286 verzen – Medenieyyah
Naar de inhoudsopgave van de 114 soerah introducties.
Naam
Dit Medenieyyah hoofdstuk is al-Baqarah (de Koe) genoemd vanwege het verhaal over de koe dat in deze soerah voorkomt (vers 2:67-73). Het is niet gebruikt als een titel om het onderwerp van deze soerah aan te duiden.
Volgorde
Hoewel het een Medenieyyah soerah is, volgt het vanzelfsprekend na een Mekkieyyah soerah, namelijk al-Faatih’ah, dat eindigde met de smeekbede (Nederlandstalige interpretatie): “Leid ons op het rechte pad.” [Soerat al-Faatih’ah (1), aayah 6.] Soerat al-Baqarah begint met het antwoord op deze smeekbede (Nederlandstalige interpretatie): “Dat (de Koran) is het Boek waar geen twijfel over is, een leidraad voor al-moettaqoen (de vromen, Godvrezenden).” [Soerat al-Baqarah (2), aayah 1.]
Het grootste deel van al-Baqarah werd geopenbaard tijdens de eerste twee jaar van het leven van de profeet Mohammed ﷺ in al-Medienah. Een kleiner gedeelte, dat in een latere periode geopenbaard werd, is aan deze soerah toegevoegd omdat de inhoud ervan nauw verbonden is aan hetgeen in deze soerah behandeld wordt. Bijvoorbeeld, de verzen die rente verbieden werden geopenbaard in de laatste periode van het leven van de profeet ﷺ, maar zijn in deze soerah opgenomen. Wegens dezelfde reden zijn de laatste verzen van deze soerah (namelijk 2:284-286), die in Mekkah zijn geopenbaard vóór de migratie van de profeet ﷺ naar al-Medienah, ook hierin opgenomen.
Historische achtergrond
Om de betekenis van dit hoofdstuk goed te begrijpen, dienen we te kijken naar de historische achtergrond ervan:
1.) In Mekkah sprak de Koran voornamelijk tot de polytheïstische Qoeraysh die onwetend over de islam waren. Maar in al-Medienah betrof het ook de joden, die bekend waren met de geloofsovertuiging van de eenheid van Allah, profeetschap, openbaring, het Hiernamaals en engelen. Zij beweerden ook te geloven in de wet die door Allah de Meest Verhevene geopenbaard werd aan hun profeet Mozes (Moesaa – vrede zij met hem), en in principe was hun weg dezelfde (islam) dan hetgeen onderwezen werd door de profeet Mohammed ﷺ. Maar zij waren er van afgedwaald tijdens de eeuwen van ontaarding en zij hadden vele onislamitische geloofsovertuigingen, rituelen en gewoonten aangenomen die niet in de Thora vermeld en gesanctioneerd waren. Dit niet alleen: zij hadden geknoeid met de Thora door hun eigen uitleggingen en interpretaties aan de tekst toe te voegen. Zij hadden zelfs het gedeelte van het Woord van God dat intact gebleven was in hun geschriften veranderd en er de werkelijke geest van ware religie uitgehaald, en klampten zich toen vast aan een levenloos geraamte van rituelen. Dientengevolge waren hun geloofsovertuigingen, hun principes en hun gedrag tot de diepste diepten van ontaarding vervallen. Het is een betreurenswaardig feit dat zij niet alleen tevreden waren met hun toestand, maar er zelfs van hielden om zich eraan vast te klampen. Bovendien hadden zij niet de intentie of neiging om enige vorm van verbetering te accepteren. Aldus werden zij bittere vijanden van degenen die kwamen om hen de correcte weg te onderwijzen, en zij spanden zich uiterst in om dergelijke pogingen te verslaan. Hoewel zij oorspronkelijk moslims waren, waren zij van de werkelijke islam afgedwaald, hadden er innovaties en veranderingen aan toegevoegd en waren ten prooi gevallen aan haarkloverij en sektarisme. Zij waren Allah de Meest Verhevene vergeten en zij hadden Hem verlaten en zij waren begonnen met het dienen van mammon. [Mammon is de verpersoonlijking van rijkdom; ‘mammon dienen’ beduidt aldus rijkdom dienen, alleen voor het geld leven.] Zozeer dat zij hun oorspronkelijke naam ‘moslim’ hadden opgegeven en de naam ‘jood’ in plaats daarvan hadden aangenomen, en zij hadden religie het exclusieve monopoly gemaakt van de nakomelingen van Israël (profeet Jakob – vrede zij met hem).
Dit was hun religieuze toestand toen de profeet Mohammed ﷺ naar al-Medienah ging en de joden daar uitnodigde tot de ware religie. Dit is waarom meer dan een derde van deze soerah gericht is tot de nakomelingen van Israël (vrede zij met hem). Een kritische terugblik op hun geschiedenis, hun morele ontaarding en hun religieuze perversiteiten is gemaakt; zij aan zij daarmee worden de hoge standaard van moraliteit en de fundamentele principes van de zuivere religie medegedeeld om de aard van de verloedering van de gemeenschap van een profeet wanneer het afdwaalt uitdrukkelijk te omschrijven, alsook om duidelijke grenzen af te bakenen tussen ware vroomheid en formalisme (waarbij de uiterlijke vorm belangrijker is) en tussen de essentiële en niet-essentiële punten van de ware religie.
2.) In Mekkah betrof de islam voornamelijk de bekendmaking van zijn fundamentele principes en de morele training van zijn volgelingen (moge Allah tevreden over hen zijn). Maar na de migratie (hidjrah) van de profeet ﷺ naar al-Medienah, waar moslims vanuit heel Arabië naar toe kwamen om zich er te vestigen en waar een kleine islamitische staat gesticht werd met de hulp van de Ansaar (de lokale bevolking), moest de Koran zijn aandacht uiteraard ook schenken aan de sociale, culturele, economische, politieke en gerechtelijke problemen. Dit verklaart het verschil tussen de thema’s van de hoofdstukken (soewar) die geopenbaard zijn in Mekkah en die van al-Medienah. Bijgevolg behandelt ongeveer de helft van deze soerah deze principes en regelgevingen die noodzakelijk zijn voor de integratie en solidariteit van een gemeenschap en voor de oplossingen voor haar problemen.
3.) De worsteling tussen islam en niet-islam bereikte na de migratie naar al-Medienah een nieuwe fase. Daarvóór moesten de gelovigen, die de islam bekendmaakten onder hun eigen clans en stammen, hun tegenstanders op eigen risico onder ogen zien. Maar in al-Medienah waren de omstandigheden veranderd. Moslims vanuit heel Arabië hadden zich er als één gemeenschap gevestigd en hadden er een onafhankelijke stadstaat gesticht. Hier werd het een worsteling voor de overleving van de gemeenschap zelf, want het hele niet-islamitische Arabië was vastbesloten en had zich verenigd om het totaal te vernietigen. Vandaar dat de volgende instructies geopenbaard werden in deze soerah, waar niet alleen haar succes van afhing, maar ook haar overleving:
a.) De gemeenschap dient zich met uiterste ijver in te spannen om haar ideologie bekend te maken en het grootst mogelijke aantal mensen voor zich te winnen.
b.) Het zou zo haar tegenstanders moeten ontmaskeren, zodat er geen ruimte voor twijfel in de gedachten van enige verstandige persoon over zou blijven dat zij zich vasthielden aan een absoluut onjuist standpunt.
c.) Het zou haar leden (waarvan de meerderheid dakloos en behoeftig was, alsook van alle kanten omgeven door vijanden) de moed en standvastigheid moeten inblazen die zo onontbeerlijk zijn voor hun bestaan in de vijandige omstandigheden waarin zij worstelden en om hen voor te bereiden om onverschrokken de confrontatie daarmee aan te gaan.
d.) Het zou hen ook klaar en voorbereid moeten houden om elke gewapende bedreiging onder ogen te zien, dat van elke kant zou kunnen komen om hun ideologie te onderdrukken en vernietigen, en om het met hand en tand te bestrijden zonder zich te storen aan de numerieke overmacht en de materialistische middelen van haar vijanden.
e.) Het zou hen ook de moed moeten inblazen die nodig is voor de verdelging van slechte manieren en voor de stichting van de islamitische staat daarvoor in de plaats.
Dit is waarom Allah de Meest Verhevene dergelijke instructies geopenbaard heeft in deze soerah, opdat zij zullen helpen om de hierboven genoemde doelen te bereiken.
4.) Tijdens deze periode begon een nieuwe soort ‘moslims’ te verschijnen, namelijk de moenaafiqien (hypocrieten). Hoewel tekenen van dubbelhartigheid opgemerkt werden gedurende de laatste dagen in Mekkah, namen zij een hele andere vorm aan in al-Medienah. In Mekkah waren er enkele mensen die beweerden dat de islam waarheid is, maar die niet bereid waren om zich neer te leggen bij de consequenties van deze bewering en om hun wereldse belangen en relaties op te offeren en om de kwellingen te ondergaan die onvermijdelijk volgen op de acceptatie van deze geloofsovertuiging. Maar in al-Medienah begonnen andere soorten van moenaafiqien (hypocrieten) te verschijnen.
Er waren enkele personen die de islam waren binnengetreden om het van binnenuit te schaden. Er waren anderen die omgeven werden door moslims en dus waren zij ‘moslims’ geworden om hun wereldse belangen (waaronder leiderschap) veilig te stellen. Zij bleven daardoor relaties onderhouden met de vijanden, zodat als de laatstgenoemden succesvol zouden worden, hun belangen veilig zouden blijven. Er waren ook nog anderen die geen sterke overtuiging hadden van de waarheid van de islam, maar zij hadden het samen met hun clans aanvaard. Tenslotte waren er ook nog degenen die intellectueel overtuigd waren van de waarheid van de islam, maar die niet voldoende morele moed hadden om hun voorgaande tradities, bijgeloven en persoonlijke ambities op te geven en om de islamitische morele normen na te leven en om op diens weg opofferingen te maken.
Ten tijde van de openbaring van al-Baqarah begonnen allerlei soorten hypocrieten te verschijnen. Allah de Meest Verhevene had hier daarom bondig hun eigenschappen bekend gemaakt. #1 Allah zond daarna, toen hun kwaadaardige eigenschappen en schadelijke daden zichtbaar werden, gedetailleerde instructies aangaande hen neer.
[#1 Noot van de vertaler: de boodschapper van Allah ﷺ zei (Nederlandstalige interpretatie): “Wanneer een persoon beschikt over een viertal eigenschappen, zal hij een hypocriet (moenaafiq – منافق) zijn. Als iemand één eigenschap daarvan heeft, beschikt hij over een eigenschap van hypocrisie (nifaaq – نفاق) totdat hij er afstand van neemt: als hij spreekt, liegt hij; als hij iets belooft, schendt hij de belofte; als hij redetwist, handelt hij immoreel (slecht en beledigend); en als hij een verbond sluit, pleegt hij verraad.” (Overgeleverd door al-Boekhaarie en Moeslim.) Zie de artikelen Nifaaq (hypocrisie) en De eigenschappen van de moenaafiqien (hypocrieten) – Einde noot.]
Thema: leiding
Deze soerah is een uitnodiging tot de goddelijke leiding, en alle verhalen, incidenten enzovoort draaien om dit centrale thema. Omdat deze soerah voornamelijk de joden aanspreekt, zijn vele historische gebeurtenissen van hun eigen tradities aangehaald om hen te waarschuwen en te adviseren dat het goede voor hen ligt als zij de leiding die geopenbaard is aan de profeet Mohammed ﷺ accepteren. Zij zouden daarom de eersten moeten zijn om het te accepteren, want het was eigenlijk hetzelfde als wat geopenbaard werd aan de profeet Mozes (vrede zij met hem).
Onderwerpen en hun onderlinge verband
De inleidende verzen verklaren de Koran als het Boek van leiding, formuleren de geloofsartikelen (geloof in Allah, het profeetschap en het geloof in een leven na de dood), verdelen de mensheid in drie groepen met betrekking tot acceptatie of verwerping (gelovigen, ongelovigen en hypocrieten). 2:1-20
Allah de Meest Verhevene nodigt de mensheid uit om vrijwillig de leiding te accepteren en om zich te onderwerpen aan Hem, de Heer en de Schepper van het universum, en om te geloven in de Koran, Zijn leiding en in het leven na de dood. 2:21-29
Het verhaal over de aanstelling van Adam (vrede zij met hem) als Allahs opvolger (gevolmachtigde, afgevaardigde #2) op aarde, over zijn leven in de Tuin, over zijn ten prooi vallen aan de verleidingen van de satan, over zijn berouw en de acceptatie daarvan, is verteld om de mensheid (Adams nakomelingen) te laten zien dat het accepteren en volgen van de leiding het enige correcte is voor hen. Dit verhaal toont ook aan dat de leiding van de islam hetzelfde is dan wat gegeven werd aan Adam (vrede zij met hem) en dat het de originele religie van de mensheid is. 2:30-39
[#2 Noot van de vertaler: khaliefah (خَليفة) – opvolger, gevolmachtigde, afgevaardigde: degene die de gedelegeerde bevoegdheden uitoefent namens een ander als diens gevolmachtigde. Khaliefah is dus niet de baas, maar een gevolmachtigde van de Baas; zijn bevoegdheden zijn niet van zichzelf, maar gedelegeerd door de echte Baas. Hij heeft daarom niet het recht om te doen wat hij zelf wil, maar hij is daar om de Wil van het delegerende Gezag te vervullen. Het zou oneerlijk en hoogverraad zijn als hij soevereine bevoegdheden op zou eisen, of ze gebruiken volgens zijn eigen bevliegingen, of als hij iemand anders zou erkennen als zijn heer en zich aan diens wil zou onderwerpen. (Bron: Tafhim al-Qur’an.) Oftewel, het verbeteren van de wereld voor en namens Allah de Meest Verhevene, om te regeren over mensen en de geboden en aanbevelingen van Allah onder de mensen, dieren en niet levende dingen toe te passen. – Einde noot.]
In dit deel is de uitnodiging tot de leiding voornamelijk gericht tot de nakomelingen van Israël u, en hun vroegere en huidige houding wordt bekritiseerd om aan te tonen dat hun afwijking van de leiding de oorzaak is van hun ontaarding. 2:40-120
De joden zijn opgeroepen om de profeet Mohammed ﷺ te volgen, die gekomen is met dezelfde leiding als en die een nakomeling en volgeling is van de profeet Abraham (vrede zij met hem), die zij enorm respecteerden als hun voorouder, en die zij beweerden te volgen als een profeet. Het verhaal over het bouwen van de Ka’bah (Kaäba) door hem is genoemd omdat het de qiblah (gebedsrichting) van de moslimgemeenschap zou worden. 2:121-141
In dit deel werd de afkondiging van de verandering van de qiblah van de Tempel (Jeruzalem) naar de Ka’bah (Mekkah) als een symbool gemaakt voor de verandering van leiderschap van de nakomelingen van Israël (vrede zij met hem) naar de moslimgemeenschap, die tevens gewaarschuwd werd voor die overtredingen tegen de leiding die hebben geleid naar de onttroning van de joden. #3 2:142-152
[#3 Noot van de vertaler: wij moslims dienen te weten dat als wij dezelfde zonden begaan als de joden, wij ook hetzelfde lot als hen zullen ondergaan. Ibn al-Qayyim zei: “Leer lessen van degenen die er vóór jou waren, voordat jij een les wordt voor degenen die na jou zullen komen.” (Kimab al-Lalaa-il Fie l-Waa-iz, p. 68.) – Einde noot.]
In dit deel zijn praktische maatregelen voorgeschreven die de moslims in staat moeten stellen om de grote verantwoordelijkheden van het leiderschap te vervullen die aan hen toevertrouwd zijn voor het afkondigen van de leiding. Het gebed, het vasten, de zakaat, de bedevaart en jihad zijn voorgeschreven voor de morele training van de oemmah (moslimgemeenschap). De gelovigen worden aangemaand om het gezag te gehoorzamen, om rechtvaardig te zijn, om beloften na te komen, om verdragen in acht te nemen, om bezit uit te geven enzovoort, omwille van Allah de Meest Verhevene. Wetten, regels en voorschriften zijn vastgelegd voor hun organisatie, samenhang en handelwijze voor het dagelijks leven en voor de oplossing van sociale, economische, politieke en internationale problemen; aan de andere kant zijn alcoholische dranken, gokken, het lenen van geld tegen rente enzovoort verboden om de oemmah (gemeenschap) veilig van ontaarding te houden. Tegelijkertijd zijn op gepaste plaatsen de fundamentele geloofsartikelen herhaald, want alleen deze kunnen iemand in staat stellen en steunen om vast te houden aan de leiding. 2:153-251
Deze verzen doen dienst als een introductie tot het verbod op het lenen van geld tegen rente. Het correct begrip aangaande Allah, openbaring en het leven na de dood wordt benadrukt om het gevoel van verantwoordelijkheid levend te houden. De verhalen over de profeet Abraham (vrede zij met hem) en degene die wakker werd nadat hij honderd jaar geslapen had worden verteld om aan te tonen dat Allah Almachtig is en in staat om de doden tot leven te wekken en hen ter verantwoording te roepen. De gelovigen dienen dit feit dus voor ogen te houden en zich te onthouden van het lenen van geld tegen rente. 2:252-260
Het thema van 2:153-251 wordt hervat en de gelovigen worden aangemaand om uit te geven omwille van Allah de Meest Verhevene om Hem alleen tevreden te stellen. Daarnaast worden zij gewaarschuwd voor de kwaadaardigheden van het lenen van geld tegen rente. Er worden ook constructies gegeven aangaande het eerlijke gedrag bij dagelijkse zakelijke transacties. 2:261-283
Aan het einde van de soerah worden de fundamentele geloofsartikelen kort samengevat, net zoals ze aan het begin uiteengezet zijn. Vervolgens eindigt de soerah met een smeekbede waar de moslimgemeenschap op dat moment grote behoefte aan had, toen zij geconfronteerd werden met onmetelijke ontberingen tijdens het bekendmaken van de leiding. 2:284-286
Naar de inhoudsopgave van de 114 soerah introducties.
Bestel dit interessante en leerzame boek in onze islamwinkel. Tevens recommanderen wij het volgende boek: Een Introductie tot de Wetenschappen Betreffende de Qor-aan. Dit waardevolle boek is geschreven door Aboe Ammaar Yaasir Qaadhi en ook vertaald door broeder ‘Abdoellaah Bekx (Aboe Yoesoef ‘Abdoellaah). Al-h’amdoelillaah.