Te veel emoties en enthousiasme, te weinig kennis en wijsheid!
Geschreven door Abu Aaliyah.
Vertaald door ‘Abdoellaah Bekx.
Alle lof is voor Allah, de Heer der werelden. Allahs zegeningen en vrede zijn met de profeet Moh’ammed, zijn familie en metgezellen en iedereen die hen in het goede volgt.
De afgelopen vier dagen heb ik gewerkt aan het volgende artikel, dat ik eigenlijk gisteren avond wilde plaatsen. Maar toen hoorde ik over de verachtelijke en sadistische daad van geweld, uitgevoerd door twee mannen met messen en een hakmes in Woolwich (Londen, op 22 mei 2013). Ik achtte het wenselijk om dit artikel te herzien in het licht van deze gebeurtenis, om te zien of ik het op de een of andere manier moest aanpassen. Op enkele kleine wijzigingen na plaats ik dit artikel nagenoeg zoals het oorspronkelijk geschreven was.
≡
Dit is een beknopt overzicht van wat de islam te zeggen heeft over jihad (zie ook het artikel Jihad in de islam), terrorisme en de onschendbaarheid van menselijk leven. Het is niet gebaseerd op een behoefte om politici of bevoegdheden tevreden te stellen, noch op een gekoloniseerde mentaliteit om wanhopig de islam te laten passen in een acceptabele liberale vorm. Nee, het is gebaseerd op teksten van de Koran en de Soennah, alsook de consensus (idjmaa’) en overwegingen van voorname moslimjuristen.
Een persoonlijke opmerking, het bestrijden van terrorisme en de ideologische onderbouwing ervan is al heel lang een belangrijk onderdeel van mijn da’wah of gemeenschapsproject; en alle lof is voor God. Het kwam tot stand lang voor de gebeurtenissen van 9-11 of 7-7; in feite sinds 1992, toen enkele van mijn onderwijzers op het gebied van sharie’ah mij waarschuwden voor de realiteiten, gevaren en het onislamitische karakter ervan. Wat nu volgt is, zoals eerder is aangegeven, een korte tocht door een deel van dat terrein:
♦
1.) Het eerste punt dat genoemd dient te worden in dit verband is de visie van de islam aangaande de onschendbaarheid (hurmah) van menselijk leven. De islam ziet het menselijk schepsel waarlijk als een onschendbare schepping; zo zeer dat Allah de Meest Verhevene zegt (Nederlandstalige interpretatie): “…wie iemand doodt – niet als vergelding voor moord of vanwege het verspreiden van verdorvenheid op aarde (waar de doodstraf op staat) – het is dan alsof hij de mensen gezamenlijk gedood heeft; en wie iemands leven redt, het is dan alsof hij de mensen gezamenlijk gered heeft…” [Soerat al-Maa-idah (5), aayah 32.]
Dit is de buitengewone waarde die in de Koran aan menselijk leven wordt gegeven. En daardoor, zoals aangetoond zal worden, worden terroristische daden waarbij vrouwen, kinderen en andere burgers bewust aangevallen en gedood worden ten stelligste verworpen door de islam en door de overeenstemming van diegenen onder de moslims die kennis hebben over de wetgeving.
(Zie o.a. het artikel Moord en eerwraak.)
2.) Jihad (djihaad) als woord stamt af van djahada, hetgeen betekent: streven, je inspannen, enorme moeite doen. Met betrekking tot de religieuze betekenis, al-Raghib al-Asbahanie (gest. 425 H./1034 n.Chr.) definieert het als volgt: “Het maximale doen wat je kunt om een vijand af te weren, en dit bestaat uit drie soorten, namelijk strijden tegen de uitwendige vijand, de duivel (zijn influisteringen) en iemands ego (de impulsen ervan). Deze drie worden omvat in de Woorden van Allah (Nederlandstalige interpretaties):
“En span je in voor de zaak van Allah zoals jullie je zouden moeten inspannen…” [Soerat al-H’adj (22), aayah 78.]
“…en strijd met jullie bezittingen en jullie levens op de weg van Allah…” [Soerat at-Tawbah (9), aayah 41.]
“…degenen die geloofden en migreerden (van Mekka naar Medina) en zich inspanden met hun eigendommen en hun levens op de weg van Allah…” [Soerat al-Anfaal (8), aayah 72.]
[Mufradat Alfaz al-Qur’an (Damascus: Dar al-Qalam, 2002), 208.]
(Zie de artikelen Jihad in de islam en De grotere jihad (over djihaad an-nefs – jihad/inspanning tegen het ego).]
3.) In de islam wordt de beslissing aangaande oorlog en vrede niet overgelaten aan geleerden, soldaten of iemand anders. Dit besluit rust op het hoofd van de staat die uitvoerende macht heeft. Dit is de belangrijkste regel betreffende oorlogsvoering in de islam. Ibn Qoedamah al-Maqdisie (gest. 620 H./1223 n.Chr.) legde deze regel als volgt uit: “De kwestie aangaande oorlog verklaren (of niet) wordt toevertrouwd aan het hoofd van de staat en het is zijn beslissing (amr al-djihaad mawkoeloen ila l-imaam wa idjtihadihie). Het is de plicht van de onderdaan om de beslissing te gehoorzamen met betrekking tot wat de autoriteiten passend achten aangaande deze kwestie.” [Al-Moeghnie (Saoedi-Arabië: Dar al-‘Alam al-Koetoeb, 1999), 13:11.]
Al-Boehoetie (gest. 1051 H./1641 n.Chr) verklaarde hetzelfde principe: “Jihad verklaren of niet wordt toevertrouwd aan het hoofd van de staat en het is zijn besluit. Want hij is het beste op de hoogte van de toestand van de moslims en die van de vijand.” [Kashshaf al-Qina‘ (Riyadh: Maktabah al-Nasr al-Hadithah, n.d.), 3:41.]
4.) De klassieke islamitische leerstelling welke het doden van niet-strijders en burgers in een uitwendige (militaire) jihad verbiedt is gebaseerd op de woorden van de profeet (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) (Nederlandstalige interpretatie): “Marcheer voort in de Naam van Allah, vertrouw op Allah en houd vast aan de religie van Allah. Dood geen oudere mannen, zuigelingen, jonge kinderen of vrouwen.” (Aboe Daawoed, Soenan, nr. 2614.)
En Ibn ‘Oemar (moge Allah tevreden zijn over vader en zoon) verhaalde dat de profeet (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) “het doden van vrouwen en kinderen verbood.” (Al-Boekhaarie, nr. 3015; Moeslim, nr. 1744.)
5.) Imam an-Nawawie (gest. 676 H./1277 n.Chr.) beschreef na het aanhalen van de laatste h’adieth de juridische unanimiteit over de kwestie, toen hij zei: “Geleerden beamen het handelen naar deze h’adieth en verboden het doden van vrouwen en kinderen, mits zij niet deelnemen aan de strijd. Maar als zij dat doen (meestrijden), de overgrote meerderheid van geleerden (djamahir al-‘oelemaa-e) is van mening dat zij bevochten mogen worden.” [Sharh’ Sah’ieh’ Moeslim (Beirut: Dar al-Kutub al-‘Ilmiyyah, 1995), 12:43.]
Ibn Qoedamah schreef, terwijl hij de logica achter deze unanimiteit aangaande het niet bevechten van vrouwen, de ouderen, kinderen, monniken of handelaren uitlegt, dat zij allen niet-strijders (laysa min ahl al-qital) zijn.” (Al-Moeghnie, 13:178.)
Hij gaf nogmaals aan: “Het is niet toegestaan om een kind onder hen te doden, noch de dwazen, noch een vrouw, monnik, bejaarde man, iemand met een slopende ziekte en noch een blinde man – behalve als zij strijden.” [‘Oemdat al-Fiqh (Riyadh: Dar al-Mayman, 2009), 220.]
6.) Aldus, zoals aangetoond is, is het bewust aanvallen en doden van burgers, dat een kleine minderheid nu probeert te verkopen als een echte jihad, in werkelijkheid een grove afwijking van de klassieke juridische consensus (unanimiteit) en een perversie van de profetische leringen. Het moedwillig bloedvergieten en veroorzaken van chaos en ellende voor burgers, alsook de verdraaide herinterpretaties van bronteksten door de huidige bepleiters van terrorisme, moeten veroordeeld, verworpen en tekstueel onthuld blijven worden. Bij het ontmaskeren van terrorisme (hiraba) voor wat het werkelijk is, is treffend beweerd dat: ‘Terrorisme is voor jihad wat overspel is voor het huwelijk.’ (Abdal Hakim Murad, Contentions, 5/7.)
De Koran zegt (Nederlandstalige interpretatie): “…Heb jij zonder reden een onschuldige persoon gedood!? Bij Allah! Jij hebt werkelijk een zeer verwerpelijke daad begaan!” [Soerat al-Kahf (18), aayah 74.]
7.) Een argument dat extremisten gebruiken om hun daden van terreur te rechtvaardigen is te beweren dat burgers die leven in een democratie helemaal niet onschuldig zijn. Hun logica gaat als volgt: in een democratie vertegenwoordigt de regering de wil van het volk, dus burgerbevolkingen zijn medeverantwoordelijk voor het buitenlandse beleid van hun regeringen en zijn in een oorlog dus legitieme doelwitten. Deze bewering is zo onjuist als dat het inhoudelijk verdraaid is. Waar dit reductionistisch (kijkend naar slechts een deel, simplistisch) argument van ‘iedereen in een democratie is schuldig’ geen rekening mee houdt of over het hoofd ziet, is dat grote aantallen burgers in een democratie mogelijkerwijs het oneens zijn met het buitenlandse beleid van hun regeringen, of niet eens op hen gestemd hebben (of helemaal niet gestemd hebben)! Dus hoe kunnen dergelijke burgers dan medeverantwoordelijk zijn voor de daden van hun regeringen? De demonstraties tegen oorlogen en protesten tegen de oorlog in Irak, bijvoorbeeld, die miljoenen gewone burgers door heel West Europa en de Verenigde Staten op de been brachten, zijn voldoende om de misvatting van dergelijke logica aan te tonen. Bovendien, zoals we hieronder zullen zien, beschouwt de sharie’ah dergelijke mensen nog steeds als niet behorend tot min ahl al-qital – ‘feitelijke strijders’.
(Lees verder onder de afbeelding.)
8.) Een meer directe weerlegging van deze verknipte logica zou zijn om te kijken naar de context waarin de profeet (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) het doden van vrouwen, kinderen en andere burgers tijdens een oorlog verbood. Dit verbod werd uitgevaardigd toen de profeet (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) en de eerste moslims in een hevige oorlog verkeerden met de heidense Arabieren van Mekkah, wier doel was het volledig uitroeien van moslims. De Mekkaanse afgodenaanbidders waren een hechte confederatie waarvan de stamoudsten gezamenlijk beslissingen namen tijdens hun stambijeenkomsten. De gemiddelde persoon in zo’n samenleving had veel makkelijker toegang tot de ouderen en leiders en veel meer invloed op het beleid dan enig burger in de huidige westerse democratieën. In feite was het niet ongebruikelijk voor vrouwen (ofwel getrouwd met of verwant aan leiders van stammen, of degenen met sociale invloed) om hun echtgenoten onder druk te zetten, te vleien en zelfs te bedreigen zodat zij oorlog zouden voeren tegen de moslims, op straffe van het te schande zetten van de familie en stam als zij dat niet zouden doen. Tijdens de veldslag van Oehoed gingen vrouwen, onder leiding van Hind, zelfs mee naar het slagveld om morele steun te verlenen aan de geweldplegers. Ook al wist de profeet (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) hiervan, toch stond hij er op (Nederlandse interpretatie): “Dood geen oudere mannen, jonge kinderen of vrouwen.” (Aboe Daawoed, nr. 2614.) En toen hij eens zag dat een vrouw gedood was, zei hij (Nederlandse interpretatie): “Dit is niet iemand die bevochten had moeten worden.” (Aboe Daawoed, nr. 2669; Ibn Maadjah, nr. 2842.)
9.) Een ander bewijs dat gebruikt wordt om het doden van burgers te rechtvaardigen is een h’adieth waarin de profeet (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) vroeg over enkele afgodenaanbidders wier nederzettingen ‘s nachts aangevallen werden waarbij enkele vrouwen en kinderen gedood werden. Hierna zei hij (Nederlandse interpretatie): “Zij behoren tot hen (hoem minhoem).” (Al-Boekhaarie, nr. 3012.)
Er zijn twee redenen waarom deze h’adieth niet op deze manier gebruikt kan worden. Ten eerste, een groot aantal juristen beschouwt de h’adieth als afgeschaft door het uitdrukkelijke verbod om ‘geen burgers te doden tijdens een oorlog.’ [Zie Ibn H’adjr al-‘Asqalanie, Fath’ al-Barie Sharh’ Sah’ieh’ al-Boekhaarie (Beiroet: Dar al-Kutub al-‘Ilmiyyah, 1989), 6:182.] Ten tweede, juristen die nachtelijke aanvallen toestaan die kunnen resulteren in burgerdoden geven duidelijk aan: “Dit is onder voorwaarde dat zij [vrouwen, kinderen en andere niet-strijders] niet doelbewust aangevallen worden.” (Volgens de klassieke H’anbalie jurist, al-Boehoetie, Kashshaf al-Qina’, 3:47-8.)
Het is ook interessant dat een toonaangevende jurist uit de begintijd van de islam, alsook de feitelijke suboverleveraar van deze h’adieth, imam al-Zoehrie, de bovenstaande h’adieth nuanceerde door onmiddellijk de h’adieth te verhalen die het doden van burgers verbied. Dus: “Telkens als al-Zoehrie deze h’adieth vertelde, zei hij: ‘De zoon van Ka’b ibn Maalik zei tegen mij, van zijn oom … dat de profeet (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) het doden van vrouwen en kinderen verbood.’” (Aangehaald in Fath’ al-Barie, 6:182. Ik ben Moh’ammed Nizamie dankbaar dat hij mij op deze overlevering gewezen heeft.)
10.) Een ander aspect van de sharie’ah dat betrekking heeft op het onderwerp, maar wat ook door extremisten afwijkend wordt geherinterpreteerd, is het idee van ‘aqd al-aman – ‘het verbond van veiligheid’. Dit houdt in dat moslims die verblijven in, bijvoorbeeld, een niet-moslim land – ofwel daar geboren, genaturaliseerd of legale inwoner – vallen onder een uitdrukkelijk verdrag of contract dat de levens, bezit en eer van alle niet-moslims onaantastbaar maakt. Dit betekent dat moslimburgers van een niet-moslim land zich niet kunnen bezighouden met daden van agressie tegen hun eigen staat of medeburgers. Ibn Qoedamah zei: “Wat betreft verraad jegens hen, dit is uitdrukkelijk verboden. Want zij schonken hem alleen veiligheid op voorwaarde dat hij hen niet zal verraden en dat zij veilig zullen zijn voor zijn kwaad. Als dit niet met expliciete termen aangegeven wordt, dan wordt het impliciet gesuggereerd. …Aangezien dit zo is, is het onwettig voor ons om verraderlijk te zijn jegens hen, omdat dit verraad is; en in onze religie is geen plaats voor verraad. De profeet (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) heeft gezegd (Nederlandse interpretatie): ‘Moslims vervullen hun contracten.’ (At-Tirmidzie, nr. 1352.)” (Al-Moeghnie, 13:152.)
11.) We kunnen niet genoeg benadrukken hoe serieus de orthodoxe islam de verplichting om contracten en verdragen te eren neemt, of hoe onwettig het is voor een moslim die woont of verblijft in een land, om dat land of de burgers ervan vervolgens aan te vallen. Wat ook gewaardeerd dient te worden is dat een moslim zelfs de volgende mening mag hebben zonder inwendige tegenstrijdigheid met de bovenstaande tien punten: dat Amerika en Engeland agressieve oorlogen voeren in het Midden Oosten; echter, moslims die vallen onder een belofte van veiligheid mogen hun land niet aanvallen, noch de soldaten ervan, noch enig burger ervan. Een h’adieth bevat deze dreiging van vernedering en schande (Nederlandse interpretatie): “Ieder persoon die een verdrag verraad zal op de Dag des Oordeels een vlag achter zijn rug hebben, welke gehesen zal worden overeenkomstig met het niveau van zijn verraad.” (Moeslim, nr. 1738.)
♦
Ter afronding: we dienen de afkeuring door islamitische bronteksten en religieuze autoriteiten aangaande daden van terreur luid en duidelijk te blijven herhalen. Als we onze afkeuring kenbaar willen maken aangaande enige kwestie van binnenlands- of buitenlands beleid, dan moeten we legitieme manieren zien te vinden binnen het democratische proces om een dergelijke afkeuring te uiten.
Het is hun verdienste dat moslimgeleerden, ondanks hun meningsverschillen op het gebied van vele theologische en juridische kwesties, het zo unaniem eens zijn tegen terrorisme. Wat wij ook van hen verwachten is om zich te blijven inspannen om de afwijkende ideeën en aannames die daaraan ten grondslag liggen te onthullen en uit te bannen. Onze regeringen (van Engeland en Amerika) hebben ook een verantwoordelijkheid om te handelen. Want zij kunnen veel woede van extremisten wegnemen door een eerlijke oplossing te garanderen voor het Palestijnse probleem, de Guantanamo Bay gevangenis te sluiten en rechtvaardig buitenlands beleid uit te voeren. Het is echter aan de moslimgeleerden om het verdraaide fiqh-begrip van de terroristen te vernietigen.
En Allah weet het het best.
≈
Toevoeging van uwkeuze.net:
Dit is een zorgvuldige en actuele vermaning! Veel moslims begrijpen dit onderwerp niet correct. Door passie, frustratie en wraakgevoelens menen zij verschrikkelijke misdaden te moeten begaan, doch voelen zij dat zij hun best doen om Allah tevreden te stellen. Voor zulke mensen, Allah herinnert ons in de Koran (Nederlandse interpretatie): “Zeg (o Moh’ammed): ‘Zullen wij jullie vertellen over de grootste verliezers met betrekking tot hun daden!? Degenen wier inspanningen in het wereldse leven verloren zijn geraakt, terwijl zij dachten dat zij goed deden.’” [Soerat al-Kahf (18), aayah 103-104.] [Zie het artikel De voorwaarden voor acceptabele ‘ibaadah (aanbidding).]
Het komt neer op onzuiverheid en ziekte in het hart… (Dr Muhammad Saleem Anwar)
Bron: https://thehumblei.com/2013/05/23/terrorism-is-to-jihad-as-adultery-is-to-marriage/
Zie ook het 817 pagina’s tellende boek Religieus Extremisme in het leven van hedendaagse moslims, van dr. ‘Abdoel-Rah’maan ibn Moe’alaa al-Loewayh’iq al-Moetayrie, vertaald door Aboe Yoesoef ‘Abdoellaah (‘Abdoellaah Bekx), uitgegeven door Uitgeverij Momtazah en te bestellen in onze islamwinkel.
Relevante artikelen:
Fataawaa van enkele grote geleerden over zelfmoordaanslagen
Het verbod op bloedvergieten (h’adieth 14 van De veertig ah’aadieth van an-Nawawie)
Het verbod op het plegen van onrecht (h’adieth 24 van De veertig ah’aadieth van an-Nawawie)
Stop terrorisme (diverse artikelen)