4 verzen – Mekkieyyah
Naar de inhoudsopgave van de 114 soerah introducties.
Naam
Al-Ikhlaas is niet enkel en alleen de naam van dit Mekkieyyah hoofdstuk, maar ook de titel van de inhoud ervan. Want het behandelt uitsluitend tawh’ied (het toeschrijven van Allah aan eenheid, islamitisch monotheïsme). De andere hoofdstukken van de Koran zijn meestal genoemd naar een woord dat in hen voorkomt. Maar het woord ikhlaas komt in dit hoofdstuk nergens voor. Het kreeg deze naam vanwege de betekenis en het thema ervan. Eenieder die het begrijpt en gelooft in de leer ervan, zal volledig bevrijd worden van shirk (polytheïsme, afgoderij). (Zie het artikel Vormen van koefr en shirk – ongeloof en polytheïsme.)
De periode van openbaring
Er is een meningsverschil over of het een Mekkieyyah of een Medenieyyah hoofdstuk is. Dit meningsverschil wordt veroorzaakt door de overleveringen die overgeleverd zijn betreffende de aangelegenheid van de openbaring ervan, namelijk:
1.) ‘Abdoellaah ibn Mas’oed (moge Allah tevreden over hem zijn) verhaalde dat Qoeraisj tegen de profeet ﷺ zeiden: “Vertel ons over de afstamming van jouw Heer.” Daarop werd dit hoofdstuk neergezonden. (Overgeleverd door at–Tabaraanie.)
2.) Aboel Aliyah verhaalde op gezag van Oebayy ibn Ka’b (moge Allah tevreden over hem zijn) dat de polytheïsten tegen de profeet ﷺ zeiden: “Vertel ons over de afstamming van jouw Heer.” Daarop zond Allah de Meest Verhevene dit hoofdstuk neer. [Overgeleverd door Ah’med in zijn Moesnad, Ibn Abie Harim, Ibn Djarier, at-Tirmidzie, al-Boekhaarie in at-Tariekh, Ibn al-Moendzir, H’aakim en al-Bayhaqie. At-Tirmidzie leverde van Aboel Aliyah een overlevering over hetzelfde thema over, welke geen verwijzing naar Oebayy ibn Ka’b (moge Allah tevreden over hem zijn) bevat, en heeft het meer authentiek verklaard.]
3.) Djaabir ibn ‘Abdoellaah (moge Allah tevreden over hem zijn) verhaalde dat een bedoeïen (volgens andere overleveringen ‘sommige mensen’) tegen de profeet ﷺ zei: “Vertel ons over de afstamming van jouw Heer.” Daarop zond Allah de Meest Verhevene dit hoofdstuk neer. (Overgeleverd door Aboe Yala, Ibn Djarier, Ibn al-Moendzir, at–Tabaraanie in al-Awsat, al-Bayhaqie en Aboe Noe’aym in al-Hilyah.)
4.) ‘Ikrimah verhaalde een overlevering van Ibn ‘Abbaas (moge Allah tevreden over hem zijn), zeggende dat een groep van de joden, waaronder Ka’b ibn Ashraf, Hoeyayy ibn Akhtab en anderen, bij de profeet ﷺ kwam en zei: “O Mohammed! Vertel ons over de eigenschappen van jouw Heer, die jou als een profeet gezonden heeft.” Daarop zond Allah de Meest Barmhartige dit hoofdstuk neer. (Overgeleverd door Ibn Abie Haatim, Ibn Adie en al-Bayhaqie in al-Asmaa-e was–Sifaat.)
Naast deze overleveringen zijn er ook enkele geciteerd door Ibn Taymiyyah in zijn toelichting op soerat al-Ikhlaas, namelijk:
5.) Anas (moge Allah tevreden over hem zijn) zei dat enkele joden van Khaybar bij de profeet ﷺ kwamen en zeiden: “O Aboe Qaasim! Allah schiep de engelen van licht, Adam van verrotte klei, Iblies (satan) van de vlam van vuur, de lucht van rook en de aarde van het schuim van water. Vertel ons nu eens over jouw Heer (waarvan Hij gemaakt is)?” De profeet ﷺ gaf geen enkel antwoord op deze vraag. Vervolgens kwam Gabriël (vrede zij met hem) en hij zei: “O Mohammed! Zeg tegen hen: Hoewa Allaahoe ah’ad.”
6.) Amir ibn at-Toefayl zei tegen de profeet ﷺ: “O Mohammed! Tot wat nodig jij ons uit?” De profeet ﷺ antwoordde: “Tot Allah.” Amir zei: “Vertel ons dan waarvan Hij gemaakt is, van goud, zilver of ijzer?” Daarop werd dit hoofdstuk neergezonden.
7.) Adh-Dhahh’aak, Qataadah en Moeqatil hebben aangegeven dat sommige joodse rabbijnen bij de profeet ﷺ kwamen en zeiden: “O Mohammed! Vertel ons wat voor iemand jouw Heer is, zodat wij in jou zullen geloven. Allah heeft in de Thora Zijn omschrijving neergezonden. #1 Vertel ons alsjeblieft waarvan Hij gemaakt is, wat Zijn geslacht is, of Hij gemaakt is van goud, koper, messing, ijzer of zilver, en of Hij eet en drinkt. Vertel ons ook van wie Hij de wereld geërfd heeft, en wie het na Hem zal erven.” Daarop zond Allah de Almachtige dit hoofdstuk neer.
[#1 Noot van de vertaler: bijvoorbeeld in Ezechiël 1:26-27: “Want hoog daar boven stond iets dat leek op een troon, gemaakt van saffiersteen. En op die troon zat een gestalte die er als een mens uitzag. Boven Zijn middel leek Zijn lichaam op glanzend brons, flakkerend als vuur. Onder Zijn middel leek hij uit vlammen te bestaan en een stralenkrans van licht omlijnde Zijn lichaam. De schittering van die krans had iets weg van een regenboog in de wolken bij regenachtig weer. Zo zag de verschijning van de heerlijkheid van de HERE eruit.” – Einde noot.]
8.) Ibn ‘Abbaas (moge Allah tevreden over hem zijn) verhaalde dat een afvaardiging van de christenen van Najran (een stad in het huidige Saoedi-Arabië) samen met zeven priesters de profeet ﷺ bezochten en zeiden: “O Mohammed! Vertel ons wat voor iemand jouw Heer is en van welke substantie Hij gemaakt is.” De profeet ﷺ antwoordde: “Mijn Heer is niet gemaakt van enige substantie. Hij is uniek en verheven boven alles.” Daarop zond Allah de Meest Verhevene dit hoofdstuk neer.
Deze overleveringen tonen aan dat verschillende mensen tijdens verschillende voorvallen de profeet ﷺ ondervraagd hadden over de essentie en aard van de God tot Wiens dienstbaarheid en aanbidding hij de mensen uitnodigde. En op bevel van Allah de Meest Verhevene reciteerde hij bij elk voorval dit hoofdstuk als antwoord. De heidenen van Qoeraisj stelden als eerste deze vraag aan hem in Mekkah, en dit hoofdstuk werd als antwoord neergezonden. Daarna, in al-Medienah, stelden soms de christenen en soms de andere mensen van Arabië vragen van deze aard, en telkens inspireerde Allah de Meest Verhevene hem om dit hoofdstuk als antwoord te reciteren aan hen. In elk van deze overleveringen werd er gezegd dat dit hoofdstuk neergezonden werd wegens dit of dat voorval. Men dient hierdoor niet de indruk te krijgen dat al deze overleveringen onderling tegenstrijdig zijn. Het feit is dat telkens wanneer er een bepaald vers of hoofdstuk bij de profeet ﷺ aanwezig was dat reeds geopenbaard werd met betrekking op een bepaalde vraag of kwestie, en later werd dezelfde vraag aan hem gesteld, dat Allah hem inspireerde om hetzelfde vers of hoofdstuk te reciteren voor de mensen, omdat dit het antwoord bevatte op hun vraag. De overleveraars van h’adieth beschrijven hetzelfde punt, zeggende: “Wanneer die-en-die vraag of kwestie aan de profeet ﷺ voorgelegd werd, werd dat-en-dat vers of hoofdstuk geopenbaard. Dit is ook omschreven als herhaling van openbaring, oftewel de openbaring van een vers of hoofdstuk verscheidene keren.”
Aldus is het een feit dat dit hoofdstuk Mekkieyyah is. Bovendien toont het thema aan dat dit hoofdstuk geopenbaard werd in de vroegere periode in Mekkah, toen gedetailleerde verzen van de Koran over de Essentie en Eigenschappen van Allah nog niet geopenbaard waren, en de mensen de uitnodiging van de profeet ﷺ hoorden en wilden weten wat voor iemand zijn Heer was, tot Wiens aanbidding en dienstbaarheid hij hen opriep.
Een ander bewijs dat dit hoofdstuk behoort tot de eerste hoofdstukken die geopenbaard werden, is dat toen in Mekkah Oemayyah ibn Khalaf, de meester van Bilaal (moge Allah tevreden over hem zijn), hem op het brandende zand liet liggen en een zware steen op zijn borstkas plaatste, Bilaal luid riep: “Ah’ad, Ah’ad!” Dit woord was afgeleid van dit hoofdstuk.
Thema en onderwerpen
Enige aandacht aan de overleveringen met betrekking tot de aanleiding van de openbaring van dit hoofdstuk toont aan wat de religieuze concepten waren van de wereld toen de profeet Mohammed ﷺ begon met het prediken van de boodschap van tawh’ied (het toeschrijven van Allah aan eenheid, islamitisch monotheïsme). De idolate polytheïsten aanbaden goden gemaakt van hout, steen, goud, zilver en andere materialen. Deze goden hadden een vorm en lichaam. De goden en godinnen stamden van elkaar af. Er was geen godin zonder een echtgenoot en geen god zonder een echtgenote. Zij hadden behoefte aan eten en drinken en hun aanbidders regelden dat voor hen. Een groot aantal van de polytheïsten geloofde dat God een menselijke vorm had en dat er sommige mensen waren die van Hem afstamden. Hoewel de christenen beweerden in één God te geloven, had hun God toch ook ten minste een zoon, en naast de Vader en Zoon had de Heilige Geest ook de eer om een deelgenoot in de godheid te zijn. God had zelfs een moeder en een schoonmoeder. De joden beweerden ook te geloven in één God, maar hun God was ook niet zonder fysieke, stoffelijke en andere menselijke eigenschappen en kenmerken. Hij zou gewandeld hebben in de koelte van de avondwind, in menselijke vorm verschenen zijn en geworsteld hebben met één van Zijn dienaren enzovoort. Een groep joden kende Hem ook een zoon toe, Ezra. Naast deze religieuze gemeenschappen waren de zoroastristen vuuraanbidders en de sabiërs steraanbidders. Onder zulke omstandigheden – toen de mensen uitgenodigd werden om te geloven in Allah, de Ene en Enige God, zonder deelgenoten – was het onontkoombaar dat er vragen ontstonden in de gedachten van de mensen betreffende wat voor God het was, Die één en Enige Heer was, en betreffende de uitnodiging te geloven in en het aanbidden van één God ten koste van alle andere goden en godheden.
Het is een wonder van de Koran dat het met enkele woorden alle vragen beantwoordde en een zodanig duidelijk concept aangaande het Wezen van Allah aanreikte, dat het alle polytheïstische concepten vernietigde, zonder ruimte over te laten om enige menselijke eigenschappen aan Zijn Wezen toe te schrijven.
[Zie de volgende relevante artikelen:
– De Eigenschappen van Allah & de geloofsleer van Ahloe s-Soennah wa l-Djamaa’ah – de correcte methodologie met betrekking tot al-Asmaa-e was–Sifaat (de Namen en Eigenschappen van Allah)
– Hoe Allahs Namen en Eigenschappen geïnterpreteerd moeten worden
De waarde en belangrijkheid
Dit is de reden waarom de boodschapper van Allah ﷺ dit hoofdstuk zeer hoogachtte en de moslims de gewichtigheid ervan op verschillende manieren liet realiseren, zodat zij het frequent zouden reciteren en het onder de mensen zouden verspreiden. Want het gaf de voornaamste en meest fundamentele doctrine van de islam aan (namelijk tawh’ied), in vier zodanig korte zinnen dat ze onmiddellijk in het menselijke geheugen ingeprent werden en gemakkelijk gelezen en gereciteerd konden worden. Er zijn een groot aantal overleveringen die aantonen dat de profeet ﷺ tijdens verschillende gelegenheden en op verschillende manieren de mensen vertelde dat dit hoofdstuk gelijkwaardig is aan een derde van de Koran. Er zijn verschillende ah’aadieth (overleveringen) over dit onderwerp overgeleverd door al-Boekhaarie, Moeslim, Aboe Daawoed, an-Nasaa-ie, at-Tirmidzie, Ibn Maadjah, Ah’med, at–Tabaraanie en in andere boeken, op het gezag van Aboe Sa’ied al-Khoedrie, Aboe Hoerayrah, Aboe Ayyoeb al-Ansaarie, Aboe ad-Dardaa-e, Moe’aadz ibn Djabal, Djabier ibn ‘Abdoellaah, Oebayy ibn Ka’b, Oemm Koelthoem bint Oeqbah ibn Abie Moe’ayt, Ibn ‘Oemar, Ibn Mas’oed, Qataadah ibn an-Noe’man, Anas ibn Maalik en Aboe Mas’oed (moge Allah tevreden over hen zijn).
De uitleggers hebben verschillende toelichtingen op deze uitspraak van de profeet ﷺ gegeven. Maar volgens onze mening betekent het gewoonweg dat de religie die de Koran aanbiedt gebaseerd is op drie doctrines: tawh’ied, profeetschap en het Hiernamaals. Dit hoofdstuk onderwijst tawh’ied, puur en zuiver. Aldus beschouwde de profeet ﷺ het gelijk aan een derde van de Koran.
In Sah’ieh’ al-Boekhaarie en Sah’ieh’ Moeslim, alsook andere verzamelwerken van ah’aadieth, is op gezag van ‘Aa-ieshah (moge Allah tevreden over haar zijn) overgeleverd dat de profeet ﷺ een man als een leider van een expeditie zond. Tijdens de reis sloot hij zijn recitatie van de Koran in elk gebed af met Qoel Hoewa-Allaahoe ah’ad (oftewel soerat al-Ikhlaas). Na hun terugkomst vertelden zijn metgezellen dit tegen de profeet ﷺ. Hij vroeg: “Vraag hem waarom hij dit deed.” Toen de man dit gevraagd werd, antwoordde hij: “In dit hoofdstuk worden de Eigenschappen van Allah aangegeven, daarom houd ik er van om het keer op keer te reciteren.” Toen de profeet ﷺ zijn antwoord hoorde, zei hij tegen de mensen: “Breng hem op de hoogte dat Allah veel van hem houdt en hem waardeert.”
In Sah’ieh’ al-Boekhaarie is op gezag van Anas (moge Allah tevreden over hem zijn) een vergelijkbaar voorval overgeleverd. Hij zei: “Een man van onder de Ansaar (de bevolking van al-Medienah) leidde de gebeden in de Qoeba Moskee. Hij had de gewoonte om in elke rak’ah (gebedseenheid) eerst dit hoofdstuk te reciteren en daarna een ander hoofdstuk er aan toe te voegen. De mensen maakten hier bezwaar op en zeiden tegen hem: “Denk jij niet dat soerat al-Ikhlaas alleen genoeg is? Waarom voeg je er een ander hoofdstuk aan toe? Je dient of alleen dit hoofdstuk te reciteren, of het achterwege te laten en een ander hoofdstuk te reciteren.” Hij zei: “Ik kan het niet achterwege laten. Ik geef liever het leiderschap in het gebed op, als jullie dit wensen.” De mensen gingen niet akkoord dat een andere man aangewezen werd als leider in plaats van hem. Uiteindelijk werd deze kwestie voorgelegd aan de profeet ﷺ. Hij vroeg aan de man: “Wat weerhoudt jou er van om hetgeen jouw metgezellen wensen in te willigen? Wat laat jou in het bijzonder dit hoofdstuk in elke rak’ah reciteren?” De man antwoordde: “Ik heb er een grote liefde voor.” De profeet ﷺ merkte op: “Jouw liefde voor dit hoofdstuk heeft jou toegang tot het Paradijs laten verdienen.”
[Noot van de vertaler: Aboe Sa’ied al-Khoedrie (moge Allah tevreden over hem zijn) zei: “De profeet ﷺ zei tegen zijn metgezellen: ‘Kan iemand van jullie niet een derde van de Koran reciteren in één nacht?’ Zij vonden dit idee te moeilijk en zeiden: ‘Wie van ons kan dat doen, o boodschapper van Allah?’ Hij zei: ‘Allaahoe ah’ad, as–Samad [oftewel soerat al-Ikhlaas] is een derde van de Koran.’” (Overgeleverd door al-Boekhaarie, 4628.) De profeet ﷺ heeft ook gezegd: “Wie tien keer Qoel hoewa Allaahoe ah’ad reciteert [en de betekenis ervan begrijpt en er naar leeft], Allah zal voor hem een huis in het Paradijs bouwen.” (Sah’ieh’ al-Djaami’ al-Saghier, 6472.) – Einde noot.]
Naar de inhoudsopgave van de 114 soerah introducties.
Bestel dit interessante en leerzame boek in onze islamwinkel. Tevens recommanderen wij het volgende boek: Een Introductie tot de Wetenschappen Betreffende de Qor-aan. Dit waardevolle boek is geschreven door Aboe Ammaar Yaasir Qaadhi en ook vertaald door broeder ‘Abdoellaah Bekx (Aboe Yoesoef ‘Abdoellaah). Al-h’amdoelillaah.