…en het oproepen tot terreuraanslagen op ongewapende burgers.
Door Abdul-Jabbar van de Ven – 12 Shawwaal 1436 / 29 juli 2015.
[Dit stuk is geschreven los van iedere groepering of naam. Ongeacht over welke organisatie of welk land er gesproken wordt, we kunnen onmogelijk spreken over de individuen ervan en “wie de schoen past trekke hem aan” is hier dan ook van toepassing.]
Terreuraanslagen en oproepen tot terreuraanslagen op ongewapende burgers die niets met de strijd te maken hebben. Vrouwen, kinderen, bejaarden… Mensen die gewoon aan het winkelen zijn, onderweg naar hun werk, of in gebed in een gebedshuis… We hebben het de afgelopen jaren regelmatig gezien. Soms wellicht het werk van geheime diensten, maar vaak ook het werk van moslims, die meenden te handelen uit naam van de Islam (al-Islaam).
Hun theorie achter het aanvallen van onschuldige burgers is: zolang hun legers moslims doden in landen als Irak of Afghanistan, hebben wij het recht hun burgers te doden in hun landen, om hen zo onder druk te zetten te stoppen en hen te ontmoedigen. Regelmatig halen zij daar zelfs een aayah (Koranvers) voor aan die als bewijs zou moeten dienen voor dit geweld, namelijk aayah 194 van soerat al-Baqarah (2), waarin we lezen (Nederlandstalige interpretatie): “…En wie dan jullie onrecht aandoet, doe hem dan hetzelfde aan wat hij jullie heeft aangedaan…”
<<<Noot van uwkeuze.net: de beslissing rust altijd bij de leider van de moslimgemeenschap of de rechter (die alle voors en tegens afweegt), en men dient nooit het recht in eigen hand te nemen. Zie het artikel Moord en eerwraak.>>> (Klik op onderstaande afbeelding om het vergroot weer te geven. Gebruik de afbeelding voor da’wah.)
Wie deze Woorden (aayah 2:194) op zichzelf zou lezen, zou inderdaad de kortzichtige conclusie kunnen trekken die zij trekken: als zij onze vrouwen en kinderen doden, doden wij hun vrouwen en kinderen. Maar dit is helemaal niet wat er bedoeld wordt in deze aayah. Om een duidelijker beeld te krijgen van de werkelijke betekenis van een aayah, is het altijd belangrijk ook de woorden te lezen die er aan een passage vooraf gaan, en de woorden die er op volgen. Wie dat doet bij deze aayah, leest het volgende (Nederlandstalige interpretatie): “De heilige maand (#1) voor de heilige maand (#2), en de (schending van) heilige zaken worden (overeenkomstig) vergolden. En wie dan jullie onrecht aandoet, doe hem dan hetzelfde aan wat hij jullie heeft aangedaan. En vrees Allah (door Hem te gehoorzamen) en weet dat Allah met al-moettaqien (de vromen) is.” [Soerat al-Baqarah (2), aayah 194.]
<<<(#1) Noot uwkeuze.net: er zijn vier heilige of onschendbare maanden, namelijk de 1ste, 7de, 11de en 12de maand van de islamitische kalender, respectievelijk Moeh’arram, Radjab, Dzoel-Qie’dah en Dzoel-H’iddjah. Gedurende deze vier maanden is het verboden om oorlog te voeren of te vechten, tenzij men gedwongen wordt.>>>
<<<(#2) Noot uwkeuze.net: d.w.z., als zij jullie bestrijden in de heilige maanden dan dienen jullie hen ook te bestrijden in de heilige maanden. (Zie Tefsier al-Qor-aan al-Kariem van Ibn ‘Oethaymien.)>>>
Wie de werken van tafsier (uitleg van de Koran) leest, ziet wat dit betekent: als de ongelovigen jullie aanvallen in de heilige maanden, dan rust er geen zonde op jullie als jullie terugvechten. Dat terwijl het basisuitgangspunt bij de Arabieren was dat er in deze maanden niet gevochten mocht worden. En het overtreden voor de onschendbaarheden (heilige zaken), wil onder meer zeggen dat wie in ih’raam in de heilige stad Mekkah is voor h’addj of ‘oemrah, en daarna aan wordt gevallen, dat hij dan het recht heeft zichzelf te verdedigen. Daarna volgen zelfs de woorden (Nederlandstalige interpretatie): “…En vrees Allah…” Volgens de ‘oelemaa-e (geleerden) van tafsier betekent dit: vrees Allah in jullie vergelding, door niet de grenzen van Allah te overschrijden. Zo lezen we bijvoorbeeld in de tafsier van imaam at-Tabarie: “En vrees Allah, o jullie die geloven, aangaande Zijn onschendbaarheden en grenzen (die Hij heeft getrokken), dat jullie daarin overtredingen begaan en die grenzen overschrijden die Hij voor jullie duidelijk heeft gemaakt en vast heeft gesteld.”
Jawel, de aayah bevat ook bewijs voor het terugdoen bij de dader wat hij jou heeft aangedaan. Dus als hij jou een oor heeft afgesneden, wordt bij hem een oor afgesneden. En als hij jouw gezicht heeft verbrand, wordt zijn gezicht verbrand. Et cetera. Maar nergens staat in deze aayah bewijs voor de stelling: “Als hij mijn zoon vermoordt, vermoorden wij in vergelding zijn zoon.” Of: “Als hij mijn dochter heeft verkracht, verkrachten wij in vergelding zijn dochter.” Niemand van de ‘oelemaa-e heeft dit ooit beweerd, en wat een vreemde rechtspraak zou dat zijn!
<<<Noot uwkeuze.net: Khalid Baig schreef in zijn artikel What Does Islam Teach About Justice? (zie het vertaalde artikel Wat onderwijst de Islam over rechtvaardigheid?): “Rechtvaardigheid vereist vergelding/straf en de Islaam acht ‘oog om oog’ noodzakelijk. Maar dit betekent niet een onschuldig oog voor een (on)schuldig oog, maar het betekent het oog van de dader voor het oog van het slachtoffer (een onderscheid waar terroristen geen rekening mee houden). Het is verbazingwekkend dat degenen die dit laatstgenoemde als barbaars bestempelen, in feite neigen naar het eerstgenoemde wanneer een serieuze crisis zich ontwikkeld.”>>>
Niemand van de ‘oelemaa-e heeft dit ooit gezegd, en deze tafsier (uitleg) is nergens terug te vinden; niet in de tafsier van sheikh ‘Abdoerrahmaan bin Naasir as-Sa’die, niet in de tafsier van Ibn Kethier, niet in de tafsier van al-Djalalayn, niet in de tafsier van at-Tabarie en niet in de tafsier van al-Qoertoebie.
Bovendien gaat die tafsier in tegen alle andere aayaat (Koranverzen) en ah’aadieth (profetische overleveringen) die over dit soort zaken spreken. Zoals bijvoorbeeld aayah 190 van dezelfde soerah, waarin we duidelijk lezen (Nederlandstalige interpretatie): “En bestrijd – op de weg van Allah – degenen die jullie bestrijden en overtreed niet (#3) (houd de regels aangaande djihaad in acht). Waarlijk, Allah houdt niet van de overtreders.” [Soerat al-Baqarah (2), aayah 190.]
<<<(#3) Noot uwkeuze.net: al-H’asan al-Basrie gaf aan dat overtreding inhoudt: het verminken van de doden, diefstal (van de oorlogsbuit), het doden van vrouwen, kinderen en oude mensen die niet deelnemen aan de strijd, het doden van priesters en monniken, het verbranden (vernietigen) van bomen en doden van dieren (vee) zonder noodzaak (zie het artikel Dierenrechten in de Islam). Dit is ook de mening van Ibn ‘Abbaas, ‘Oemar ibn ‘Abdoel-‘Aziez, Moeqaatil ibn H’ayyaan en anderen. (Tefsier Ibn Kethier.)>>> (Klik op onderstaande afbeelding om het vergroot weer te geven. Gebruik de afbeelding voor da’wah.)
Hier is een duidelijk voorbeeld van hoe een aayah pas juist begrepen kan worden wanneer de aayaat worden gelezen die er aan vooraf gaan en die er op volgen. In deze aayah, die slechts 3 aayaat komt voor de aayah die we hier bespreken, zien we drie interessante punten:
1.) Allah draagt ons op te vechten op de weg van Allah. Dit houdt dus automatisch in dat deze strijd alleen omwille van Allah moet zijn, niet omwille van macht, nationalisme, racisme of oliebronnen en rijkdom. Bovendien houdt een strijd op de weg van Allah in, dat deze rechtvaardig is en volgens de voorschriften van de Qor-aan en de Soennah.
2.) Allah draagt ons op te vechten tegen hen die ons bevechten. In andere woorden: soldaten, en iedereen die hen direct ondersteunt in hun werk, zoals ministers, leden van inlichtingendiensten etc. Wat hier niet onder valt zijn degenen die ons niet bevechten, zoals vrouwen, kinderen, bejaarden, gehandicapten, boeren die op het land aan het werk zijn, monniken in hun kloosters (tenzij dit monniken zijn die hun volgelingen aansporen tot de strijd tegen moslims), et cetera.
3.) Om dit alles nog eens te benadrukken, beveelt Allah ons om niet de grenzen te overtreden die Hij heeft vastgelegd. Hij houdt niet van de overtreders: zij die dood en verderf zaaien, en niets dan verdriet en vernietiging brengen.
Er zijn mensen die beweren dat deze aayah zou zijn opgeheven door een latere aayah, maar daarvoor bestaat geen bewijs. Onder meer Ibn ‘Abaas, Moedjaahid en ‘Oemar bin ‘Abdil-‘Aziez waren van mening dat deze aayah nog steeds geldig is, en dat het behoort tot de aayaat die een duidelijke richtlijn bevatten.
En er zijn veel meer bewijzen in de sharie’ah, dat met deze aayah niet bedoeld wordt dat wij hun onschuldige burgers aanvallen zoals zij onze onschuldige burgers aanvallen, hier slechts enkele
voorbeelden:
Het islamitische uitgangspunt dat niemand verantwoordelijk is voor de daden van een ander. Dit is onder meer uiteengezet in aayah 7 van soerat az-Zoemar (39) (Nederlandstalige interpretatie): “…En geen zondaar zal andermans zonden dragen…”
Deze Woorden komen terug op vijf verschillende plaatsen in de Qor-aan, en dit benadrukt het belang van dit uitgangspunt. Of zoals de profeet (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) zei (Nederlandstalige interpretatie): “…Een persoon wordt niet verantwoordelijk gehouden voor de overtreding van zijn vader, noch voor de overtreding van zijn broer.” [Overgeleverd door an-Nasaa-ie met een sah’ieh’ isnaad (authentieke keten van overleveraars).]
En er bestaan meer ah’aadieth met soortgelijke bewoordingen. Als dit al het geval is met volwassen zoons, dan is dit zeker het geval met zoons die nog baby’s en kleuters zijn en absoluut niets begrijpen van politiek of de problemen in de wereld. Hoe kun je hen vervolgens opblazen of doodschieten voor een zonde die zij niet hebben begaan, en waar zij niets van hebben begrepen?
De redenering dat wij onze vijanden hetzelfde onrecht aandoen als zij ons aandoen, is compleet onislamitisch. Zij (de ongelovigen) gedragen zich als beesten omdat zij niet beschikken over de richtlijnen van de Qor-aan en Soennah, en omdat zij niet geloven in een Dag des Oordeels waarop zij ter verantwoording zullen worden geroepen voor hun gruweldaden. Moeten wij moslims ons dan op dezelfde beestachtige wijze gedragen wanneer wij terugvechten?! Hebben wij niet de Woorden gelezen van Allah in aayah 8 van soerat al-Maa-idah (Nederlandstalige interpretatie): “O degenen die geloven! Wees continue sterk omwille van Allah (niet omwille van mensen of faam), als getuigen met rechtvaardigheid; en laat haat tegenover een volk jullie niet aanzetten tot het onrechtvaardig zijn (tegenover hen). Wees rechtvaardig [jegens vriend én vijand (#4)], dat is dichter bij at-taqwaa (de vroomheid, godsvrees); en vrees Allah. Waarlijk, Allah is Khabier (Alwetend omtrent subtiele zaken) aangaande hetgeen jullie doen.”
<<<(#4) Noot uwkeuze.net: de Islaam bepleit een rechtvaardigheid die noch van liefde noch haat afhankelijk is. Men moet zich niet laten leiden door emoties. Ibn Abie H’aatim verhaalde dat Zayd ibn Aslam zei: “De boodschapper van Allah (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) en zijn metgezellen waren in het gebied van al-H’oedaybiyyah toen de afgodenaanbidders hen tegenhielden om het Huis (de Ka’bah) te bezoeken en dat was bijzonder moeilijk voor hen. Later passeerden enkele afgodenaanbidders hen vanuit het Oosten met de intentie ‘oemrah te verrichten. Vervolgens zeiden de metgezellen van de profeet (salallaahoe ‘alayhie wa sellem): ‘Laat ons degenen tegenhouden (om ‘oemrah te verrichten) net zoals hun mede-afgodenaanbidders ons tegengehouden hebben.’ Daarna openbaarde Allah dit vers.” (Tefsier Ibn Kethier.) De betekenis van dit vers is duidelijk: laat haat en vijandschap jegens een volk jullie er niet toe leiden de wet van Allah te overtreden en onrecht te begaan jegens hen als represaille. Integendeel, handel zoals Allah de Verhevene jullie bevolen heeft en wees rechtvaardig tegenover iedereen.>>> (Klik op onderstaande afbeelding om het vergroot weer te geven. Gebruik de afbeelding voor da’wah.)
Vervolgens zijn er ook vele duidelijke bewijzen uit de Soennah die er op wijzen dat het opzettelijk doden van onschuldige burgers h’araam (verboden) is. Zo is er overgeleverd in een sah’ieh’ h’adieth (authentieke overlevering) van Handhalah al-Kaatib, dat hij zei: “Wij waren in een veldslag met de boodschapper van Allah (salallaahoe ‘alayhie wa sellem), en wij kwamen voorbij een vrouw die gedood was, en waar de mensen omheen stonden. Zij gingen aan de kant voor hem, en hij zei (Nederlandstalige interpretatie): ‘Zij behoorde niet tot degenen die tegen ons vochten.’ Vervolgens zei hij tegen een man: ‘Vertrek naar Khaalid ibn-oel-Walied, en zeg tegen hem: ‘Voorwaar, de boodschapper van Allah beveelt jou het volgende: dood geen enkel kind en geen arbeider.’’” (Overgeleverd door Aboe Daawoed en Ibn Maadjah.)
Uit deze h’adieth wordt onder meer het volgende duidelijk:
1.) De woorden van de profeet (salallaahoe ‘alayhie wa sellem): “Zij behoorde niet tot degenen die tegen ons vochten…” betekenen dat het niet is toegestaan mensen te doden die niet tegen ons vechten, ook al maken zij onderdeel uit van het volk dat de moslims bestrijdt. En als zij wel gewapend was geweest en tegen de moslims had gestreden, zou haar dood niet afgekeurd zijn.
2.) De woorden: “De boodschapper van Allah beveelt jou…” betekenen een verbod daarop, en de verplichting dit te gehoorzamen.
En zo is het ook overgeleverd in Sah’ieh’ al-Boekhaarie en Sah’ieh’ Moeslim, dat de profeet (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) een gedode vrouw zag in een van de veldslagen. Daarop keurde hij het doden van vrouwen en kinderen af.
En het is overgeleverd in de Moesnad van imaam Ah’med met een sah’ieh’ isnaad, dat Nadjdah een brief schreef aan Ibn ‘Abbaas, en hem daar in vroeg over het doden van de kinderen van de moeshrikien (afgodenaanbidders). Daarop schreef Ibn ‘Abbaas aan hem: “Je schreef een brief aan mij, waarin je vroeg over het doden van de kinderen van de moeshrikien. De boodschapper van Allah (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) heeft hen nooit gedood, en jij mag ze ook niet doden, tenzij jij over hen weet wat al-Khidhr wist over de jonge man toen hij hem doodde!” (Zie aayah 18:65-82 van de Koran voor het verhaal over al-Khidhr.)
En imaam Maalik leverde over in al-Moewattaa-e (h’adieth nummer 982), dat Aboe Bakr as-Siddieq (radhiyallaahoe ‘anhoe) zijn leger er op uit stuurde naar as-Shaam met de volgende bevelen: “Ik draag jullie tien dingen op: dood zeer zeker geen vrouw, en geen kind, en geen bejaarde die slecht ter been is, en hak geen boom om die vol vruchten is, vernietig geen enkel huis, slacht geen enkel schaap of kameel, behalve om te eten. En verbrand geen enkele bijen(korf) en verjaag hen niet, en steel niet van de buit en wees niet laf.”
Hadden deze vooraanstaande sah’aabah (metgezellen – moge Allah tevreden zijn met hen) als Ibn ‘Abbaas en Aboe Bakr de sharie’ah soms niet begrepen?! Of waren zij “regerings-‘oelemaa-e (overheidsgeleerden of paleisgeleerden)”, zoals degenen worden genoemd die vandaag de dag zulke fataawaa uitspreken?! Of kan het wellicht zo zijn dat de onwetende jongeren die uit naam van de Islaam dit soort misdaden begaan, degenen zijn die de sharie’ah niet hebben begrepen? (Klik op onderstaande afbeelding om het vergroot weer te geven. Gebruik de afbeelding voor da’wah.)
Er zijn enkele ah’aadieth die deze mensen aanhalen als bewijs voor hun daden, zoals de h’adieth die is overgeleverd door al-Boekhaarie en Moeslim, waarin as-Sa’b bin Djathaamah zei dat de boodschapper van Allah (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) gevraagd werd over de vrouwen en kinderen van de moeshrikien die tijdens een nachtelijke operatie gedood werden. Daarop zei hij (Nederlandstalige interpretatie): “Zij behoren tot hen.”
We dienen dit soort ah’aadieth echter te begrijpen op de manier waarop ze zijn bedoeld. Gezien de eerdere bewijzen die ik hier heb aangehaald, is het niet mogelijk dat dit betekent: “Dood hen, het geeft niet!” Nee, het uitgangspunt in de sharie’ah is dat ongewapende burgers niet opzettelijk gedood mogen worden. Maar wat als de moslims een militaire kazerne of een militair fort aan moeten vallen waar ook de vrouwen en kinderen van de vijand verblijven? Wat als zij een centrum van de geheime dienst aan moeten vallen waar toevallig ook enkele onschuldige bezoekers zijn? Wat als de vijand aan wordt gevallen in de nacht, en er door het slechte zicht onbedoeld enkele vrouwen of kinderen worden gedood, omdat zij zich tussen de vijand bevonden? Het zijn dit soort gevallen waar deze h’adieth op doelde, en dit wordt duidelijk voor eenieder die de fiqh (jurisprudentie) van djihaad (jihad) bestudeert van de ‘oelemaa-e van fiqh. En dit was onder meer de mening van imaam Aboe H’aniefah en imaam as-Shaafi’ie: dat vrouwen en kinderen gedood kunnen worden als onbedoelde slachtoffers in zulke gevallen. Wat de misbruikers van deze h’adieth vandaag de dag echter doen, is alleen maar vrouwen en kinderen aanvallen, terwijl deze ver weg zijn van de werkelijke vijand die hen bestrijdt. En dit is door niemand van de ‘oelemaa-e ooit bedoeld! Bovendien beschikken we in deze tijd over nachtkijkers, infrarood camera’s en precisiewapens, waardoor we dit soort slachtoffers tot een minimum zouden kunnen beperken. Daarnaast dien ik hier op te merken dat er ook vooraanstaande ‘oelemaa-e waren, zoals imaam Maalik en al-Awzaa’ie, die meenden dat vrouwen en kinderen in geen enkel geval gedood mogen worden, zelfs niet als zij zich tussen de vijand bevinden bij een aanval. In zo’n geval zouden de moslims af moeten zien van een aanval, volgens deze geleerden.
Kijk bovendien eens hoe Aboe Daawoed deze laatstgenoemde h’adieth overleverde (“zij behoren tot hen”). Hij leverde dezelfde h’adieth over, maar zegt daarna aan het einde: “Soefiyaan heeft gezegd: ‘Az-Zoehrie heeft gezegd: ‘Vervolgens verbood de boodschapper van Allah (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) daarna om vrouwen en kinderen te doden.’’”
Dit is slechts een kort antwoord van mij op deze valse fatwa die rondgaat en dit is geenszins bedoeld als diepgaande wetenschappelijke weerlegging die alle shoeboehaat (vermoedens, twijfelachtigheden) omtrent dit onderwerp weerlegt. Ik ben mij er van bewust dat onze gerespecteerde sheikh Ibn ‘Oethaymien (rah’iemahoellaah) ooit tijdens een dars (les) heeft gezegd dat hij de mening aanhing dat vrouwen en kinderen van de vijand gedood mogen worden als zij onze vrouwen en kinderen doden, omdat dit de vijand zou ontmoedigen. Ook al heb ik een groot respect en liefde voor de sheikh; in het licht van bovenstaande bewijzen, meen ik dat hij een fout heeft gemaakt. De sheikh is mij geliefd, maar de waarheid is mij geliefder, en heeft meer recht om gevolgd te worden.
En Allah weet het best. (Klik op onderstaande afbeelding om het vergroot weer te geven. Gebruik de afbeelding voor da’wah.)
Relevante artikelen:
Fataawaa van enkele grote geleerden over zelfmoordaanslagen
Stop terrorisme (diverse artikelen)
Aanval Charlie Hebdo een product van Franse staatsterreur