Heeft elke individuele moslim een vrijbrief om te moorden?
Geschreven door dr. ‘Abdoel-Rah’maan ibn Moe’alaa al-Loewayh’iq al-Moetayrie, genomen uit zijn boek Religieus Extremisme in het leven van hedendaagse moslims, uitgegeven door Uitgeverij Momtazah. Vertaald door Aboe Yoesoef ‘Abdoellaah.
Een van de meest duidelijke vormen van geweld waar extremisten vaak van worden beschuldigd, zijn moordaanslagen. Degenen die zeggen dat het toegestaan is, baseren hun argument o.a. op het verhaal van de moord van Ka’b ibn al-Ashraf. Djaabir ibn ‘Abdoellaah (moge Allah tevreden zijn met hem) verhaalde:
“De boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) heeft gezegd (Nederlandstalige interpretatie): ‘Wie zal er afrekenen met Ka’b ibn al-Ashraf? Waarlijk, hij heeft Allah en Zijn boodschapper schade berokkend.’ Moh’ammed ibn Maslamah zei: ‘O boodschapper van Allah! Zou u hem gedood willen hebben?’ Hij antwoordde: ‘Ja.’ Vervolgens zei hij: ‘Sta mij dan toe om iets te zeggen (om hem te misleiden).’ Hij antwoordde: ‘Ja (je mag dit doen).’ Aldus ging Moh’ammed ibn Maslamah naar Ka’b en zei: ‘Die man (hij bedoelde daarmee de profeet – Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) verlangt liefdadigheid van ons en hij heeft ons vermoeid. Dus ben ik gekomen om iets van jou te lenen.’ Aldus zei Ka’b vervolgens: ‘Bij Allah, je zult moe worden bij hem.’ Moh’ammed zei vervolgens: ‘Sinds we hem volgen, willen we hem niet verlaten totdat we zien wat zijn einde is. Nu, wij willen dat jij ons een of twee kameelladingen aan voedsel leent.’ Ka’b zei: ‘Ja, ik zal het jullie lenen, maar ik heb enig onderpand nodig.’ Moh’ammed en zijn metgezel zeiden: ‘Wat wil je?’ Ka’b antwoordde: ‘Geef mij jullie vrouwen als onderpand.’ Zij zeiden: ‘Hoe kunnen wij jou onze vrouwen geven terwijl jij de meest aantrekkelijke van de Arabieren bent?’ Ka’b zei toen: ‘Geef me dan jullie zonen.’ Zij zeiden: ‘Hoe kunnen wij onze zonen aan jou geven? Later zullen zij beschimpt worden door de mensen die zullen zeggen dat die-en-die als onderpand gegeven is voor een kameellading aan voedsel. Dat zal ons enorm te schande brengen. Maar wij zullen jou onze wapens als onderpand geven.’ Aldus beloofden Moh’ammed ibn Maslamah en zijn metgezel dat zij (of hij) naar hem zouden terugkeren. Hij ging ‘s nachts naar Ka’b samen met de pleegbroer van Ka’b, Aboe Naa-ilah. Hij nodigde hen uit in zijn fort en hij ging naar hen toe. Zijn vrouw vroeg hem: ‘Waar ga jij naar toe op dit tijdstip?’ Hij antwoordde: ‘Alleen Moh’ammed ibn Maslamah en mijn pleegbroer zijn gekomen.’ Zij zei: ‘Ik hoor een stem alsof er bloed van afdrupt.’ Ka’b zei: ‘Zij zijn alleen maar mijn broeder Moh’ammed ibn Maslamah en mijn pleegbroer Aboe Naa-ilah. Een eerzame man dient zelfs ‘s nachts te antwoorden op een bezoek, ook al gaan zij hem doden.’ Moh’ammed ibn Maslamah ging naar binnen met twee mannen en zei tegen hen: ‘Als Ka’b komt, zal ik zijn haar aanraken en het ruiken, en wanneer jullie zien dat ik zijn hoofd in mijn greep heb, val hem aan.’ Ka’b ibn Ashraf kwam naar hen toe, gewikkeld in zijn kleren en ruikend naar parfum. Moh’ammed ibn Maslamah zei: ‘Ik heb nog nooit een lekkerdere geur geroken dan deze.’ Vervolgens zei hij tegen Ka’b: ‘Sta jij mij toe om jouw hoofd te ruiken?’ Ka’b zei: ‘Ja.’ Moh’ammed rook het en liet zijn metgezellen het ook ruiken. Vervolgens zei hij weer: ‘Zul jij mij jouw hoofd laten ruiken?’ Ka’b zei: ‘Ja.’ Toen Moh’ammed hem stevig te pakken kreeg, zei hij: ‘Pak hem.’ Vervolgens doodden zij hem en gingen naar de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) om hem te vertellen wat er gebeurde.” (Overgeleverd door al-Boekhaarie. Voor het gebruik van deze h’adieth en andere vergelijkbare overleveringen die gebruikt worden als bewijs om moordaanslagen toe te staan, zie ‘Abdoe s-Salaam Faradj, al-Fariedhatoe al-Ghaa-ibah, p. 260.)
In deze h’adieth gaf de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) de opdracht om een van de leiders van ongeloof te doden. Maar om dit te gebruiken als bewijs dat het toegestaan is om klakkeloos moordaanslagen te plegen, is niet geldig om de volgende redenen:
1.) De moordaanslag dient te geschieden op bevel van de leider. In het verhaal van de moordaanslag op Ka’b ibn al-Ashraf, zei de boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) (Nederlandstalige interpretatie): “Wie zal er afrekenen met Ka’b ibn al-Ashraf? Waarlijk, hij heeft Allah en Zijn boodschapper schade berokkend.” De bron van het bevel was de boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem). Op dezelfde manier gaf de verteller in het verhaal over het doden van Ibn Abie al-H’oeqayq – wat vergelijkbaar is met het verhaal over het doden van Ka’b ibn al-Ashraf – aan: “De boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) zond…” (Dit verhaal is ook door al-Boekhaarie overgeleverd.) Dus de boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) was degene die hen zond. Een individuele mening was nooit de reden voor enig bevel voor een moordaanslag. Het is algemeen bekend dat als de kwestie van moordaanslagen overgelaten zou worden aan persoonlijke, individuele beredenering, dat het dan zou leiden naar een enorme hoeveelheid kwaad.
2.) Moordaanslagen dienen alleen te gebeuren bij personen wier koefr zeker is, zoals Ka’b of Ibn Abie al-H’oeqayq, aangezien zij beide absoluut ongelovigen in Allah de Verhevene waren. Tijdens het bespreken van de punten die uit het verhaal van Ibn Abie al-H’oeqayq afgeleid kunnen worden, gaf Ibn H’adjar aan: “Een belangrijk punt van deze h’adieth is de toelaatbaarheid van het doden van een polytheïst die de boodschap (van de Islaam) ontvangen heeft, maar volhardt (in zijn ongeloof).” (Ibn H’adjar, Fat-h’oe al-Baarie, vol. 7, p. 345.) Dit is de conclusie van de h’adieth: de toelaatbaarheid van het doden van de ongelovige en polytheïst. Maar de bron van het kennen van deze titels is de Qor-aan en de Soennah en niet de meningen van individuen die andere individuen tot ongelovigen verklaren en vervolgens toestaan dat ze gedood mogen worden.
As-Shawkaanie heeft gezegd: “Weet dat het verklaren dat een persoon niet langer een moslim meer is en dat hij een ongelovige is geworden, een zaak is waaraan geen moslim die gelooft in Allah en de Laatste Dag zich aan moet wagen zonder een bewijs dat zo duidelijk is als de zon op een onbewolkte middag. Dit is omdat er authentiek is overgeleverd van een groep metgezellen (moge Allah tevreden zijn met hen) dat de boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) heeft gezegd (Nederlandstalige interpretatie): ‘Eenieder die tegen zijn broeder zegt: ‘O jij ongelovige,’ één van hen is werkelijk een ongelovige.’ In een andere overlevering is vermeld dat de boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) gezegd heeft (Nederlandstalige interpretatie): ‘Eenieder die een andere man van ongeloof beschuldigt of tegen hem zegt: ‘O jij, vijand van Allah,’ en hij is niet wat hij gezegd heeft, dan zal die beschuldiging naar de beschuldiger terugkeren (d.w.z. degene die de andere onterecht beschuldigd heeft, is zelf een ongelovige).’ Hij (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) heeft ook gezegd (Nederlandstalige interpretatie): ‘Eenieder die een gelovige beschuldigt van ongeloof, het is alsof hij hem gedood heeft.’” (Zie het artikel Het gevaar van het ongelovig verklaren van individuen.) (Klik op onderstaande afbeelding om het vergroot weer te geven. Gebruik de afbeelding voor da’wah.)
3.) Degene die gedood dient te worden moet behoren tot degenen die tegen de moslims vechten (dus een actieve en gevaarlijke vijand). Dit is waarom al-Boekhaarie de twee relevante hoofdstukken van zijn hoofdstukken over djihaad getiteld heeft: “Hoofdstuk: Het doden van een oorlogsstrijder,” en: “Hoofdstuk: Liegen in oorlog.” Ibn H’adjar gaf aan: “Dat de auteur (al-Boekhaarie) dit plaatst in het hoofdstuk over djihaad geeft aan dat Ka’b een oorlogsvijand was.” (Ibn H’adjar, Fat-h’oe al-Baarie, vol. 7, p. 340.)
Hij zei ook: “Hij werd slechts gedood omdat hij zijn verdrag schond en steun verleende in de oorlog tegen de boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) en zijn achteruitgang.” (Ibn H’adjar, Fat-h’oe al-Baarie, vol. 6, p. 160.)
Al-Qastalaanie merkte op: “Als je zegt: hoe kon hij hem doden nadat hij hem misleid had? Het antwoord is: hij schond zijn verdrag en steunde de oorlog tegen de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) en zijn bespotting. Als je zegt: hoe gaf hij hem een zekerheid voor vrede en vervolgens doodde hij hem? Het antwoord is: hij gaf hem nooit expliciet een zekerheid voor vrede. Hij (Ka’b) dacht dit alleen maar en voelde zich op zijn gemak totdat het mogelijk was om hem te doden.” (Al-Qastalaanie, Sharh’ al-Boekhaarie, vol. 5, p. 156.)
4.) Men dient er zeker van te zijn dat er geen fitnah (kwade onheil) zal zijn als resultaat van die moordaanslag. Dit blijkt duidelijk uit het verhaal zelf. De profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) beval pas dat hij gedood moest worden nadat de macht van de moslims sterk was geworden. Dit wordt aangeduid door het feit dat de joden niets deden als reactie nadat een van hun leiders gedood was.
Uit het 817 pagina’s tellende boek Religieus Extremisme in het leven van hedendaagse moslims van dr. ‘Abdoel-Rah’maan ibn Moe’alaa al-Loewayh’iq al-Moetayrie, vertaald door Aboe Yoesoef ‘Abdoellaah, uitgegeven door Uitgeverij Momtazah (te bestellen via onze webshop, en met uw aankoop steunt u de da’wah van www.uwkeuze.net).
Toevoeging van uwkeuze.net:
Jamaal al-Din M. Zarabozo zei: “Moslims kunnen niet toestaan dat zij door hun emoties overmand worden. Dit is wat hen leidt naar het verrichten van vele daden die, op zijn minst, twijfelachtig zijn in het licht van de sharie’ah. Voorzeker, van hen wordt geëist dat zij handelen in overeenstemming met de sharie’ah en omwille van Allah de Verhevene en niet in overeenstemming met hun begeerten en omwille van het zoeken van wraak, persoonlijke haat enzovoort.
Allah de Verhevene zegt (Nederlandstalige interpretatie): “En dood niet een persoon die Allah heeft verboden om te doden, behalve volgens het (islamitische) recht…” [Soerat al-Israa-e (17), aayah 33.]
Dit is niet alleen een waarschuwing tegen moord, maar ook een enorme waarschuwing voor de terroristen die (zelfmoord)aanslagen plegen waarbij geen onderscheid gemaakt wordt tussen schuldige en onschuldige mensen en waardoor zelfs kinderen slachtoffer kunnen worden. Volgens een h’adieth overgeleverd in Moesnad Ah’mad en door an-Nasaa-ie, hadden de moslims in een veldslag zelfs de kinderen van de vijand gedood. Toen de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) dit te weten kwam, werd hij heel kwaad en zei (Nederlandstalige interpretatie): “Wat is er gebeurd met de mensen waardoor zij de grenzen overschreden en zelfs de kinderen doodden?” Een man zei: “Meneer, waren zij niet de kinderen van de moeshrikien (polytheïsten)?” De profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) antwoordde: “Zelfs de besten van jullie mensen zijn de kinderen van de moeshrikien!” Vervolgens zei hij: “Elk levend wezen wordt geboren op de fitrah (natuurlijke aanleg): wanneer hij dan in staat is om te spreken, veranderen zijn ouders hem in een jood of een christen.” (Zie het artikel al-Fitrah – de natuurlijke aanleg.)
Allah de Verhevene zegt ook (Nederlandstalige interpretatie): “O degenen die geloven! Al-Qisaas (de wet van gelijkheid in bestraffing) is jullie voorgeschreven in geval van moord…” [Soerat al-Baqarah (2), aayah 178.]
Qisaas (rechtmatige vergelding) betekent letterlijk gelijkstelling en houdt volgens de islamitische wetgeving in: de bestraffing van de dader overeenkomstig de door het slachtoffer geleden (lichamelijke) schade (wat volgens een islamitische rechtbank toegekend dient te worden – men mag nooit het recht in eigen hand nemen).
Khalid Baig schreef in zijn artikel What Does Islam Teach About Justice?: “Rechtvaardigheid vereist vergelding/straf en de Islaam acht “oog om oog” noodzakelijk. Maar dit betekent niet een onschuldig oog voor een (on)schuldig oog, maar het betekent het oog van de dader voor het oog van het slachtoffer (een onderscheid waar terroristen geen rekening mee houden). Het is verbazingwekkend dat degenen die dit laatstgenoemde als barbaars bestempelen, in feite neigen naar het eerstgenoemde wanneer een serieuze crisis zich ontwikkeld.”
We willen dit artikel graag afsluiten met de volgende aayah die op zich al voldoende is om zeer terughoudend te zijn bij het doden van mensen (Nederlandstalige interpretatie): “…wie iemand zonder recht doodt of verdorvenheid verspreidt op aarde (waar de doodstraf op staat), het is dan alsof hij de mensen gezamenlijk gedood heeft, en wie iemands leven redt, het is dan alsof hij het leven van de mensen gezamenlijk gered heeft…” [Soerat al-Maa-idah (5), aayah 32.]
En Allah is de Bron van succes.
Relevante artikelen:
Fataawaa van enkele grote geleerden over zelfmoordaanslagen
Stop Terrorisme! (diverse artikelen)
Vraag 65. Is het toegestaan om de ongelovige cartoonist, die bekend staat om het maken van de beledigende tekeningen over profeet Moh’ammed (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) te liquideren?