de betekenis dat wassingen zonder het noemen van de Naam van Allah ongeldig zijn, maar eenvoudigweg dat zulke wassingen niet op de beste manier verricht zijn. Er is een aanzienlijke hoeveelheid bewijs ter ondersteuning van hun mening.
Ten eerste, er is de h’adieth met een goede keten van overleveraars in Soenan Abie Daawoed waarin een man bij de profeet (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) kwam en hem vroeg hoe de wassing verricht dient te worden. Dus de profeet (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) vroeg om water en gaf hem een demonstratie. Hij waste drie keer zijn handen, zijn gezicht waste hij één keer, hij veegde over zijn hoofd, wreef met zijn natte vingers en duimen rond zijn oren en hij waste drie keer zijn voeten. Vervolgens zei hij (Nederlandstalige interpretatie): “Dit is hoe de wassingen verricht dienen te worden. Wie hier iets aan toevoegt, of iets achterwege laat, heeft het verkeerd gedaan.” [Soenan Abie Daawoed (116).]
De man die de vraag stelde was een Arabische bedoeïen die geen idee had hoe hij de wassing moest verrichten. Aangezien de profeet (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) hem niet onderwees om de Naam van Allah te noemen, kunnen we gerust aannemen dat het niet noodzakelijk is om te doen.
Een tweede bewijs komt van het feit dat tenminste tweeëntwintig metgezellen (moge Allah tevreden zijn met hen) omschreven hebben hoe de profeet (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) de wassing verrichtte en niet één van hen noemde dat hij de Naam van Allah aanriep.
Een ander argument dat geleerden geven is dat een volledig ritueel bad (al-ghoesl) verricht kan worden in plaats van een wassing (al-woedhoe-e), en nergens is vermeld dat de Naam van Allah genoemd moet worden voordat men zo’n bad neemt. Geleerden nemen in feite aan dat het noemen van de Naam van Allah aanbevolen is voordat men een ritueel bad neemt op grond van het feit dat de gewone wassing verricht wordt als onderdeel van het bad.
Een vierde bewijs is dat het noemen van de Naam van Allah niet vermeld wordt in de aayah van de Qor-aan dat ons uitlegt hoe de wassing verricht dient te worden. Allah de Verhevene zegt (Nederlandstalige interpretatie): “O degenen die geloven! Wanneer jullie as-salaah (het gebed) willen verrichten, was dan jullie gezichten en jullie handen tot en met de ellebogen en veeg over jullie hoofden en was jullie voeten tot en met de enkels…” [Soerat al-Maa-idah (5), aayah 6.]
Deze argumenten tonen ons dat de mening van de meerderheid van de geleerden niet te wijten is aan hun opzettelijk negeren van de h’adieth, zoals sommige gehaaste studenten tegenwoordig gewoon zijn te geloven. Het is in feite gebaseerd op correcte juridische principes, alsook op dieper inzicht aangaande de betekenis van de tekst waarbij rekening gehouden wordt met andere tekstuele bewijzen. (Klik op onderstaande afbeeldingen om ze vergroot weer te geven. Gebruik de afbeeldingen voor da’wah.)
b.) Een tweede voorbeeld, de profeet (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) heeft gezegd (Nederlandstalige interpretatie): “Als iemand van jullie ontwaakt, dient hij zijn handen niet in een kom te steken totdat hij ze drie keer gewassen heeft, omdat hij niet weet wat zijn handen hebben aangeraakt terwijl hij sliep.” [Sah’ieh’ al-Boekhaarie en Sah’ieh’ Moeslim (416).]
Sommige geleerden van het verleden begrepen van deze h’adieth dat het verplicht is je handen te wassen nadat je wakker bent geworden en voordat je ze in een kom met water mag plaatsten en dat het verboden is om anders te handelen. Dit was één van Ah’meds meningen over deze kwestie. Sommige hedendaagse geleerden hielden ook deze mening.
Aan de andere kant, volgens de meeste geleerden, waaronder Aboe H’aniefah, Maalik en as-Shaafi’ie, en Ah’med in een andere mening van hem, is dit slechts aanbevolen. Dienen we te veronderstellen dat deze voortreffelijke geleerden deze h’adieth eenvoudigweg genegeerd hebben, of dat zij gewoonweg niet veel gaven om het bevel van de profeet (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem)!? Sommige onbeschaamde jeugdige studenten zeggen tegenwoordig werkelijk zulke dingen over hen.
Deze geleerden zijn zo ver als mogelijk verwijderd van zulke beschuldigingen. Zij hielden slechts rekening met een aantal factoren die aangeven dat het bevel in de h’adieth kenmerkend is voor een voorkeur, niet voor een verplichting. Laat ons eens nadenken over het volgende:
Ten eerste is er de reden die de profeet (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) citeerde voor het bevel dat hij gaf. Hij zei (Nederlandstalige interpretatie): “…omdat hij niet weet wat zijn handen hebben aangeraakt terwijl hij sliep.” De regelgeving in de islamitische wet aangaande onreinheid is dat men niet verplicht is iets te wassen tenzij je zeker weet dat er enige onreinheid op is. Vermoedens zijn niet genoeg om een wassing verplicht (waadjib) te maken. Dus zal het niet verplicht zijn voor een persoon om zijn handen te wassen nadat hij wakker wordt wegens de reden die de profeet (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) gaf. Dit leidt ons naar de overtuiging dat het bevel om de handen te wassen louter bedoeld is om het verrichten van een verkieslijke handeling aan te moedigen.
Een andere indicatie dat wij hier niet te maken hebben met een verplichting is dat de profeet (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) zei dat wij onze handen drie keer dienen te wassen. Volgens de islamitische wet is één wassing voldoende als we de onreinheden met één wassing kunnen verwijderen.
Een derde indicatieve factor is dat er een andere authentieke h’adieth is die luidt (Nederlandstalige interpretatie): “Als iemand van jullie wakker wordt, dient hij zijn neus drie keer te spoelen met water, want de shaytaan (satan) brengt de nacht door in zijn neusgaten.” [Sah’ieh’ al-Boekhaarie (3052).] In dit geval is er een consensus onder alle geleerden, behalve Ibn Hazm, dat het spoelen van de neus niet verplicht is.
Al deze factoren steunen het idee dat de h’adieth het wassen van de handen na het ontwaken aanmoedigt en het niet verplicht.
Ik wil hier graag herhalen dat ik dit niet allemaal zeg om een mening te steunen tegen de andere mening. Iedereen is vrij om de mening te kiezen waarvan hij denkt dat die het meest correct is. Iemand kan zeggen dat het verplicht is om de Naam van Allah te noemen vóór het verrichten van een wassing, of denken dat het verplicht is om de handen te wassen na het wakker worden. Daar is niets mis mee. Mijn enige reden om deze kwesties naar voren te brengen is om aan te tonen hoe het omgaan met teksten vereist dat men beschikt over begrip en kennis over hoe men om dient te gaan met het talrijke bewijsmateriaal en de diverse indicatieve factoren. Ik wil ook graag de noodzakelijkheid naar voren halen van het verwijzen naar de discussies van mensen met kennis wanneer men een kwestie onderzoekt. Hierdoor kan de student de mening kiezen die hem het meest overtuigt op basis van kennis en rechtschapenheid, niet louter op basis van het oppervlakkig lezen van één enkele tekst. Welke mening je dan ook kiest is acceptabel, omdat je een precedent (voorafgaand geval, besluit of beslissing, waarop men zich later kan beroepen – een soort voorbeeld waarop men zich beroept) hebt van onder de vroegere geleerden. (Klik op onderstaande afbeelding om het vergroot weer te geven. Gebruik de afbeelding voor da’wah.)
3.) Een blik op de dhzaahirie (literalistische) wetschool.
Het is passend om het nu even te hebben over de bekende dhzaahirie geleerde Ibn Hazm. Hij was zonder twijfel een vooraanstaande jurist met een aantal goede werken op zijn naam. De meest belangrijke van deze werken is zijn juridische encyclopedie met de titel al-Moeh’allaa, een belangrijk werk over wetgeving dat talrijke inzichten bevat. Maar het bevat ook zijn aandeel aan fouten en vergissingen. Dit geldt voor alle werken op dat gebied.
Het probleem is dat sommige studenten al-Moeh’allaa lezen en zeer gecharmeerd raken van Ibn Hazm. Ibn Hazm heeft een zeer stellige manier van schrijven, vooral wanneer het aankomt op het weerleggen van analogisch redeneren (#10) dat door zijn tegenstanders gebruikt werd. Zijn specialiteit is het aantonen van hoe zijn tegenstanders zichzelf tegenspreken. Sommige studenten raken in de ban door deze stijl en gaan alle kwesties oordelen door middel van zijn uitspraken, of zijn mening nu in overeenstemming is met die van de meerderheid van de geleerden of niet. Zij accepteren zelfs de meest vreemde bepalingen van hem.
<<< (#10) Noot uwkeuze.net: analogisch redeneren is het afleiden van een rechtsregel naar het voorbeeld van een bestaande rechtsregel, ook wel qiyaas genoemd. Een voorbeeld van qiyaas is het verbod op marihuana gebaseerd op de verklaring van de profeet (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) (Nederlandstalige interpretatie): “Elk bedwelmend middel is khamr en elke vorm van khamr is h’araam (verboden).” (Overgeleverd door Moeslim en Aboe Daawoed.) Aangezien marihuana een bedwelmend effect heeft, kan het geclassificeerd worden als khamr en dus h’araam (verboden).>>>
Dit gedrag is onjuist. Daarom vind ik dat een beginnend student al-Moeh’allaa niet dient te lezen, maar dient te beginnen met andere boeken die meer vergelijkend zijn, meer gebalanceerd in hun behandeling van de kwesties en minder confronterend. Op deze manier zal de student een breed overzicht ontwikkelen en de juiste manier leren waarop hij zaken dient te bespreken. Ik raad de werken aan van geleerden als Ibn ‘Abd al-Barr, Ibn al-Moendzir, Ibn Qoedaamah en Ibn Taymiyyah. Daarna zal de student beter voorbereid zijn om welke achtenswaardige boeken hij ook kiest te lezen.
Het verlangen naar nieuwigheden
Nieuwigheden kunnen een persoon soms stimuleren. Wanneer iemand iets alledaags hoort, slaat hij er amper acht op. Maar wanneer hij iets nieuws en vreemds hoort, besteed hij er al zijn aandacht aan. Een persoon die door een drukke straat loopt, zal ontelbare voertuigen voorbij zien gaan en ze nauwelijks bemerken. Als er een vreemde auto passeert, of er vindt een ongebruikelijke gebeurtenis plaats, zal hij samen met vele anderen stoppen en er naar kijken.
Hetzelfde geldt voor academische bezigheden. Vele studenten lijken niets te weten behalve de meest vreemde der meningen en zij houden zich alleen bezig met zaken die neigen naar verwarring (of shoeboehaat – twijfelkwesties). We hebben het al gehad over hoe sommige studenten zichzelf zeer bekwaam maken in het discussiëren over zaken aangaande wetenschappelijke debatten en hoe zij de meningen van bepaalde geleerden citeren. Diezelfde studenten falen echter vaak in het kennen van zaken waarover de geleerden het allemaal met elkaar eens zijn.
Op diezelfde manier zien we sommige studenten een onbevredigbaar verlangen hebben naar nieuwe en vreemde dingen. Als een dergelijke student zou stuiten op een mening die ongewoon is, vindt hij dat prachtig en kan die zelfs gaan verdedigen. Hij doet dit om zijn verborgen verlangen naar vreemde dingen te bevredigen, alsook zijn verlangen om anders dan de rest te zijn. Daarom is het noodzakelijk om het feit te benadrukken dat de mening van de meerderheid van de geleerden normaal gesproken – maar niet altijd – de meest correcte is. De reden hiervoor is dat wanneer de geleerden over het algemeen het met elkaar eens zijn over een bepaalde zaak, en slechts één of twee hebben een andere mening, er gewoonlijk enige reden is voor hun overeenstemming. De meerderheid heeft niet altijd gelijk, maar we dienen enige behoedzaamheid in acht te nemen voordat we een vreemd of ongewoon standpunt innemen.
Een goed voorbeeld van een vreemde mening is de mening van sommige geleerden dat het verboden is voor vrouwen om gouden ringen te dragen. Er is ook de mening dat een bedevaartganger zijn h’adj alleen maar dient te verrichten op de manier bekend als tamattoe’. Als we kijken naar het aantal mensen dat deze meningen had, vanaf de vroegere dagen van de Islaam tot aan nu, dan zien we dat we hen kunnen tellen op de vingers van één hand. Vaak kunnen we niet eens zeker zijn dat degenen aan wie zulke meningen worden toegeschreven, ook daadwerkelijk deze mening hadden.
Waarom dan zien we zo veel jonge studenten vol verwondering voor zulke meningen? Een reden is wellicht dat zij overtuigd zijn door de argumenten voor die mening zonder dat zij het talent ontwikkeld hebben om het bewijs te analyseren. Soms is het louter wegens de aantrekkingskracht van het ongewone of vreemde. We dienen daarom extra voorzichtig te zijn wanneer we op het punt staan tegen de overgrote meerderheid van de geleerden in te gaan. We dienen dit alleen te doen wanneer we duidelijk en ondubbelzinnig bewijs hebben dat ons steunt. (Klik op onderstaande afbeeldingen om ze vergroot weer te geven. Gebruik de afbeeldingen voor da’wah.)
Voorkeur voor de meningen van een bepaalde geleerde
Deze voorkeur wordt gewoonlijk aangetroffen bij een student met betrekking tot de sheikh waaronder hij studeert. Als de sheikh een h’adieth-specialist is, zal de student neigen naar de oordelen van zijn sheikh over bepaalde ah’aadieth. Als de sheikh een jurist is, zal de student neigen naar zijn juridische bepalingen. De student zal buiten de lessen om de meningen van zijn sheikh verdedigen en ze bekendmaken.
Een dergelijke neiging is een oude ziekte. Het is gebaseerd op onwetendheid. Ware geleerden keuren vooringenomenheid af en waarschuwen anderen daar tegen. Als een persoon goede kennis heeft, laat hij zich niet overmannen door vooringenomenheid. Hij ziet het als een slechte dienst jegens zijn sheikh wanneer hij akkoord gaat met de meningen van zijn sheikh en ze populair maakt, terwijl het bewijs iets in tegenspraak daaraan aanduidt.
Een ware student van kennis (taalib ‘ilm) beperkt zich nooit tot één enkele sheikh, denkend dat hij alles is. Dit is de basis voor vooringenomenheid. Het is goed om vertrouwd te zijn met de meningen van velen (mits zij bekend zijn als betrouwbare geleerden). Elke sheikh heeft zijn methoden en zijn sterke punten (de ene is sterk in h’adieth, de ander in tefsier etc.). Studenten dienen al het goede van hun shoeyoekh te zien bemachtigen en zich niet te beperken tot slechts één.
Wat zeer eigenaardig is om te zien, is een student die zeer vooringenomen is jegens een levende geleerde, maar hij raakt geïrriteerd wanneer hij iets hoort over iemand die de voorkeur geeft aan een geleerde uit het verleden. Hij bespot iemand anders voor het zijn van een “vooringenomen H’anbalie” of een “dweepzieke H’anafie”, terwijl hij zelf volledig onder de indruk is van een levende persoonlijkheid.
De waarheid is dat, indien je de voorkeur moet geven aan iemand, het beter is om de voorkeur te geven aan een van de geleerden van vroeger. Die geleerden zijn mensen wier kennis officieel bevestigd is. Er is een unanieme overeenstemming dat zij erudiet (geleerd, kundig, ervaren, een uitgebreide kennis hebbend) waren en uitzonderlijke mensen van kennis. Hun meningen waren over het algemeen correct en betrouwbaar. Wat betreft degenen die leven, zij zijn nog steeds vatbaar voor verleiding.
In elk geval, vooringenomenheid is iets dat we niet goedkeuren. Het blind volgen is ook verkeerd, of dat nu iemand van de levenden of de overledenen is. (#11) We dienen ons in te spannen om de Qor-aan en de Soennah te volgen. We dienen onze kennis te nemen van geleerden die handelen volgens deze twee bronnen. (#12) Wanneer we van hen hun juridische oordelen nemen, moeten we ook van hen het bewijs voor die oordelen nemen.
<<< (#11) Noot uwkeuze.net: het blind volgen van een bepaalde imaam (leider, geleerde) of madz-hab (wetschool) wordt taqlied genoemd. Helaas zijn er tot aan de dag van vandaag vele moslims die menen één bepaalde imaam of madz-hab slaafs te volgen en zij voelen dat een authentieke h’adieth genegeerd moet worden als die tegen het standpunt van hun imaam of madz-hab ingaat. Want als ze die authentieke h’adieth zouden accepteren, dan betekent dit dat hun imaam of madz-hab zich vergist heeft in zijn oordeel, en volgens hun mening is dat een daad van oneerbiedigheid, gelijk aan lastering. Zij realiseren zich echter niet dat het geven van de voorkeur aan de mening van hun imaam of madz-hab boven de verklaring van de profeet (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem), op zichzelf in volledige oppositie is ten opzichte van het standpunt ingenomen door hun eigen imaam (die allen zonder enige uitzondering zelf absoluut tegen taqlied waren en er fel tegen streden), en dat dit in feite grenst aan een vorm van shirk (polytheïsme) bekend als shirk fie tawh’ied al-ittibaa’, dat wil zeggen: het delen in het blindelings volgen, wat eigenlijk alleen maar toebehoort aan profeet Moh’ammed (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem). Want in de verklaring van iemands Islaam (as-shahaadah – de geloofsgetuigenis) wordt de profeet (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) geaccepteerd als de enige persoon die zonder twijfel gevolgd dient te worden, aangezien het volgen van hem (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) gelijk is aan het volgen van Allah de Almachtige. Zie het boek De Ontwikkeling van Fiqh (de islamitische wet & de madzaahib), van dr. Abu Ameenah Bilal Philips, uitgegeven door Uitgeverij Momtazah en te bestellen via onze webshop.>>>
<<< (#12) Noot uwkeuze.net: ‘Oemar ibn al-Khattaab (moge Allah tevreden zijn met hem) heeft gezegd: “Wees niet gefascineerd door iemand die de Qor-aan mooi kan reciteren, maar kijk naar de leringen van de Qor-aan die hij toepast.”>>>
Ontsierende manieren ten opzichte van aanbevolen handelingen
Er zijn een aantal manieren waarop mensen zich kunnen vergissen wanneer zij daden in praktijk proberen te brengen die door de islamitische wet als aanbevolen worden beschouwd.
1.) Het praktiseren van een vermoedelijk aanbevolen handeling voordat de geldigheid ervan bevestigd is.
Sommige studenten, wanneer zij horen over een aanbevolen handeling die vermoedelijk voorkomt in de Soennah, haasten zich om het in de praktijk te brengen voordat zij geverifieerd hebben of het authentiek is. Eens zag ik een jonge man lopen met een tulband om zijn hoofd. In ons land, Saoedi-Arabië, is een dergelijke tulband zeer vreemd. Zijn kledingstijl was dus vrij opvallend en ongewoon. Ik ging naar hem toe en vroeg: “Waarom draag je deze tulband in schril contrast met de gewoonten van jouw land?”
Hij antwoordde: “Omdat de profeet (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) het droeg.” Hij noemde vervolgens enkele verzonnen ah’aadieth over de goede eigenschappen van de tulband, waaronder eentje die aangaf dat het de kledingstijl van de engelen is. De waarheid is dat er geen enkele authentieke h’adieth is die de goede eigenschappen van de tulband prijst.
Een ander voorbeeld van het toepassen van een vermoedelijke soennah handeling is het (volledig weg) scheren van de snor. Sommige studenten doen dit wegens bepaalde ah’aadieth die zij lezen zonder te kijken naar wat de geleerden over deze zaak gezegd hebben.
Een ietwat ander geval is de tendens van sommige jongeren om het opstaan om iemand te groeten die de kamer binnenkomt te veroordelen. Zij doen dit op grond van ah’aadieth die deze daad naar men beweert verbieden.
Ik ga nu niet zeggen dat er geen ruimte is voor een meningsverschil over deze kwestie, maar het verbod om in eerbied op te staan voor hun koningen heeft weinig te maken met een persoon die opstaat om zijn broeder een hand te geven.
Sheikh ‘Abdoel-‘Aziez ibn Baaz gaf een zeer goed antwoord aan een vragensteller die vroeg over deze kwestie. Hij zei: “Dit is een teken van goed gedrag. Zolang het opstaan om iemand te groeten en zijn hand te schudden de gewoonte is in jouw land, dan behoort het eenvoudigweg tot goed gedrag en is het niet verboden. En Allah weet het best.”
Voordat iemand iets in praktijk brengt waarvan hij denkt dat het deel uitmaakt van de Soennah, dient hij dus eerst zeker te zijn dat het werkelijk zo is. (Klik op onderstaande afbeeldingen om ze vergroot weer te geven. Gebruik de afbeeldingen voor da’wah.)
2.) Wild enthousiast worden in het praktiseren van een daad bevestigd door de Soennah.
Als eenmaal bevestigd is dat een bepaalde daad behoort tot de Soennah, dan dient het op een gebalanceerde en redelijke manier in praktijk gebracht te worden. Dit geldt vooral wanneer andere mensen er bij betrokken zijn.
Neem de kwestie van het rechtmaken van de rijen vóór het verrichten van het gezamenlijke gebed (salaat al-djamaa’ah). Ik heb opgemerkt dat sommige jonge mensen lijken te denken dat het rechtmaken van de rijen betekent dat iedereen zijn hielen tegen de hielen van degenen die langs hem staan dient te drukken. Dit is duidelijk overdrijven in de kwestie en het veroorzaken van ongemak voor de aanwezigen. Het zorgt er ook voor dat de persoon die dit doet, afgeleid wordt van zijn gebed. Is dit gedrag werkelijk door de Soennah bevestigd? Laat ons eens kijken naar het bewijs.
De profeet (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) zei (Nederlandstalige interpretatie): “Jullie dienen jullie rijen recht te maken, of Allah zal scheiding tussen jullie brengen.”
Al-Noe’maan ibn Bashier, degene die de h’adieth verhaalde, merkte op: “Ik zag dat één van ons zijn hiel tegen de hiel van zijn metgezel drukte en zijn schouder tegen zijn schouder.” [Sah’ieh’ al-Boekhaarie (676), Sah’ieh’ Moeslim (659, 660).]
Als we nader naar deze h’adieth kijken, dan wordt het duidelijk dat de kwestie die men hiermee beweerd onacceptabel is.
Ten eerste, de profeet (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) beval ons niet om onze hielen aan te raken. Hij beval ons alleen om onze rijen in het gebed recht te maken. Dit betekent louter dat iedereen recht langs elkaar dient te staan; niemand dient iets naar voren of iets naar achteren te staan.
[Noot uwkeuze.net: sheikh Ibn ‘Oethaymien zei: “Het rechtmaken van de rijen betekent dat niemand voor iemand anders dient te staan. Maar betekent dit dat de voet niet voor iemand anders zijn voet dient te zijn? Het antwoord is dat de schouders boven aan het lichaam en de hielen onder aan het lichaam bedoeld worden. De aandacht wordt gericht op de hielen, omdat de hielen het fundament zijn waarop het lichaam rust. De hiel is onder aan het been en het been is de pilaar van het lichaam, dus dat is wat telt. Wat betreft de tenen, zij tellen niet, want tenen variëren; sommige mensen hebben lange voeten en sommige hebben korte voeten, dus wat telt is de hiel. De profeet (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) heeft gezegd (Nederlandstalige interpretatie): ‘Maak de rijen recht en maak de schouders parallel… en laat geen openingen open voor de duivels (die het gebed van iemand willen verstoren).’” (Zie al-Sharh’ al-Moemti’, 3/6-17.)]
Al-Noe’maan zei ook: “Ik zag dat één van ons zijn hiel tegen de hiel van zijn metgezel drukte.” Wat te binnen schiet is dat die persoon waarover gesproken wordt, dit deed aan het begin van het gebed om er zeker van te zijn dat hij recht langs de mensen langs hem stond, aangezien de hiel een goede manier is om dit te bepalen. Dus zolang iemand er zeker van is dat hij recht langs de anderen staat, hoeft hij geen contact te houden tussen zijn hiel en de hiel van degenen langs hem.
Een derde punt is dat het haast onmogelijk is om letterlijk je hielen te plaatsen tegen de hielen van de personen naast je. Je moet dan feitelijk je hielen naar buiten draaien. Hetzelfde geldt voor de schouders. Om de schouders van elkaar te raken, dien je tegen de andere persoon aan te leunen. Maar als je leunt tegen de persoon rechts van je, zal er een opening ontstaan tussen jou en de persoon links van je.
Dit toont ons aan dat de h’adieth ons niet vertelt om ons in allerlei bochten te wringen zodat de hielen elkaar raken. Het vertelt ons alleen maar om openingen in de rijen te voorkomen en dat we allemaal in een rechte lijn dienen te staan wanneer we gezamenlijk bidden.
Sommige mensen overdrijven in het in praktijk brengen hiervan en veroorzaken veel ongemak voor hun broeders.
Een ander voorbeeld is een imaam die, wensend om de Soennah in het gebed toe te passen, het gezamenlijke gebed buitensporig verlengt. Het is mogelijk dat hij de hoofdstukken al-A’raaf (7) en at-Toer (52) reciteert tijdens salaat al-maghrib, zichzelf rechtvaardigend met enkele ah’aadieth die aantonen dat dit de gewoonte van de profeet (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) was. Door dit te doen, veroorzaakt hij ontbering voor de aanwezigen en zorgt er voor dat sommigen niet meer komen.
Het is vreemd dat hij zichzelf rechtvaardigt met wat de profeet (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) zo af en toe deed, maar tegelijkertijd negeert hij het bevel van de profeet (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem), toen hij zei (Nederlandstalige interpretatie): “Als iemand van jullie de mensen leidt in het gebed, maak het dan kort, want onder de mensen zullen kinderen zijn, ouderen en degenen die ziek zijn.” Volgens een andere overlevering zei hij ook (Nederlandstalige interpretatie): “…en degenen die een behoefte te vervullen hebben (zoals werk, zorgen voor iemand anders etc.).” [Sah’ieh’ al-Boekhaarie (88, 662), Sah’ieh’ Moeslim (714, 715, 716).]
We zeggen tegen zulke mensen: is dat wat jullie doen in de naam van de Soennah van de profeet (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem)? Het in overweging nemen van de toestand van de mensen, behoort ook tot de Soennah. De Soennah houdt niet alleen het verlengen van het gebed in. We dienen hierin gematigd te zijn en rekening te houden met de behoeften (en toestand) van de gelovigen.
3.) Falen om de voordelen en nadelen van iets tegen elkaar af te wegen.
Een oud gezegde luidt dat een man zijn kasteel bouwt terwijl hij een ander kasteel afbreekt. Een persoon kan een aanbevolen handeling verrichten die bevestigd is in de Soennah, maar terwijl hij daar mee bezig is, veronachtzaamt hij een andere handeling welke verplicht (waadjib) is. Evenzo kan iemand iets mijden dat afgekeurd wordt in de islamitische wet, maar daardoor valt hij in iets dat verboden (h’araam) is. Dit is natuurlijk verkeerd.
De Islaam moedigt meningsverschillen niet aan. Het koesteren van wrok en haat behoort niet tot zijn doelen. Een persoon kan zo veel druk leggen op het toepassen van een aanbevolen daad, dat de mensen daardoor van hem weggaan. Hij kan ook onderlinge haat voeden. Dit is waarom de mensen van kennis hebben gezegd: “Het verzoenen van de harten van de mensen is vereist, ook al betekent dit het nalaten van een handeling die aanbevolen wordt door de Soennah.”
Laat ons eens naar enkele voorbeelden kijken.
Eerste voorbeeld:
Als iemand bij een groep mensen komt die de gewoonte hebben om “Bismillaah ar-Rah’maan ar-Rah’iem” (de eerste aayah van soerat al-Faatih’ah) hardop te zeggen tijdens hun salaat al-djahriyyah (de hoorbare recitatie tijdens het gebed), dan dient hij dit ook te doen als hij hen leidt in het gebed. Dit niet doen zal hen leiden naar het minachten van hem, of meningsverschillen onder hen teweegbrengen. Het kan leiden dat er in de moskee een discussie losbarst.
De geleerden hebben bepaald dat het oké is om deze woorden hardop te reciteren als dit zorgt voor eenheid onder de mensen in de moskee (masdjid). Evenzo, als hij bij mensen komt die “amien” niet hoorbaar zeggen tijdens hun gebeden, dan dient hij hetzelfde te doen ook al is hij van mening dat hoorbaar gezegd moet worden.
Tweede voorbeeld:
Soms ontstaat er een discussie met betrekking tot het aantal eenheden van gebed dat verricht dient te worden voor het taraawieh gebed tijdens Ramadhaan. Dit lijdt vaak tot verhitte discussies, lange debatten en meningsverschillen binnen de gemeenschap. De kwestie gaat echter alleen over of het verrichten van een bepaald aantal eenheden van gebed de voorkeur geniet of louter toegestaan.
Derde voorbeeld:
Sommige mensen nemen de kwestie van het inkorten van de kleding naar het extreme. Sommige jonge mensen staan toe dat hun kleding tot maximaal de lengte van vier vingers onder hun knie komt. Anderen staan toe dat hun kleding maximaal tot halverwege hun scheenbenen valt. Ik zeg niet dat het verkeerd is wat zij doen. Wat ik echter wil zeggen is dat als iemand (een man) een kledingstuk draagt van redelijke lengte dat niet tot beneden de enkels valt [zie Vraag 19: mag de kleding van een man/vrouw de grond raken (isbaal)?], noch onbehoorlijk de aandacht trekt, dan is dit wellicht acceptabeler voor de mensen en dit heeft een positief effect op hen.
Deze vorm van overdrijven die we zien aangaande de kwestie van het inkorten van iemands kleding, kan komen door een bepaalde manier van het begrijpen van de Soennah. Het kan ook geschieden op grond van een verborgen verlangen om indruk proberen te maken. (#13) Als een persoon zijn hart wenst te testen in een dergelijk geval, dan dient hij te kijken naar de aanbevolen daden in de Soennah die hij verricht die niet gezien worden door anderen, daden die enige inspanning vereisen. Dit omvat het volhouden met het gedenken van Allah (dzikr) (#14) en het thuis bidden van vrijwillige gebeden. Handelingen zoals deze (waar niemand anders van op de hoogte is) laten je werkelijk de effecten voelen van het verrichten van aanbevolen daden.
<<< (#13) Noot uwkeuze.net: imaam Ah’mad leverde over dat Mah’moed ibn Labied zei dat de boodschapper van Allah (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) heeft gezegd (Nederlandstalige interpretatie): “Wat ik het meeste vrees voor jullie is de kleine shirk (afgoderij).” Zij zeiden: “Wat is de kleine shirk, O boodschapper van Allah!” Hij zei: “Ar-Riyaa-e (te koop lopen met je daden, indruk proberen te maken op mensen etc.). Allah zal zeggen op de Dag der Opstanding, wanneer de mensen beloond of bestraft worden voor hun daden: ‘Ga naar degene tegenover wie je indruk wilde maken in de wereld en zie of je enige beloning bij hem vindt.’”>>>
<<< (#14) Noot uwkeuze.net: de profeet (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) heeft gezegd (Nederlandstalige interpretatie): “Het voorbeeld van degene die zijn Heer gedenkt (dzikr Allaah) in vergelijking tot degene die zijn Heer niet gedenkt, is dat van een levend schepsel vergeleken met een dood (schepsel).” (Sah’ieh’ al-Boekhaarie, 8/6407.)>>> (Klik op onderstaande afbeeldingen om ze vergroot weer te geven. Gebruik de afbeeldingen voor da’wah.)
4.) Het veroordelen van anderen die zich niet zo bezig houden met aanbevolen daden.
Sommige mensen behandelen aanbevolen handelingen alsof zij verplicht zijn. Als zij iemand zien die een van deze aanbevolen daden nalaat, veroordelen zij hem, hoewel het kan zijn dat het een kwestie betreft waarover de mensen van mening verschillen. [Noot uwkeuze.net: het kan ook zijn dat iemand onwetend is over een bepaalde kwestie, zoals zij zelf ook onwetend zijn over bepaalde of vele aspecten. Het kan ook zijn dat iemand iets nalaat wegens een geldige reden, zoals ziekte.] Een goed voorbeeld hiervan is de handeling van het eventjes zitten na de tweede soedjoed voordat men opstaat om aan de volgende rak’ah te beginnen. Een ander voorbeeld is de handeling van het bidden van twee raka’aat wanneer men de moskee binnengaat [d.w.z. tah’iyyat al-masdjid: een gebed (bestaande uit twee raka’aat) als begroeting voor de moskee] op momenten wanneer vrijwillige gebeden verboden zijn door de islamitische wet. Soms hebben degenen die deze daden verrichten de neiging om degenen die ze niet verrichten te veroordelen.
Dit is verkeerd. Dit zijn geen islamitische verplichtingen. Er is hier ruimte voor speling. We dienen onze aandacht te richten op zaken van het allergrootste belang voordat we onze aandacht schenken aan deze kwesties waar de bewijzen bijna gelijkwaardig wijzen naar meer dan één mening. Een persoon die één bepaalde mening aangaande zulke kwesties verkiest, dient niet te proberen om anderen te dwingen om het met hem eens te zijn. We moeten zulke zaken onderzoeken op een wijze en begripvolle manier, zonder te proberen om onze mening aan anderen op te leggen en zonder streng te worden. (Zie het artikel Hoe om te gaan met meningsverschillen en het bekritiseren van anderen.)
Enkele manieren om ons te beschermen tegen deze valkuilen
Er zijn vele manieren waarmee een jonge student zich kan beschermen tegen deze fouten, waaronder:
1.) Een student van religieuze kennis dient boeken te lezen die geschreven zijn over de etiquette van het zoeken naar kennis. Vele geleerden hebben over deze kwestie geschreven. Enkele belangrijke boeken zijn:
• Ibn ‘Abd al-Barr – Djaami’ Bayaan al-‘Ilm wa Fadloehoe (Een Verzameling dat Kennis en diens Verdiensten Toelicht)
• Al-Khatieb al-Baghdaadie – al-Djaami’ fie Aadaab ar-Raawie wa Akhlaaq as-Saamie (Een Verzameling van Etiquette voor de Verteller en de Luisteraar)
• Ibn al-Djawzie – Sayd al-Khaatir (De Bezigheden van de Gedachte)
• As-Sam’aanie – Adab al-Imlaa-e wa al-Istimlaa-e (Etiquette aangaande Schrijven en Dicteren)
• An-Nawawie – het voorwoord van zijn werk al-Madjmoo’ (De Verzamelden)
• Al-Ghazaalie – het voorwoord van zijn werk Ihyaa-e ‘Oeloem ad-Dien (De Heropleving van de Religieuze Wetenschappen)
• Ibn Djamaa’ah – Tadzkirah as-Saami’ wa al-Moetakallam (Een Herinnering voor de Spreker en de Luisteraar)
• Ad-Dhahabie – Bayaan Zaghal al-‘Ilm (Een Uiteenzetting over Onjuiste Kennis)
• As-Shawkaanie – Moentahaa al-Arab fie Adab at-Talab (Het Doel Bereiken: Etiquette voor het Zoeken van Kennis)
• Sheikh Bakr Aboe Zayd – Hilyah Taalib al-‘Ilm (Versieringen van de Zoeker naar Kennis)
2.) Een student dient zeer alert te zijn om zichzelf te controleren. Telkens wanneer hij iets doet, dient hij na te denken over zijn gemoedstoestand en zichzelf af te vragen wat hem beweegt te doen wat hij doet. Hij dient niet zorgeloos te zijn over zijn eigen aangelegenheden. Hij moet zich niet hals over kop haasten om roekeloos handelingen te verrichten. Hij dient na te denken over zijn stappen en er voor te zorgen dat hij zich niet stort in persoonlijke begeerten in de naam van de profetische Soennah. (Zie het artikel Het beoordelen van anderen en het gevaar van zelfrechtvaardiging.)
3.) Een student van religieuze kennis dient zijn kennis te nemen van betrouwbare geleerden. Hij dient bij hen te zitten in nederigheid en hen beleefdheid en respect te tonen zodat hij van hen zowel kennis (‘ilm) als goed gedrag (akhlaaq) kan leren.
4.) Een student dient andere studenten te vergezellen. Hij zou hen advies moeten geven en van hen advies moeten accepteren. Deze studenten dienen dienst te doen als spiegels voor elkaar en elkaars vergissingen en fouten kenbaar te maken. (Klik op onderstaande afbeeldingen om ze vergroot weer te geven. Gebruik de afbeeldingen voor da’wah.)
5.) Een student dient het verwerven van kennis correct te benaderen. Zijn verlangen naar kennis dient hem niet te leiden naar het lukraak verzamelen van informatie. Dit kan hem wellicht enige ‘windeieren’ opleveren, maar dit zal hem niet leiden naar enige echte (diepgaande) kennis (en correct begrip).
6.) Een student van religieuze kennis moet grote en kleine zonden mijden. Hij dient te zijn zoals Ibn al-Moebaarak zei in een gedicht: “Veracht de zonden groot en klein, want dit is vroomheid. Als een man lopend op doorns, wees op je hoede voor wat je ziet. Bagatelliseer niet de kleinste der zonde, want bergen van kiezels bestaan.”
Epiloog
We vragen Allah ons te helpen te leven volgens de Qor-aan en de Soennah. We bidden dat Hij ons de waarheid correct laat begrijpen en ons helpt het te volgen, en dat Hij ons de valsheid correct laat begrijpen en ons helpt het te mijden.
Moge Allah verheerlijkt worden; en moge de vrede en zegeningen van Allah zijn met Zijn boodschapper en met zijn familieleden en metgezellen.
Relevante artikelen:
Verplichte kennis voor elke moslim – de religieuze aspecten die elke moslim en moslimah behoren te weten
Hoe om te gaan met meningsverschillen en het bekritiseren van anderen
Het beoordelen van anderen en het gevaar van zelfrechtvaardiging
Ontwikkeling van fiqh – de islamitische wet: bronnen, wetscholen (madzaahib) en meningsverschillen
Kennis is licht (diverse artikelen)