Jihad in de Islam

Regelgeving betreffende jihad en soorten jihad.

jihad djihaad 1

Klik hier om deze verhandeling als e-boek (PDF-document – 291 kb) te lezen en te downloaden.

Lees ook onze Disclaimer.

Door sheikh Moh’ammed Saalih’ al-Moenadjid.
Vertaald en aangevuld door Aboe Yoesoef ‘Abdoellaah.

Alle lof is voor Allah. We vragen om Zijn Hulp en vragen Hem om Vergiffenis en zoeken toevlucht bij Hem tegen onze kwade ego’s en onze slechte daden. Wie Allah leidt, niemand kan hem misleiden; en wie Hij laat dwalen, niemand kan hem leiden. Vrede en zegeningen zijn met Zijn boodschapper Moh’ammed, zijn familie, metgezellen en iedereen die hun voorbeeld volgt. Voorts:

“Allah verbiedt jullie niet om rechtvaardig (d.w.z. niet vijandig) en vriendelijk om te gaan met degenen die niet tegen jullie vechten vanwege de religie en die jullie niet uit jullie huizen verdrijven (zie 4:90). Waarlijk, Allah houdt van de rechtvaardigen. Waarlijk, wat Allah jullie verbood is (alleen) met betrekking tot degenen die jullie bevochten wegens de religie en die jullie uit jullie huizen hebben verdreven en die anderen hielpen om jullie te verdrijven, om hen loyaal (bevriend) te zijn. En wie hen loyaal is (tot vriend neemt, in zulke omstandigheden), zij zijn dan de onrechtplegers.” [Soerat al-Moemtah’ienah (60), aayah 8-9.]

“En als zij neigen naar vrede, neig dan ook daartoe en vertrouw op Allah. Waarlijk, Hij is as-Samie’ (de Alhorende), al-‘Aliem (de Alwetende).” [Soerat al-Anfaal (8), aayah 61.]

3d-gr-jihad-in-de-islam-kaft<<<Noot van vertaler: de Islam (al-Islaam) is een volledige manier van leven en diens gezaghebbende Boek – de Koran (al-Qor-aan) – bevat dan ook wetten aangaande oorlogsvoering, zoals de Nederlandse wet, bijvoorbeeld, ook een oorlogswet en wetten aangaande geweldsaanwending bevat (zie onze video Nederlandse wet keurt politiegeweld goed op YouTube).

De Islaam is een vreedzame religie jegens iedereen die vreedzaam is. (Zie o.a. Wat onderwijst de Islam over rechtvaardigheid? en Mijn religie is vriendelijkheid. Zie ook het korte artikel “Religie is de oorzaak van alle oorlogen!”) Het verlaten van jihad (djihaad) zorgde echter voor vernedering en verlies voor de moslimgemeenschap.

 

“De Islaam is een religie van genade en kracht. Genade staat echter niet gelijk aan vernedering, noch staat kracht gelijk aan onrecht. Iedere genade op een verkeerde plek is dan ook een vernedering en iedere kracht op een verkeerde plek is onrecht.” (Sheikh Abdel Aziz al-Tarifi.)

Imaam Ah’med en Aboe Daawoed (dit is de versie van Aboe Daawoed) leverden over dat Ibn ‘Oemar (moge Allah tevreden zijn met vader en zoon) zei: “Ik hoorde de boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) zeggen (Nederlandstalige interpretatie): ‘Als jullie je bezighouden met ‘ienah (een transactie met rente), de staarten van koeien volgen (het land bewerken), tevreden worden met landbouw en djihaad verlaten, Allah zal vernedering op jullie zenden die Hij niet zal verwijderen totdat jullie naar jullie religie terugkeren.’

In het Westen wordt djihaad vaak vertaald als ‘heilige oorlog,’ een gewoonte wat door de media algemeen bekend gemaakt is. Volgens islamitische leringen is het onheilig om een oorlog uit te lokken of te beginnen; maar sommige oorlogen zijn onvermijdelijk en gerechtvaardigd. Als we de woorden ‘heilige oorlog’ terug naar het Arabisch vertalen, dan vinden we harboen moeqaddasatoe, of voor ‘de heilige oorlog’ al-harboe al-moeqaddasatoe. Wij dagen elke onderzoeker of geleerde uit om de betekenis van djihaad als heilige oorlog in de Qor-aan of authentieke ah’aadieth-verzamelingen of in de vroegere islamitische literatuur te vinden. Helaas vertalen sommige moslimschrijvers en vertalers van de betekenissen van de Qor-aan en h’adieth en andere islamitische literatuur, de term djihaad ook als heilige oorlog. Dit is voornamelijk te wijten aan de invloed van eeuwenoude westerse propaganda. Dit kan een weerspiegeling zijn van het christelijke gebruik van de term ‘heilige oorlog’ om te verwijzen naar hun Kruistochten van zo’n duizend jaar geleden. Echter, de Arabische woorden voor ‘oorlog’ in de Qor-aan en ah’aadieth zijn h’arb en qitaal.

Interessant om te vermelden is dat djihaad en djizyah ook worden genoemd in de Bijbel, bijvoorbeeld: “Wanneer jullie een stad naderen om het te bevechten, kondig het dan vrede af. En het zal geschieden, indien zij jullie vreedzaam beantwoorden en (de stad) voor jullie openen, dan zal het geschieden dat alle mensen die daarin aangetroffen worden schatplichtig zijn jegens (djizyah betalen aan) jullie en jullie dienen. En indien zij geen vrede met jullie sluiten, maar de strijd met jullie aanbinden, beleger haar dan. En als de Heer, jullie God, haar in jullie handen geeft, dienen jullie elke man daarin met de scherpte van het zwaard te slaan (te doden). Maar de vrouwen en de kinderen en het vee, en al dat in de stad is, zelfs alle buit daarvan, zullen jullie voor jullie zelf nemen…” (Deuteronomium 20:10-14.) (Einde noot.)>>> (Klik op onderstaande afbeeldingen om ze vergroot weer te geven.)

 

 

Dan volgt nu het artikel van sheikh Moh’ammed Saalih’ al-Moenadjid.

 

Ten eerste:

Het Arabische woord djihaad (jihad) betekent streven en je inspannen. In islamitische terminologie betekent djihaad dat de moslim zich inspant om het Woord van Allah superieur te maken en om Zijn religie te vestigen op aarde.

Er zijn verschillende vormen jihad (djihaad); sommige vormen zijn verplicht voor iedereen die rekenschap verschuldigd is, en sommige vormen zijn verplicht voor de gemeenschap als geheel – als sommige mensen het verrichten, dan is de rest vrijgesteld van de verplichting. En sommige soorten djihaad zijn moestahabb (aanbevelenswaardig).

Djihaad an-nefs (jihad tegen je eigen ego) en djihaad as-shaytaan (jihad tegen de satan) zijn verplicht voor iedereen die rekenschap verschuldigd is. Djihaad tegen de moenaafiqien (hypocrieten), kaafirien (ongelovigen) en leiders van onderdrukking en innovatie is verplicht op de oemmah (gemeenschap) als geheel. Fysieke djihaad (d.w.z. vechten) tegen de kaafirien kan onder bepaalde omstandigheden een individuele verplichting worden voor iedereen die in staat is het te verrichten, wat hieronder beschreven zal worden.

Ibn al-Qayyim (moge Allah hem genadig zijn) zei:

Als dit eenmaal begrepen wordt, djihaad bestaat dus uit vier soorten: djihaad an-nefs (jihad tegen je eigen ego), djihaad as-shaytaan (jihad tegen de satan), djihaad tegen de kaafirien en djihaad tegen de hypocrieten.

Djihaad an-nefs (jihad tegen je eigen ego) bestaat uit vier soorten:

1.) Je inspannen om de leringen van de Islaam te leren die noodzakelijk zijn om succes en gelukzaligheid te verwerven in deze wereld en in het Hiernamaals; als men ze niet leert, is men gedoemd tot ellende in deze wereld en in het Hiernamaals. [Zie Kennis is licht.]

2.) Je inspannen om te handelen in overeenstemming met wat men geleerd heeft. Het eenvoudig weten zonder er naar te handelen, ook al veroorzaakt het geen enkele schade, zal geen enkel voordeel brengen.

<<<Noot van vertaler: Allah de Verhevene zegt (Nederlandstalige interpretatie): “…Waarlijk, het ego spoort aan tot het kwade…” [Soerat Yoesoef (12), aayah 53.] De Qor-aan noemt drie soorten menselijke zelf (nefs – ego): (1) ammaarah (in 12:53), die geneigd is en aanspoort tot het kwaad en, als het niet gecontroleerd wordt, zal leiden naar verdoemenis; (2) lawwaamah (in 75:2) die bewust is van het kwaad en zich er tegen verzet en waardoor iemand spijt voelt als hij iets goeds gemist heeft of iets slechts gedaan heeft waarna hij Allah om vergeving vraagt na berouw getoond te hebben – het hoopt op verlossing; (3) moetma-innah (in 89:27), het hoogste niveau van deze drie, wanneer het volledige rust en tevredenheid bereikt met het volgen van de juiste weg. Het tweede niveau wordt in de moderne terminologie ook wel ‘geweten’ genoemd, maar in het Nederlandstalige gebruik is geweten meer een verstandelijk vermogen en geen niveau in religieuze ontwikkeling. (Uit A. Yusuf Ali Quran Commentary en Tefhiem al-Qor-aan, Sayyid Aboe al-A’laa Mawdoedie.) Zie het artikel De ziel- maak kennis met je ware zelf voor meer informatie over de ziel.>>>

3.) Je inspannen om anderen tot de Islaam op te roepen en anderen die er niets over weten te onderwijzen. Anders ben je iemand die behoort tot degenen die verbergen wat Allah geopenbaard heeft aan leiding en het zal hem niet tot voordeel zijn of hem redden van de bestraffing van Allah. [Zie de rubriek Da’wah.]

4.) Je inspannen om geduldig te zijn met de moeilijkheden inherent aan het uitnodigen van anderen tot Allah en de beledigingen van mensen; dit allemaal verdragen omwille van Allah.

Als een persoon deze vier niveaus bewerkstelligt, dan zal hij behoren tot de rabbaaniyyien [onderlegde mensen in de religie die praktiseren wat zij weten en het anderen onderwijzen – zie soerat Aal ‘Imraan (3), aayah 79]. De selef stemden overeen dat de geleerde geen rabbaani genoemd dient te worden tenzij hij de waarheid weet, dienovereenkomstig handelt en het aan anderen onderwijst. Eenieder die onderwijst en handelt overeenkomstig zijn kennis en die kennis heeft, hij zal groot genoemd worden in het Hiernamaals.

Zie het artikel De grotere jihad over djihaad an-nefs (jihad tegen je eigen ego). (Klik op onderstaande afbeeldingen om ze vergroot weer te geven.)

 

 

Djihaad tegen de shaytaan (satan) bestaat uit twee soorten:

1.) De twijfels afweren die hij teweegbrengt om het geloof te ondermijnen.

2.) Je inspannen tegen hem om de corrupte ideeën af te weren die hij uitlokt.

De eerste djihaad wordt gevolgd door zekerheid in geloof (yaqeen), en de tweede wordt gevolgd door geduld (sabr). Allah de Verhevene zegt (Nederlandstalige interpretatie): “En Wij maakten onder hen (Banie Israa-iel) leiders die leidden volgens Ons bevel, toen zij volhardden en overtuigd waren jegens Onze aayaat (bewijzen, verzen, tekenen) (#1).” [Soerat as-Sadjdah (32), aayah 24.]

<<<(#1) Noot van vertaler: maar toen zij de Woorden van Allah veranderden, hen verdraaiden en corrumpeerden (door sommigen weg te laten of anderen toe te voegen), werd hen die positie ontnomen en hun harten werden hard. (Tefsier Ibn Kethier.)>>>

Allah de Alwijze vertelt ons dat leiderschap in de religie verworven wordt door middel van geduld en zekerheid in geloof. Geduld weert begeerten af en zekerheid weert twijfels af.

Djihaad tegen de kaafirien en de hypocrieten bestaat uit vier soorten:

Djihaad met je hart, je tong, je bezittingen en jezelf. Djihaad tegen de kaafirien is vaker in de zin van fysiek vechten, terwijl djihaad tegen de hypocrieten vaker in de zin van het gebruik van woorden en ideeën is.

Djihaad tegen de leiders van onderdrukking en innovatie bestaat uit drie soorten:

Djihaad met je hand (d.w.z. fysieke djihaad, vechten) als men daartoe in staat is. Als dat niet mogelijk is, dan dient het te geschieden met je tong (d.w.z. door je uit te spreken). Als dat ook niet mogelijk is, dan dient het te geschieden met je hart (d.w.z. het kwaad haten en voelen dat het verkeerd is).

Dit zijn dertien soorten djihaad en “wie er overlijdt zonder gevochten te hebben of vastbesloten is te vechten, is overleden op een van de aftakkingen van hypocrisie.” (Overgeleverd door Moeslim, 1910.)

(Zaad al-Ma’aad, 3/9-11.)

Sheikh ‘Abd al-‘Aziez ibn Baaz (moge Allah hem genadig zijn) heeft gezegd: “Djihaad bestaat uit verschillende soorten, met jezelf, je bezit, door doe’aa-e (smeekbeden) te verrichten, door te onderwijzen en te leiden en door op elke mogelijke manier te helpen het goede te doen. De grootste vorm van djihaad is djihaad met jezelf (d.w.z. zelf gaan en vechten), gevolgd door djihaad met je bezit, djihaad door je uit te spreken en anderen te leiden. Da’wah behoort ook tot djihaad. Maar zelf van huis gaan om te vechten in djihaad is de hoogste vorm. (Fataawa al-Shaykh Ibn Baaz, 7/334, 335.)

Er is een overlevering die aangeeft dat de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) gezegd zou hebben tegen zijn metgezellen (moge Allah tevreden zijn met hen) toen zij terugkeerden van een militaire campagne: “We zijn teruggekomen van de kleinere djihaad naar een grotere djihaad.” Zij zeiden: “Is er een grotere djihaad dan de djihaad tegen de koeffaar?” Hij zei: “Ja, djihaad an-nefs (jihad tegen het ego).”

Maar deze h’adieth is niet sah’ieh’.

Ongetwijfeld komt de djihaad tegen het ego voor de djihaad tegen de koeffaar (ongelovigen), want men kan zich pas inspannen tegen de koeffaar nadat men zich tegen het eigen ego ingespannen heeft, omdat vechten iets is waar het ego niet van houdt. Allah de Verhevene zegt (Nederlandstalige interpretatie): “Voorgeschreven voor jullie (O moslims) is de strijd terwijl jullie er een afkeer van hebben. En het kan zijn dat jullie een afkeer hebben van iets terwijl het goed is voor jullie, en het kan zijn dat jullie van iets houden terwijl het slecht is voor jullie. En Allah weet (wat nu of uiteindelijk goed/slecht is voor jullie), terwijl jullie (dit) niet weten.” [Soerat al-Baqarah (2), aayah 216.]

Het punt is dat djihaad tegen de vijand niet kan plaatsvinden totdat men hiernaar streeft en zichzelf dwingt om dit te doen, totdat men zich hieraan overgeeft en het accepteert. (Fataawa Manaar al-Islaam van sheikh Ibn ‘Oethaymien, 2/421.) Zie het artikel De grotere jihad. (Klik op onderstaande afbeeldingen om ze vergroot weer te geven.)

 

 

Ten tweede:

Het idee om fysieke djihaad te voeren tegen de kaafirien onderging enkele stadia, afhankelijk van de toestand waarin de moslimoemmah zich bevond. Ibn al-Qayyim (moge Allah hem genadig zijn) zei:

Het eerste wat zijn Heer aan hem openbaarde was om te lezen in de Naam van zijn Heer Die geschapen heeft. Dat was het begin van zijn profeetschap, toen Allah hem opdroeg privé te reciteren, maar Hij hem nog niet beval om dat bekend te maken. Vervolgens openbaarde hij de Woorden (Nederlandstalige interpretatie): “O jij (Moh’ammed) de omhulde! Sta op en waarschuw!” [Soerat al-Moeddaththir (74), aayah 1-2.]

Aldus werd hij (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) een profeet door het woord iqraa-e (lees) en hij werd een boodschapper door de woorden “Sta op en waarschuw!” Vervolgens droeg Allah hem op om zijn naaste verwanten te waarschuwen, daarna zijn volk en daarna de Arabieren rondom hem, vervolgens alle Arabieren en daarna alle mensen. Hij bleef hen oproepen gedurende tien jaren vanaf het begin van zijn profeetschap, zonder te vechten of hen de djizyah (#2) op te leggen: hij werd opgedragen het na te laten, geduldig en verdraagzaam te zijn.

<<<(#2) Noot van vertaler: djizyah is een soort belasting die betaald dient te worden door niet-moslims die leven in een islamitische staat en die hun eigen religie willen behouden (Ahloe ad-Dziemmah – Mensen van Bescherming). Aangezien niet-moslims vrijgesteld zijn van militaire dienst en belasting die opgelegd is aan moslims, dienen zij deze belasting te betalen als compensatie. Het garandeert hen veiligheid en bescherming. Al-Qarafie, een klassieke Maalikiegeleerde, zei in zijn boek al-Faroeq: “Het is de verantwoordelijkheid van de moslims ten opzichte van Ahloe ad-Dziemmah, om te zorgen voor hun zwakkeren, de armen in hun behoeften te voorzien, de hongerigen te voeden, hen van kleding te voorzien, hen beleefd aan te spreken en zelfs hun kwaad te tolereren al is het van een buur, ook al hebben de moslims de overhand. De moslims dienen hen ook oprecht te adviseren aangaande hun kwesties en te beschermen tegen iedereen die hen of hun familie wil schaden, hun bezittingen afnemen, of die hun rechten schenden.” Sheikh ‘Atiyyah Moh’ammed Saalim zei eens tijdens een dars (les): “Toen ‘Oemar (moge Allah tevreden zijn met hem) khalief was, zag hij eens een oude man van onder de koeffaar (ongelovigen) bedelen. ‘Oemar (moge Allah tevreden zijn met hem) vroeg hem waarom hij bedelde. De man zei: ‘Omdat ik djizyah moet betalen, heb ik niet genoeg geld om te overleven.’ Toen ‘Oemar dit hoorde, schafte hij de djizyah voor deze oude man af en gaf hem een maandelijkse uitkering uit de schatkist van de staat.” Dit verhaal, dat de barmhartigheid van de Islaam aantoont, is ook vermeld in Kitaab al-Kharadj van Aboe Yoesoef, een student van Aboe H’aniefah. Zie o.a. Deuteronomium 20:10-14 dat hierboven is aangehaald.>>>

Uiteindelijk werd hem toestemming gegeven om te emigreren en tenslotte ook om te vechten.

Vervolgens werd hij bevolen om te vechten tegen diegenen die tegen hem vochten en om zich te onthouden van het vechten tegen diegenen die hem met rust lieten en niet tegen hem vochten.

Daarna beval Allah hem te vechten tegen de moeshrikien (afgodenaanbidders) zodat de religie volledig voor Allah zou zijn.

Nadat de djihaad aan hem was opgelegd, vielen de kaafirien in drie categorieën: degenen met wie er een bestand of vredesverdrag was; degenen met wie hij in oorlog was; en degenen die leefden onder het bestuur en de bescherming van de islamitische staat.

(Zaad al-Ma’aad, 3/159.)

 

Ten derde:

De regelgeving aangaande fysieke djihaad tegen de kaafirien is dat het een verplichting is op de gemeenschap als geheel (fardh kafaayah).

Ibn Qoedaamah zei: “Djihaad is een verplichting op de gemeenschap; als sommige mensen het ondernemen, dan is de rest vrijgesteld van de verplichting. Wat fardh kafaayah betekent is dat als het door onvoldoende mensen wordt ondernomen, dan zijn alle mensen zondig; maar als voldoende mensen het ondernemen, dan is de rest vrij van blaam. In eerste instantie is het bevel gericht tot hen allen, zoals in het geval van een individuele verplichting (fardh ‘ayn); maar in het geval van fardh kafaayah komt de verplichting te vervallen indien genoeg mensen het ondernemen, in tegenstelling tot het geval van fardh ‘ayn waar de verplichting niet komt te vervallen als iemand anders het doet. Djihaad is volgens de meerderheid van de geleerden een fardh kafaayah.” (Al-Moeghnie, 9/163.)

Sheikh ‘Abd al-‘Aziez ibn Baaz heeft gezegd: “We hebben in meerdere gelegenheden reeds uitgelegd dat djihaad een fardh kafaayah is, niet een fardh ‘ayn. Alle moslims zijn verplicht hun broeders te steunen met zichzelf (d.w.z. fysiek, door zich bij hen aan te sluiten), of met geld, wapens, da’wah en advies. Als genoeg moslims gaan (om te vechten), dan treft de rest geen blaam. Maar als niemand van hen het doet, dan zijn zij allemaal zondaars.

De moslims in Saoedi-Arabië, Afrika, Noord Afrika en elders zijn verplicht om hun uiterste best te doen. Als er een djihaad gaande is in een bepaald land, dan dienen de omliggende landen zich te haasten om hen te helpen, eerst de meest nabije, daarna de volgende meest nabije. Als een of twee staten, of drie of meer, er in slagen de verplichting te volbrengen, dan zijn de overigen vrijgesteld van de verplichting. Zij verdienen het om gesteund te worden en het is verplicht hen te helpen tegen hun vijanden, omdat zij onderdrukt worden. Allah heeft de djihaad aan alle moslims opgelegd en zij moeten vechten tegen de vijanden van Allah totdat hun broeders zegevierend zijn. Als zij falen dit te doen, dan zijn zij zondaars; maar als genoeg mensen het ondernemen, dan is de rest vrij van zonde.” (Fataawa al-Shaykh Ibn Baaz, 7/335.) (Klik op onderstaande afbeeldingen om ze vergroot weer te geven.)

 

 

Ten vierde:

Fysieke djihaad tegen de kaafirien wordt in vier gevallen verplicht:

1.) Wanneer de moslims aanwezig zijn in een djihaad situatie.

2.) Wanneer de vijand is gekomen en een moslimland aanvalt.

3.) Wanneer de leider de mensen mobiliseert, moeten zij antwoorden.

4.) Wanneer een persoon nodig is en niemand anders kan de taak op zich nemen behalve hij.

Sheikh Ibn ‘Oethaymien zei: “Djihaad is verplicht en wordt fardh ‘ayn als iemand aanwezig is waar op dat moment gevochten wordt. Dit is de eerste situatie waarin djihaad een individuele verplichting wordt, omdat Allah de Verhevene zegt (Nederlandstalige interpretatie): “En wie op die dag zijn rug naar hen toekeert, behalve om een gevecht te ontwijken (strategische beweging) of als verplaatsing naar een groep (van de gelovigen om hen te versterken), hij keert dan werkelijk terug met de Toorn van Allah en zijn verblijfplaats is de Hel. En dat is de ellendigste eindbestemming!” [Soerat al-Anfaal (8), aayah 16.]

De profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) zei dat het wegrennen op de dag wanneer het leger nadert behoort tot de zonden die een persoon verdoemen tot de Hel. Hij zei (Nederlandstalige interpretatie): “Mijd de zeven zonden die een persoon verdoemen tot de Hel…” en hij noemde daarbij het wegrennen op de dag dat het leger nadert. (Overeengekomen.) Maar Allah maakte uitzonderingen in twee gevallen:

1.) Wanneer het een militaire manoeuvre betreft, in de zin van dat hij gaat om versterking te halen.

2.) Wanneer hij gaat om een andere groep te versterken, als hem verteld is dat er elders een andere groep moslims is die bijna verslagen wordt. Dus hij gaat om zich bij hen aan te sluiten om hen te versterken. Dit is afhankelijk van de voorwaarde dat dit geen gevaar veroorzaakt voor de groep waar hij bij is; als dit zorgt voor een risico voor de groep waar hij bij is, dan is het niet toegestaan voor hem om te gaan naar de andere groep. In dit geval (djihaad) is het een individuele verplichting op hem (fardh ‘ayn) en is het niet toegestaan om weg te gaan.

De tweede situatie (waarin djihaad een individuele verplichting wordt) is wanneer een stad belegerd wordt door de vijand. Dan dient men te vechten om de stad te verdedigen. Want als de stad belegerd wordt, dan is er geen keuze behalve de stad te verdedigen. Als de vijand mensen tegenhoudt om de stad te verlaten of het binnen te gaan, alsook voorzieningen tegenhoudt en andere dingen die welbekend zijn, in dit geval zijn de mensen van de stad verplicht om te vechten om hun stad te verdedigen.

De derde situatie is wanneer de leider de mensen opdraagt zich te mobiliseren; de leider (imaam) is het hoogste gezag van de staat, maar hij hoeft niet per se de leider te zijn van alle moslims, want er is sinds lange tijd geen leider van alle moslims (khaliefah). De profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) heeft gezegd (Nederlandstalige interpretatie): “Luister en gehoorzaam, zelfs als je bestuurd wordt door een Abbesijnse slaaf.” Dus als een man de leider wordt, dan dient men acht te slaan op zijn woord en zijn bevel gehoorzaamd.” (Al-Sharh’ al-Moemti’, 8/10-12.)

[Toevoeging van de vertaler:]

Moslims dienen niet te vechten met de intentie om wraak te nemen, maar omwille van hervorming. Er zijn strenge regels waar een moslimsoldaat zich aan dient te houden. Aldus waren de vroegere moslims betreffende de kunst van oorlogsvoering de meest beschaafden van allemaal. Een moslimsoldaat dient zich in te houden en constant in gedachte te houden dat hij onder de controle staat van zijn Heer, Allah de Verhevene. Elke misdaad die hij zal begaan op het slagveld zal bestraft worden op de Dag des Oordeels.

Allah de Verhevene zegt in Zijn Nobele Koran (Nederlandstalige interpretatie): “Zij vragen jou (O Moh’ammed) over (de verdeling van) de oorlogsbuit. Zeg: ‘Het oordeel over de oorlogsbuit behoort toe aan Allah en de boodschapper. Dus vrees Allah en leg alle meningsverschillen tussen jullie bij en gehoorzaam Allah en Zijn boodschapper indien jullie gelovigen zijn.’” [Soerat al-Anfaal (8), aayah 1.]

Aangezien Bedr de eerste veldslag was die gevoerd werd onder de vlag van de Islaam, was het vanzelfsprekend dat de moslims onbewust waren van de islamitische wetten aangaande oorlogsvoering en de problemen die dit met zich meebracht. In de hoofdstukken al-Baqarah (2) en Moh’ammed (47) waren reeds enkele voorbereidende instructies gegeven, maar meer instructies waren nodig voor de “humanisering van oorlogsvoering”, omdat hun ideeën nog steeds hetzelfde waren als die zij hadden tijdens de pre-islamitische dagen (pakken wat je pakken kunt). Het is een wonder van de Qor-aan dat het dit netelige probleem oplost met slechts enkele woorden. De eerste zin – “zij vragen jou (O Moh’ammed) over (de verdeling van) de oorlogsbuit” – die dit probleem introduceert, bevat gelijk de oplossing. Het gebruik van het Arabische woord anfaal (bonus, extraatje), in plaats van ghaniemah (oorlogsbuit), verschafte het antwoord op het probleem. Het woord anfaal is het meervoud van nafal. Het beduidt iets wat een toevoeging is aan hetgeen waarop iemand recht heeft. Wanneer dat wordt toegeschreven aan een dienaar, beduidt het een aanvullende daad boven hetgeen verplicht is voor hem; maar wanneer het wordt toegeschreven aan de meester, beduidt het de extra beloning welke hij schenkt aan de dienaar als een bonus boven op hetgeen waar hij recht op heeft. Dit vers beduidt dus: “Redetwisten jullie over de bonussen van Allah? Als dit niet de buit van de overwinning is, maar de bonus van Allah, wie zijn jullie om te beslissen over de verdeling ervan? Het is aan de Gever van de bonussen om te beslissen aan wie ze geschonken moeten worden en hoeveel.” Dit concept van oorlogsbuit hielp bij het teweegbrengen van een grote morele hervorming aangaande het standpunt inzake oorlogsvoering. Moslims voeren geen oorlog omwille van materialistisch gewin, maar puur omwille van het hervormen van morele en sociale kwaadaardigheden in de wereld in overeenstemming met de principes van de waarheid; en zij voeren alleen oorlog wanneer de tegenwerkende strijdkrachten het onmogelijk maken voor hen om hervormingswerk uit te voeren door middel van prediken en onderwijzen. (Uit Tefhiem al-Qor-aan, Sayyid Aboe al-A’laa Mawdoedie.) (Klik op onderstaande afbeeldingen om ze vergroot weer te geven.)

 

 

Een mooi voorbeeld vinden we in Aboe Bakr (moge Allah tevreden zijn met hem), de eerste rechtgeleide khalief, die, terwijl hij naast het rijdier van bevelhebber Oesaamah (moge Allah tevreden zijn met hem) liep, hem instructies gaf inzake tien regels waaraan hij zich strikt diende te houden tijdens de oorlog. Deze waren: (1) houd niets achter, (2) vertel geen leugen, (3) verbreek niet het vertrouwen, (4) dood geen kinderen, vrouwen of ouderen [die niet deelnemen aan de strijd (#3)], (5) hak geen bomen met fruit om, (6) slacht (dood) geen kamelen, koeien of geiten voor een andere reden dan eten, (7) roep de mensen die je tegenkomt op tot de Islaam, (8) toon respect tegenover iedereen die je tegenkomt, (9) begin te eten in de Naam van Allah als jullie een maaltijd wordt aangeboden, (10) vecht niet met diegenen van onder de joden en christenen die toevlucht hebben gezocht in hun plaatsen van aanbidding.

<<<(#3) Allah de Alwijze zegt (Nederlandstalige interpretatie): “En dood niet een persoon die Allah heeft verboden om te doden, behalve volgens het (islamitische) recht…” [Soerat al-Israa-e (17), aayah 33.]

Dit is niet alleen een waarschuwing tegen moord (zie het artikel Moord en eerwraak), maar ook een enorme waarschuwing voor de terroristen die (zelfmoord)aanslagen plegen waarbij geen onderscheid gemaakt wordt tussen schuldige en onschuldige mensen en waardoor zelfs kinderen slachtoffer kunnen worden. Volgens een h’adieth overgeleverd in Moesnad Ah’mad en an-Nasaa-ie, hadden de moslims in een veldslag zelfs de kinderen van de vijand gedood. Toen de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) dit te weten kwam, werd hij heel kwaad en zei: “Wat is er gebeurd met de mensen waardoor zij de grenzen overschreden en zelfs de kinderen doodden?” Een man zei: “Meneer, waren zij niet de kinderen van de moeshrikien (polytheïsten)?” De profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) antwoordde: “Zelfs de besten van jullie mensen zijn de kinderen van de moeshrikien!” Vervolgens zei hij: “Elk levend wezen wordt geboren op de fitrah (natuurlijke aanleg – als moslim): wanneer hij dan in staat is om te spreken, veranderen zijn ouders hem in een jood of een christen.”>>>

Allah de Almachtige zegt (Nederlandstalige interpretatie): “En bestrijd – op de weg van Allah – degenen die jullie bestrijden en overtreed niet (houd de regels aangaande djihaad in acht). Waarlijk, Allah houdt niet van de overtreders.” [Soerat al-Baqarah (2), aayah 190.]

Al-H’asan al-Basrie gaf aan dat overtreding inhoudt: het verminken van de doden, diefstal (van de oorlogsbuit), het doden van vrouwen, kinderen en oude mensen die niet deelnemen aan de strijd, het doden van priesters en monniken, het verbranden (vernietigen) van bomen en doden van dieren (vee) zonder noodzaak.” Dit is ook de mening van Ibn ‘Abbaas, ‘Oemar ibn ‘Abdoel-‘Aziez, Moeqaatil ibn H’ayyaan en anderen. (Tefsier Ibn Kethier.)

Als een gevecht onvermijdelijk is, dient een moslim niet te vechten met fluwelen handschoentjes aan. Allah de Verhevene zegt (Nederlandstalige interpretatie): “…Sla hen boven hun halzen en sla al hun vingers en tenen af.” [Soerat al-Anfaal (8), aayah 12.]

Benaan”, hier vertaald als “vingers en tenen”, kan ook verwijzen naar alle ledematen en gewrichten. Dit beduidt dat men tijdens het gevecht geen genade met de vijanden moet hebben, tenzij zij stoppen met vechten. Vergeving en kwijtschelding behoren tot de meest uitstekende aspecten van de grootmoedigheid van de Islaam met betrekking tot oorlogsvoering. De veroveringen van de profeet Moh’ammed (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) zijn hier getuige van, alsook de veroveringen door de sah’aabah (de metgezellen – moge Allah tevreden zijn met hen). Zij vertoonden deze grootmoedigheid enorm, omdat hun zielen tot een dergelijk karakter waren gevormd door de onderwijzer par excellence, de boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem). (Zie de voorbeelden van deze aard, verzameld in al-Mawsoe’ah fie Samaah’at al-Islaam van Moh’ammed as-Saadiq Ardjoen, vol. 1, p. 433-450.)

In het boek Discover Islam, onder redactie van al-Jumuah Magazine, is o.a. te lezen:

Er zijn enkele verzen van de Qor-aan die heel vaak verkeerd geciteerd worden, of geciteerd buiten de context, om de mythe te handhaven dat de Islaam geweld propageert en zijn volgelingen aanmoedigt om degenen buiten de grenzen van de Islaam te doden. De woorden “dood dan de polytheïsten waar jullie hen ook maar vinden” [Nederlandstalige interpretatie van aayah 5 van soerat at-Tawbah (9)] worden vaak geciteerd om de Islaam af te schilderen als een religie die geweld, bloedvergieten en wreedheid promoot. Om de context te begrijpen, is het noodzakelijk om te lezen vanaf het begin van het hoofdstuk. Dit onthult dat er een vredesverdrag was tussen de moslims en de heidenen van Mekkah. De heidenen schonden dit verdrag, aldus werd hen een periode van vier maanden gegeven om berouw te tonen; anders zou aan hen de oorlog verklaard worden.

Dit vers is een bevel voor de moslims die een overeenkomst waren aangegaan met de heidenen, die dit verdrag al snel schonden, om degenen die hen verraadden te bevechten en te doden waar zij hen ook aantroffen. Het zal voor elke onbevooroordeelde persoon die de historische context van dit vers (en de verzen ervoor en erna) in ogenschouw neemt, duidelijk zijn dat dit vers niet als “bewijs” gebruikt kan worden dat de Islaam geweld, wreedheid en bloedvergieten promoot, of dat het zijn volgelingen aanmoedigt om iedereen buiten de grenzen van de Islaam te doden.

Het volgende vers (9:6) geeft het antwoord op de beschuldiging dat de Islaam oproept tot geweld, wreedheid en bloedvergieten (Nederlandstalige interpretatie): “En als iemand van de polytheïsten (afgodenaanbidders) vraagt om jouw bescherming, verleen hem dan bescherming zodat hij het Woord van Allah (de Qor-aan) hoort, en breng hem vervolgens naar waar hij veilig kan zijn. Dat is omdat zij een volk zijn dat niet weet.” [Soerat at-Tawbah (9), aayah 6.]

Arun Shourie, een van de meest halsstarrige critici van de Islaam in India, citeert hetzelfde vers (9:5) in zijn boek The World of Fatwas, p. 572. Maar nadat hij het geciteerd heeft, slaat hij het volgende vers (9:6) over en springt meteen naar het vers daarna (9:7). Dit is een duidelijke indicatie dat sommige tegenstanders van de Islaam bevooroordeeld zijn en vooringenomen in hun kritiek.

De Qor-aan bedingt niet alleen dat een heiden die een toevluchtsoord zoekt tijdens een veldslag bescherming gegeven moet worden, maar ook dat hij naar veiligheid begeleid moet worden. Welke militaire bevelhebber in het heden zou zijn soldaten niet alleen opdragen om een vijand tijdens een oorlog te sparen, maar ook om hen naar een veilige plaats te begeleiden? Doch dit is precies wat Allah de Almachtige in de Qor-aan beveelt! (Klik op onderstaande afbeeldingen om ze vergroot weer te geven.)

 

 

 

Kaft Religieus extremisme klUitgeverij Momtazah heeft een zeer belangrijk en interessant boek uitgegeven, namelijk Religieus Extremisme in het leven van de hedendaagse moslims van dr. ‘Abdoel-Rah’maan ibn Moe’alaa al-Loewayh’iq al-Moetayrie, 817 pagina’s, vertaald door Aboe Yoesoef ‘Abdoellaah, verkrijgbaar via onze webshop.

 

Relevante artikelen:

De grotere jihad

Terrorisme is voor jihad wat overspel is voor het huwelijk

Disclaimer

De ideologische aanval – al-ghazwa al-fikrie

Aangeleerde machteloosheid

Omgaan met teleurstellingen

“Religie is de oorzaak van alle oorlogen!”

Moordaanslagen

Fataawaa van enkele grote geleerden over zelfmoordaanslagen

Terreuraanslagen

Stop terrorisme! (diverse artikelen)

Mijn religie is vriendelijkheid

Al-Wahn, een dodelijke ziekte

Zeg niet dat zij dood zijn

De dood

Wat onderwijst de Islam over rechtvaardigheid?

Word niet boos!

 

(Klik op onderstaande afbeeldingen om ze vergroot weer te geven.)

 

 

 

 

Meld je aan voor onze nieuwsbrief

Meld je aan voor onze nieuwsbrief

Salamualeykum! Meld je aan voor onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van de laatste updates.

DJazaak Allahu ghairan