Er zijn mensen die fataawaa geven die de gevangenis meer verdienen dan dieven.
Vertaald en bewerkt door Abou Sayfoullah al-Maghriebie. Uit het maandblad Wij Moslims van uitgeverij Momtazah.
[Dit artikel is opgenomen in het bundelboek Kennis – ‘ilm. Klik hier om dit e-boek (PDF-document – 1,26 mb) te lezen en te downloaden.]
Het spreken namens de wetgeving zonder kennis is een gevaarlijk fenomeen, dat zwakte van de religie impliceert en daarnaast de liefde van de spreker voor bekendheid, alsook het beweren kennis te hebben om te spreken over iets waar men in feite geen kennis van heeft. Allah de Verhevene zegt (Nederlandstalige interpretatie): “En volg niet dat waarover je geen kennis hebt. Waarlijk, het gehoor en het gezichtsvermogen en het hart: hierover zal hij ondervraagd worden (#1).” [Soerat al-Israa-e (17), aayah 36.]
<<<(#1) Allah de Verhevene zal de eigenaar van deze ledematen ondervragen omdat zij slechts instrumenten zijn en de gebruiker is de menselijke ziel. (Zie het artikel De ziel – maak kennis met je ware zelf.) Indien deze het gebruikt heeft in het goede, verdient hij de beloning en indien hij deze in het kwade gebruikt heeft, verdient hij de bestraffing. Allah de Verhevene zal de ledematen doen spreken wanneer Hij hen ondervraagt, waarna deze zullen vertellen wat hun eigenaar heeft uitgevoerd. (Tefsier H’adaa-ieq ar-Rawh’ wa ar-Rayh’aan fie Rawaabie ‘Oeloemie al-Qor-aan.)>>>
De profeet (salallaahoe ‘alayhie wa sellem – Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) werd gevraagd over vele zaken waarbij hij de kennis daarvan aan Allah de Alwetende toeschreef en wachtte vervolgens op de openbaring. Al-Imaam Maalik (moge Allah hem genadig zijn) heeft gezegd: “De boodschapper van Allah (salallaahoe ‘alayhie wa sellem), de leider van de moslims en de beste onder de werelden, werd gevraagd over zaken waarbij hij geen antwoord gaf totdat hij een openbaring vanuit de hemel kreeg.”
De profeet (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) had een verbod gelegd op het spreken namens de wetgeving zonder kennis, in zijn uitspraak (Nederlandstalige interpretatie): “Al-Moetashabbi’, wanneer hem iets gegeven wordt, is hij te vergelijken met iemand die twee kleden van bedrog draagt.”
Al-Imaam Aboe H’aamied al-Ghazaalie heeft als commentaar op deze h’adieth het volgende gezegd: “Hieronder valt de fatwaa van de geleerde waar hij geen zekerheid over heeft, en zijn overlevering van de h’adieth waar hij geen bevestiging van heeft; want zijn doel is het zichzelf vertonen, hij schaamt zich om ‘ik weet het niet’ te zeggen, en dit is verboden.”
De profeet (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) heeft de sah’aabie (metgezel) ‘Abdoellaah ibn Mas’oed (moge Allah tevreden zijn met hem) gewaarschuwd om fataawaa uit te vaardigen en te spreken namens Allah de Verhevene zonder kennis, zeggende (Nederlandstalige interpretatie): “Degene die over kennis beschikt dient te spreken, en wie geen kennis beschikt dient te zeggen: ‘Allah weet het beste.’ Waarlijk, Allah heeft tegen Zijn profeet gezegd: ‘Zeg (O Moh’ammed): ‘Ik vraag jullie geen beloning hiervoor (voor deze boodschap), noch behoor ik tot degenen die zich anders voordoen dan zij zijn (#2).’’ [Soerat Saad (38), aayah 86.]”
<<<(#2) Ik wijk niet af van hetgeen Allah aan mij geopenbaard heeft, noch voeg ik iets daaraan toe. Al wat mij wordt opgedragen, doe ik, en ik voeg niets toe, noch laat ik iets weg. Hierdoor streef ik naar het Aangezicht (de Tevredenheid) van Allah en het Hiernamaals.” (Tefsier Ibn Kethier.)>>>
Veel personen die zich benoemen tot mensen met kennis rennen achter posities, functies en het wereldse aan en streven naar het bekleden van haar functies – zij spreken met onwetendheid over Allah Soebh’aanahoe wa Ta’aalaa (Glorieus en Verheven is Hij) en Zijn boodschapper (salallaahoe ‘alayhie wa sellem). Hierover zegt al-imaam Ibn al-Qayyiem: “Eenieder die het wereldse voorrang geeft en ervan zal houden, zal ongetwijfeld over Allah de Verhevene valsheid betreffende fataawaa en oordelen verspreiden, in zowel zijn berichten als datgene dat hij verplicht stelt.”
(Lees verder onder de afbeelding. Gebruik de afbeelding voor da’wah.)
Om dit artikel niet te lang te maken, zal ik mezelf beperken tot de volgende zaken die te maken hebben met het spreken namens de wetgeving zonder kennis:
Het misbruiken van de oordelen uit het Boek en de Soennah
De waarschuwing is gekomen voor degenen die de Koran (al-Qor-aan) lezen en zijn oordelen en grenzen veranderen. Zij misbruiken het en richten het de ene keer naar een richting en een andere keer naar een andere richting en spreken over Allah de Alwetende zonder kennis. Er is overgeleverd door H’oedzayfah (moge Allah tevreden zijn met hem) dat de boodschapper van Allah (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) heeft gezegd (Nederlandstalige interpretatie): “Waar ik voor vrees is een persoon die de Qor-aan leest totdat het op hem zichtbaar wordt, en hij zal een hulp voor de Islaam zijn, hij verandert het naar wat Allah wil, en hij zal er vervolgens afstand van nemen en hij plaatst het achter zijn rug en zal zijn buur met een zwaard aanvallen en hem beschuldigen van shirk.”
Een voorbeeld van het misbruiken van de Soennah en het verspreiden van leugens namens kennis in deze laatste tijden, is wat de profeet (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) heeft genoemd in de h’adieth (Nederlandstalige interpretatie): “In de latere tijden zullen er mensen zijn die leugenaars en misleiders zijn. Zij zullen met ah’aadieth komen die jullie niet gehoord hebben en ook niet jullie vaders; neem afstand van hen, laat hen jullie niet afdwalen en jullie niet beproeven.”
Een voorbeeld van het misbruiken van kennis is datgene wat overgeleverd is van de leider der gelovigen, ‘Aliy ibn Abie Taalib (moge Allah tevreden zijn met hem), dat hij op een dag de moskee (masdjid) binnentrad en een prediker zag die de mensen toesprak en hen waarschuwde; hij vroeg aan hem: “Heb je kennis over de naasikh en mansoekh?” Hij (de prediker) zei: “Nee.” Toen zei hij tegen hem: “Je bent vernietigd, je bent vernietigd,” en hij gaf het bevel om hem te verbieden de mensen in het openbaar toe te spreken.” (Zie het artikel An-Naasikh wa al-Mansoekh.)
Om de misbruikers te confronteren met de religie, streefden de metgezellen (moge Allah tevreden zijn met hen) om zekerheid te hebben bij het vertellen van ah’aadieth van de profeet (salallaahoe ‘alayhie wa sellem). Er is overgeleverd van Moedjaahid dat hij zei: “Boeshier al-‘Adawiey kwam naar Ibn ‘Abbaas (moge Allah tevreden zijn met hem) en begon met het vertellen van ah’aadieth, zeggende: ‘De boodschapper van Allah heeft gezegd…, de boodschapper van Allah heeft gezegd…’ Ibn ‘Abbaas (moge Allah tevreden zijn met hem) luisterde niet naar zijn vertellingen, noch keek hij hem aan! Hij zei: ‘O Ibn ‘Abbaas! Wat is er met je dat je niet naar mijn vertellingen luistert? Ik vertel je overleveringen van de boodschapper van Allah (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) en je luistert niet naar mij!’ Toen zei Ibn ‘Abbaas: ‘Vroeger, wanneer wij iemand hoorden die zei ‘de boodschapper van Allah heeft gezegd’ richtten wij onze gezichten naar hem en luisterden wij aandachtig naar hem; maar toen de mensen in moeilijkheden terecht kwamen en meningsverschillen hadden, namen wij van de mensen alleen datgene wat wij kenden.’”
Zich haasten in het geven van fataawaa vóór het bestuderen en overpeinzen van de kwestie
De profeet (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) heeft ons krachtig gewaarschuwd tegen het geven van fataawaa zonder kennis daarover te beschikken. Er is overgeleverd in de h’adieth van Djaabir (moge Allah tevreden zijn met hem) dat hij zei: “Wij gingen op reis en een van ons werd door een steen op zijn hoofd geraakt. Hij kreeg (later) een natte droom en vroeg zijn metgezellen: ‘Kunnen jullie voor mij een vrijstelling vinden om de tayammoem te verrichten (in plaats van de ghoesl)?’ Zij zeiden: ‘Wij kunnen voor jou geen toestemming vinden, je bent in staat om water te gebruiken.’ Hij verrichte de ghoesl [grote rituele wassing om de staat van djoenoeb (na de natte droom) op te heffen] en stierf daardoor. Toen wij bij de profeet (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) kwamen, werd hij hierover geïnformeerd en zei daarop (Nederlandstalige interpretatie): ‘Zij hebben hem gedood, moge Allah hen doden. Waarom hebben zij geen vragen gesteld als zij onwetend waren? De genezing van de onmacht is het vragen, het was voor hem voldoende om de tayammoem te verrichten en zijn wond met een doek in te wikkelen en daarover te vegen en zijn andere lichaamsdelen te wassen.’” En hij had degenen die een fatwaa hadden gegeven als moordenaars benoemd.
Degene die nadenkt over de toestand van de weledele metgezellen (moge Allah tevreden zijn met hen) en de geleerden (‘oelamaa-e) die na hen kwamen, zal opmerken dat zij afstand namen van het geven van fataawaa en dat zij vrees hadden om antwoord te geven over allerlei kwesties, vrezend dat zij zouden spreken over de wetgeving zonder kennis. ‘Abdoer-Rah’maan ibn Abie Layla zei: “Ik heb in deze moskee 120 van de metgezellen van de boodschapper van Allah (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) bereikt. Eenieder van hen die gevraagd werd over een h’adieth of een fatwaa, had de wens dat zijn broeders zijn plaats innamen.” En in een andere versie staat: “Kwesties werden voorgelegd aan een van hen, die het doorstuurde naar een andere en die het weer terugstuurde naar degene die het aan hem doorstuurde totdat hij terugkwam bij de eerste persoon die gevraagd werd.”
Al-Imaam Soefyaan at-Thawrie had hen ook op dezelfde manier beschreven, zeggend: “Ik heb de foeqahaa-e [fiqh (jurisprudentie)-geleerden] bereikt en zij hielden er niet van om antwoorden te geven op kwesties en het geven van fataawaa.” Dit in een periode waarin er veel geleerden waren en hun uitgebreide kennisniveau. Maar als we hen vergelijken met onze tijd, met de geleerden in onze tijd, dan zullen wij merken dat er onder hen mensen zijn die niet te vertrouwen zijn en verwarrende fataawaa geven en die zich haasten in het geven van fataawaa zonder enige voorafgaande studie, zorg en aandacht.
(Lees verder onder de afbeelding. Gebruik de afbeelding voor da’wah.)
Een voorbeeld van het zich haasten in het geven van fataawaa en het spreken namens de shar’ zonder kennis, is dat een man Rabie’ah ibn Abie ‘Abder-Rah’maan zag huilen en zei: “Wat heeft je aan het huilen gemaakt?” Hij zei: “Degenen zonder kennis zijn gevraagd om fataawaa, en in de Islaam is er een gevaarlijke kwestie voorgekomen! Er zijn mensen die fataawaa geven die de gevangenis meer verdienen dan dieven.”
Ibn al-Qayyiem heeft vermeld van enkele geleerden dat zij zeiden: “Hoe zal het gesteld zijn met Rabie’ah als hij ons tijdperk zou zien, en het streven van degenen zonder kennis om fataawaa te geven en zich ernaar wenden zonder ervaring en terwijl hij een onbekende en vreemde is bij de geleerden!? Desbetreffende persoon beschikt niet over kennis m.b.t. het Boek en de Soennah en de overleveringen van de selef.” Hoe is de toestand van enkelingen in onze tijd, die het lef hebben om uitspraken over de religie te doen zonder te beschikken over kennis (‘ilm), vrees (taqwaa) of gedrag (akhlaaq).
Hetgeen hiermee te maken heeft is dat enkele beginnende studenten het lef hebben om fataawaa uit te vaardigen waar alleen de standvastige grote geleerden over kunnen oordelen.
Over deze mensen – die zich haasten in het uitvaardigen van fataawaa – heeft de faqieh al-qaadhie Sah’noen gezegd: “Degenen die de meeste durf hebben om fataawaa uit te vaardigen zijn degenen met de geringste kennis, iemand van hen kan beschikken over een hoofdstuk van kennis terwijl hij denkt dat hij over de gehele waarheid beschikt.”
De niet specialisten die zich met kwesties van kennis bezig houden
Gevoelige kwesties m.b.t. kennis, jurisprudentie zaken (fiqh) en nieuwe gebeurtenissen die fataawaa nodig hebben, hebben mensen nodig die hun leven hebben besteed aan het verzamelen van kennis en zaken die daaraan gerelateerd zijn en die tot de standvastige welbekende geleerden behoren, van wie het bekend is dat zij over uitgebreide kennis beschikken en een scherp begrip hebben, en gedrag van degenen die met vrees zijn gesierd, kennis van de omgeving en hedendaagse dogma’s en de doelen van de sharie’ah. Maar het kan zijn dat er mensen zijn die kennis beschikken over wereldse zaken, dat zij kennis nemen van de islamitische wetenschappen, maar zij zullen nooit in staat zijn om onderzoeken te verrichten in kwesties die met islamitische wetenschappen te maken hebben. Zij kunnen de oemmah voordeel brengen met hun uitvindingen en wetenschappelijke wereldse kennis en daar is onder de moslims veel vraag naar. (Zie het artikel Islaam en het verwerven van wereldse kennis.)
Er zijn mensen die kennis hebben over wetenschappelijke wereldse zaken en die het lef hebben om zich uit te drukken over boeken van de selef (voorgangers) m.b.t. de ‘aqiedah (geloofsleer), tefsier (uitleg van de Qor-aan), h’adieth (overleveringen), fiqh (islamitische jurisprudentie, wetgeving) en zijn fundamenten, en die in gevaarlijke valkuilen zijn gevallen.
We kunnen de oprechtheid van enkele onderzoekers niet in twijfel trekken, maar het is niet genoeg voor een persoon om boeken van wetenschappelijke islamitische kennis te lezen en om dan te behoren tot de geleerden die gespecialiseerd zijn in de sharie’ah. Het is nodig dat men steeds de geleerden vraagt en voordeel trekt uit hun begrip en de betekenis van de tekstuele bewijzen en kennis neemt van de wijsheden van de bewijzen en de methodiek die gebruikt dient te worden om daarachter te komen en de mogelijkheid om deze te onderzoeken. Er is overgeleverd van al-imaam Ah’med door zijn zoon ‘Abdoellaah, dat hij zei: “Als een persoon beschikt over geschriften waarin uitspraken van de boodschapper van Allah (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) staan en waar ook vermeld staat dat sah’aabah (metgezellen – moge Allah tevreden zijn met hen) en taabi’ien (volgelingen van de sah’aabah) van mening verschillen, dan is het hem niet toegestaan om te handelen naar wat hij vindt en om zelf oordelen te vellen en ernaar te handelen totdat hij de geleerden benadert om te handelen naar iets dat authentiek is.”
(Lees verder onder de afbeelding. Gebruik de afbeelding voor da’wah.)
Al-Imaam as-Shaafi’ie heeft de mensen met kennis gewaarschuwd om de fundamenten en middelen van de religie te onderkennen voor het vellen van fataawaa, toen hij zei: “Het is voor niemand toegestaan om een oordeel over de religie van Allah te vellen, behalve een persoon die goede kennis heeft over het Boek van Allah, de naasikh (het vervangende wetsoordeel) en mansoekh (het afgeschafte wetsoordeel), de moeh’kem (eenduidige verzen) en moetashaabih (niet eenduidige verzen), uitleg (te-ewiel) en tertiel (wijze van recitatie), de verzen die in Mekkah en die in al-Medienah zijn geopenbaard en wat de betekenis daarvan is en waarom deze zijn geopenbaard. Daarnaast dient deze persoon uitgebreide kennis te beschikken over de h’adieth (profetische overleveringen) zoals hij over de Qor-aan beschikt. Hij dient ook uitgebreide kennis te hebben over de Arabische taal, poëzie en alles wat nodig is om over kennis te beschikken en de Qor-aan te begrijpen. Daarnaast dient hij rechtvaardig te zijn en bekend als iemand die weinig spreekt, en bekend als iemand die een leidende positie heeft in het geven van oplossingen voor meningsverschillen… als hij beschikt over deze zaken dan mag hij spreken en fataawaa geven die betrekking hebben op hetgeen toegestaan (h’alaal) en verboden (h’araam) is, en als hij niet beschikt over deze zaken dan heeft hij geen recht om te spreken over kennis, noch om fataawaa te geven.” (Zie o.a. Al-H’alaal is duidelijk en al-h’araam is duidelijk, de 6de h’adieth van De veertig ah’aadieth van an-Nawawie.)
En wat is de uitspraak van de dichter mooi, toen hij zei: “Zolang je de zaak niet via zijn deuren binnentreedt, zul je afdwalen; en wanneer je via de deur binnenkomt, zul je de leiding vinden.”
Het spreken over bepaalde dingen van kennis in aanwezigheid van degenen van wie het begrip over de religie en positie laag is
Er zijn mensen die over kennis beschikken en die spreken over wetenschappelijke zaken in een omgeving waar zich mensen bevinden die in niveau verschillen betreffende het opvatten van de woorden die aan hen gericht zijn. En het kan zijn dat deze mensen spreken over wetenschappelijke zaken die tot grote fitnah leiden, en zeker over zaken die betrekking hebben op de oemmah en die complex zijn en wat geen enkel nut heeft om ze te behandelen in aanwezigheid van gewone mensen.
Al-Imaam al-Boekhaarie heeft een hoofdstuk “Baaboe men khassa bie l-‘ielmie qawmen doena qawmien karaahiyata alla yafhamoe (Hoofdstuk: degene die een groep uitzondert met een betoog en anderen uitsluit waarvan hij bang is dat zij het niet zullen begrijpen)” genoemd, en vervolgens noemde hij de uitspraak van ‘Aliy (moge Allah tevreden zijn met hem): “Spreek de mensen aan met zaken die zij kennen. Wensen jullie dat Allah en Zijn boodschapper verloochend worden!?”
Er is overgeleverd van ‘Abdoellaah ibn Mas’oed (moge Allah tevreden zijn met hem) dat hij zei: “Het spreken tot een groep mensen met woorden die hun verstand niet bevatten, zal een fitnah voor enkelingen onder hen zijn.”
Dit behoort niet tot het verbergen van kennis, wat verboden is. (#2) Maar het is het uitbesteden op de manier zoals het hoort en het te geven aan degenen die het verdienen/begrijpen. Daarom is het noodzakelijk dat men rekening houdt met datgene wat verspreid wordt en de verspreiding toetst aan de hand van het voordeel dat bereikt wordt.
<<<(#2) Geleerden worden gewaarschuwd om niet iets van hun kennis achter te houden. Aboe Hoerayrah (moge Allah tevreden zijn met hem) verhaalde dat de profeet (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) gezegd heeft (Nederlandstalige interpretatie): “Degene die iets gevraagd wordt wat hij weet maar hij verbergt het, zal op de Dag der Opstanding beteugeld worden met een teugel van vuur.” (Moesned al-Imaam Ah’med.)>>>
As-Shaatibie heeft gezegd: “Niet alles waarvan men weet dat het waarheid is, wordt genoodzaakt om te verspreiden, ook al behoort deze kennis tot de islamitische kennis en ook al behoort deze kennis tot de wetsoordelen. Deze worden onderverdeeld in twee categorieën: een deel waarvan gevraagd wordt om deze te verspreiden, en dit is een groot gedeelte van de kennis van de sharie’ah, en een ander deel wordt niet gevraagd om deze zonder grenzen te verspreiden…”
En alle lof is voor Allah, de Heer der werelden.
Relevante artikelen:
Sharie’ah en fiqh: kent u het verschil?
Vraag 23. Wie beantwoordt deze vragen eigenlijk? [+ Wanneer kan iemand idjtihaad (persoonlijke juridische beredenering) verrichten en fataawaa (religieuze uitspraken) geven?]
Valkuilen tijdens het zoeken van kennis
Kennis is licht (diverse artikelen)