Emigratie omwille van Allah.
Geschreven door dr. ‘Abdoer-Rah’maan ibn Moe’alaa al-Loewayh’iq al-Moetayrie.
Vertaald door Aboe Yoesoef ‘Abdoellaah.
De betekenis van hidjrah
De Arabische letters haa-e, djiem en raa-e vormen twee correcte basiswoorden. Ibn Faaris heeft gezegd: “Een van hen duidt op ‘het uit elkaar gaan, vervreemding,’ terwijl het andere duidt op ‘iets versterken, binden.’” (Moe’djam Maqaayies al-Loeghah.)
Van het eerste komt hadjr, wat het tegenovergestelde betekent van verbinden, het onderhouden van banden, en [met dezelfde betekenis] hidjraan.
Wanneer een volk vanuit een bepaald land hidjrah verricht naar een ander land, betekent dit dat zij het eerste verlaten voor het tweede (ibid.) (zoals de betekenis van het Nederlandse woord ‘emigreren’). Ibn H’adjar zei: “Het maken van hidjrah naar iets, betekent het ernaartoe gaan vanuit iets anders.” (Ibn H’adjar, Fath’ al-Baarie, vol. 1, p. 16.)
Toen Ibn H’adjar de definitie van hidjrah vanuit een sharie’ah oogpunt besprak, gaf hij aan: “Het is het verlaten van iets dat Allah verboden heeft verklaard. In de Islaam kent het twee vormen: de eerste vorm is het verlaten van een land van angst voor een land van veiligheid, zoals in de twee emigraties naar Abbyssinië (Ethiopië) en het begin van de hidjrah van Mekkah naar al-Medienah. De tweede vorm is het verlaten van een land van koefr voor het land van de Islaam, dit geschiedde nadat de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) en de moslims die in staat waren om daar naartoe te migreren zich in al-Medienah hadden gevestigd.” (Ibid.)
Een aantal geleerden gaf zelfs nog een specifiekere definitie dan deze. Ibn al-‘Arabie zei: “Hidjrah is het verlaten van daar al-h’arb voor daar al-Islaam.” (Geciteerd van Ibn H’adjar, Fath’ al-Baarie, vol. 6, p. 39.) Ibn Qoedaamah gaf een vergelijkbare definitie. (Al-Moeghnie, vol. 10, p. 513. Zie ook de definitie van Ibn al-Athier, Djaami’ al-Oesoel, vol. 2, p. 565.)
De regelgeving met betrekking tot de hidjrah
Aan het begin van de Islaam [dat wil zeggen, in de eerste jaren na de emigratie naar al-Medienah van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) zelf] was de hidjrah verplicht voor iedereen die de Islaam aanvaardde, vanwege het kleine aantal moslims en hun behoefte om samen te komen, alsook de aanwezigheid van beproevingen ten gevolge van hun nieuwe geloof. Allah de Verhevene benadrukte de verplichting van de hidjrah zozeer dat Hij de banden verbrak tussen degenen die emigreerden en degenen die niet emigreerden. Allah de Verhevene zegt (Nederlandstalige interpretatie): “…En degenen die geloofden maar niet migreerden (naar jou, O Moh’ammed), jullie zijn aan hen geen enkele walaayah (bescherming, hulp) verschuldigd totdat zij migreren (#1)…” [Soerat al-Anfaal (8), aayah 72.]
<<< (#1) Soemoerah ibn Djoendoeb (moge Allah tevreden zijn met hem) verhaalde: “Allahs boodschapper (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) heeft gezegd (Nederlandstalige interpretatie): ‘Eenieder (van de moslims) die samenkomt, leeft en (permanent) verblijft met een moeshrik (polytheïst of een ongelovige in de eenheid van Allah) en instemt met zijn manieren, meningen en (geniet) van het leven met hem (moeshrik), hij (die moslim) is zoals hem (de moeshrik).’” (Het boek van Djihaad, Aboe Daawoed.)>>>
Allah de Verhevene noemt degenen die het emigreren meden: “degenen die hun eigen zielen onrecht aandeden.” Allah ‘Azza wa Djel (de Almachtige en Majesteitelijke) zegt (Nederlandstalige interpretatie): “Waarlijk, degenen waarvan de engelen hun zielen nemen terwijl zij zichzelf onrecht aandoen (omdat zij niet emigreerden terwijl dat verplicht was voor hen), zij (de engelen) zeiden: ‘In wat voor toestand verkeerden jullie?’ Zij zeiden: ‘Wij waren zwak en onderdrukt op aarde.’ Zij (de engelen) zeiden: ‘Was de aarde van Allah niet wijd genoeg om te emigreren?’…” [Soerat an-Nisaa-e (4), aayah 97.] (Klik op onderstaande afbeelding om het vergroot weer te geven.)
De bewijzen met betrekking tot de regelgeving betreffende de hidjrah in de tijd van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) zijn veelvuldig. Maar wat betreft de regelgeving na de verovering van Mekkah; hieromtrent zijn enkele bewijzen verhaald die de indruk kunnen wekken dat er sprake is van enige tegenstrijdigheid. Een voorbeeld hiervan is het volgende:
1.) Ibn ‘Abbaas (moge Allah tevreden zijn met hem) verhaalde dat de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) zei op de dag van de verovering van Mekkah (Nederlandstalige interpretatie): “Er is geen hidjrah na de verovering (van Mekkah). Maar er is (enkel) djihaad en intentie. Als jullie allemaal opgeroepen worden om (op djihaad) te gaan, ga dan.” (Overgeleverd door al-Boekhaarie, Moeslim, Aboe Daawoed, at-Tirmidzie, an-Nasaa-ie en al-Daarimie.)
2-a.) Moe’aawiyah (moge Allah tevreden zijn met hem) verhaalde dat de boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) gezegd heeft (Nederlandstalige interpretatie): “De hidjrah zal niet beëindigd worden voordat het berouw beëindigd wordt. En het berouw zal niet beëindigd worden voordat de zon opkomt vanuit het westen.” [Overgeleverd door Aboe Daawoed, ad-Daarimie en Ah’med. (Volgens al-Albaanie is het sah’ieh’. Zie al-Albaanie, Sah’ieh’ al-Djaami’ al-Saghier, vol. 2, p. 1244.)]
2-b.) ‘Abdoellaah ibn al-Sa’die verhaalde dat de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) gezegd heeft (Nederlandstalige interpretatie): “De hidjrah zal niet beëindigd worden zolang de vijand bevochten wordt.” [Overgeleverd door Ah’mad en de keten ervan is h’asan. Zie Sharh’ al-Soennah, met de voetnoten van al-Arnaa-oet en al-Shawiesh aangezien zij zeiden (vol. 10, p. 372): “De keten ervan is h’asan.”]
2-c.) ‘Abdoellaah ibn ‘Amr ibn al-‘Aas (moge Allah tevreden zijn met hem) verhaalde dat de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) gezegd heeft (Nederlandstalige interpretatie): “De hidjrah bestaat uit twee soorten. Een van hen is het mijden van zonden. De tweede is het migreren naar Allah en Zijn boodschapper. De hidjrah zal niet beëindigd worden zolang het berouw geaccepteerd wordt. En het berouw zal geaccepteerd worden totdat de zon opkomt uit het westen. Wanneer het (op die manier) opkomt, dan verzegelt Allah elk hart met wat het bevat (aan geloof of ongeloof) en zullen de daden voldoende voor de mensen zijn.” (Overgeleverd door Ah’med. Volgens Ah’med Shaakir is de keten van deze h’adieth sah’ieh’. Zie Ah’med Shaakir, voetnoten bij al-Moesnad, vol. 2, p. 312.)
De eerste h’adieth (1), en alle andere ah’aadieth met een soortgelijke betekenis, tonen aan dat hidjrah ten einde is gekomen en dat er geen hidjrah is na de verovering van Mekkah. Een geleerde gaf bij het becommentariëren van de woorden van de h’adieth ‘behalve voor djihaad’ het volgende aan: “Deze nadere opmerking moet betekenen dat de regelgeving afwijkt van hetgeen er vooraf gegaan is. De betekenis is dus dat de hidjrah die verwijst naar het verlaten van je land, wat verplicht was voor elk individu om naar al-Medienah te gaan, ten einde is gekomen. Echter, het verlaten van een land vanwege djihaad blijft bestaan. Evenzo blijft het verlaten van het land vanwege een correcte intentie ook bestaan.” (At-Tiebie, geciteerd van Ibn H’adjar, Fath’ al-Baarie, vol. 6, p. 39.)
De laatste drie ah’aadieth (2-a, 2-b en 2-c) en alle andere overleveringen die dezelfde betekenis dragen, duiden daarentegen aan dat de hidjrah niet beëindigd is. Aangezien de ogenschijnlijke betekenis van deze twee sets ah’aadieth tegenstrijdig lijken aan elkaar, verschilden de geleerden van mening en noemden zij verschillende meningen betreffende de regelgeving van de hidjrah na de verovering van Mekkah en hoe deze ogenschijnlijke tegenstrijdigheid in overeenstemming gebracht dient te worden.
Deze meningen kunnen als volgt samengevat worden:
1.) De bepaling bestaat wanneer de wettige noodzaak aanwezig is. Imaam as-Shaafi’ie gaf aan: “De Soennah van de boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) toont aan dat de verplichting van de hidjrah, voor degene die in staat is om het te verrichten, geldt voor degene die bedreigd wordt en aan kwellingen wordt onderworpen als hij in het land blijft waarin hij de Islaam aanvaard heeft. Dit wordt bewezen door het feit dat de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) sommige mensen toestond om in Mekkah te blijven nadat zij de Islaam geaccepteerd hadden, zoals al-‘Abbaas ibn ‘Abdoel-Moettalib en anderen, aangezien zij geen enkele fitnah (beproeving of kwelling) vreesden.” (As-Shaafi’ie, al-Oemm, vol. 4, p. 161.)
Dit wordt ook aangeduid door wat ‘Ataa-e ibn Abie Rabaah’ aangaf: “Ik bezocht ‘Aa-ieshah met ‘Oebayd ibn ‘Oemayr al-Laythie en wij vroegen haar over de hidjrah. Zij zei: ‘Er is nu geen hidjrah. De gelovigen vluchtten met hun religie naar Allah en Zijn boodschapper (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem), vrezend dat zij kwellingen en martelingen zouden ondergaan. Tegenwoordig is de Islaam echter dominant geworden. Tegenwoordig aanbidt men zijn Heer waar hij ook is. Maar de djihaad en de intentie (bestaan nog steeds).’” (Overgeleverd door al-Boekhaarie.) Ibn H’adjar zei: “‘Aa-ieshah maakte een toespeling op de beredenering voor de islamitische hidjrah. De reden van de hidjrah was namelijk de angst voor fitnah (kwelling). Wanneer de wettige oorzaak (voor fitnah) aanwezig is, dan bestaat de bepaling dus nog steeds. Het resultaat is dat telkens wanneer iemand de middelen (en mogelijkheid) heeft om Allah te aanbidden, waar hij ook is, dat het voor hem niet verplicht is om de hidjrah te verrichten. (En) anders is het verplicht.” (Ibn H’adjar, Fath’ al-Baarie, vol. 7, p. 229.) De betekenis van “er is geen hidjrah na de verovering” is dus de verovering van Mekkah en elke andere vergelijkbare verovering, omdat de wettige reden achter de bekrachtiging van de hidjrah afwezig is nadat de moslims een land veroverd hebben. Daarom is hidjrah van dat land niet verplicht.
Deze conclusie wordt ook aangegeven door een aantal andere overleveringen, waaronder:
i.) Samoerah ibn Djoendoeb (moge Allah tevreden zijn met hem) verhaalde dat de boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) gezegd heeft (Nederlandstalige interpretatie): “Eenieder die omgaat met een polytheïst [moeshrik] en met hem leeft, hij is gelijk aan hem.” (Overgeleverd door Aboe Daawoed. Volgens al-Albaanie is deze h’adieth h’asan. Zie al-Albaanie, Sah’ieh’ al-Djaami’ al-Saghier, vol. 2, p. 1064.)
ii.) Djarier ibn ‘Abdoellaah (moge Allah tevreden zijn met hem) verhaalde dat de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) gezegd heeft (Nederlandstalige interpretatie): “Ik heb niets te maken met elke moslim die woont onder de polytheïsten. Zij dienen elkaars vuur niet te zien.” (Eerder besproken. Het is h’asan.)
Deze ah’aadieth tonen aan dat het verboden is om onder de polytheïsten te verblijven. Dit geeft dus aan dat het verplicht is om hidjrah van hen te verrichten. (Zie al-Baghawie, Sharh’ al-Soennah, vol. 10, p. 372; al-Moewafaq ibn Qoedaamah, al-Moeghnie, vol. 10, p. 514.)
2.) Een andere manier om de ah’aadieth met elkaar in overeenstemming te brengen, is door te zeggen dat de woorden “er is geen hidjrah…” verwijzen naar de verplichte hidjrah. Wat overblijft, is de aanbevolen hidjrah. Al-Khattaabie gaf aan: “Aan het begin van de Islaam was de hidjrah aanbevolen en niet verplicht. (Maar vervolgens) zei Allah (Nederlandstalige interpretatie): ‘En wie emigreert op de weg van Allah zal op aarde vele toevluchtsoorden en overvloed vinden…’ [Soerat an-Nisaa-e (4), aayah 100.] Dit werd geopenbaard toen de ontbering van de polytheïsten tegenover de moslims groter werd nadat de boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) migreerde naar al-Medienah. Zij werden vervolgens opgedragen om naar de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) te gaan om bij hem te zijn, elkaar te steunen, zijn zaak duidelijk te maken, om van hem de aangelegenheden van hun religie te leren en om de religie te begrijpen. Op dat moment was er een enorme angst voor de Qoeraysh en de mensen van Mekkah. Nadat Mekkah echter veroverd was en de bewoners ervan waarlijk gehoorzaam (aan Allah) werden, was de behoefte (voor de emigratie) niet langer aanwezig. Vandaar dat de verplichting van de hidjrah opgeheven werd en de bepaling naar haar originele toestand terugkeerde. Daarom zijn er twee soorten emigraties. Degene die beëindigd werd was de verplichte hidjrah en degene die overbleef is de aanbevolen hidjrah. Dit is de beste manier om deze twee (ogenschijnlijk tegenstrijdige) ah’aadieth met elkaar in overeenstemming te brengen.” (Al-Khattaabie, Moe’aalim as-Soennan, vol. 3, p. 352. Zie al-Baghawie, Sharh’ as-Soennah, vol. 10, p. 372-373.)
3.) (Een andere manier om ze te verenigen is door te zeggen dat) de betekenis van de overgebleven hidjrah het vluchten van de zonden is. Al-‘Aynie gaf tijdens het in overeenstemming brengen van deze ah’aadieth het volgende aan: “Ik zeg: in een andere h’adieth is er een aanwijzing dat de betekenis van de overgebleven hidjrah het vluchten van de zonden is. Dit is hetgeen overgeleverd is door Ah’med in zijn Moesned op gezag van ‘Abdoer-Rah’maan ibn ‘Awf en ‘Abdoellaah ibn ‘Amr ibn al-‘Aas waarin de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) gezegd heeft (Nederlandstalige interpretatie): “De hidjrah bestaat uit twee soorten. Een van hen is het vermijden van zonden. De tweede is het emigreren naar Allah en Zijn boodschapper. De hidjrah zal niet beëindigd worden zolang het berouw geaccepteerd wordt. En het berouw zal geaccepteerd worden totdat de zon opkomt vanuit het westen. Wanneer het (op die manier) opkomt, verzegelt Allah elk hart met wat het bevat (aan geloof of ongeloof) en zullen de daden voldoende zijn voor de mensen.” (Overgeleverd door Ah’med. Al-Arnaa-oet en as-Shaawiesh zeiden dat de keten van dit verslag h’asan is. Zie Sharh’ as-Soennah, vol. 10, p. 372.)” (Al-‘Aynie, ‘Oemdat al-Qaarie-e, vol. 1, p. 30.)
4.) (Een andere manier om de overleveringen te verenigen is door te zeggen dat) de beëindigde hidjrah verwijst naar het verhuizen van de plaats waar men zich bevindt naar de plaats waar de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) is. Wat betreft het verhuizen van daar al-h’arb naar daar al-Islaam, dit blijft voortbestaan en is niet beëindigd. Ibn al-‘Arabie verklaarde: “Hidjrah is het verlaten van daar al-h’arb voor daar al-Islaam. Het was verplicht gedurende de tijd van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) en het zal voortduren na hem voor eenieder die voor zichzelf (fitnah) vreest. Het deel dat beëindigd is, is het verhuizen naar waar de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) zelf is.” (Geciteerd van Ibn H’adjar, Fath’ al-Baarie, vol. 6, p. 39.) Ibn H’adjar gaf aan: “De hidjrah was in het bijzonder een verwijzing naar het migreren naar al-Medienah totdat Mekkah veroverd was, daarna werd de bijzondere verwijzing beëindigd en bleef de algemene verhuizing uit het land van koefr over voor eenieder die in staat was dit te doen.” (Ibn H’adjar, Fath’ al-Baarie, vol. 1, p. 16.)
De tweede mening (verenigt de verschillende ah’aadieth niet) maar geeft aan dat de voorkeur gegeven dient te worden aan de teksten die aangeven dat de hidjrah beëindigd is. Moewaffaq ad-Dien ibn Qoedaamah gaf aan: “Sommige mensen zeggen dat de hidjrah beëindigd is omdat de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) gezegd heeft (Nederlandstalige interpretatie): ‘Er is geen hidjrah na de verovering.’” (Al-Moeghnie, vol. 10, p. 513.)
De sterkste mening
Allah weet het beste, maar de sterkere benadering is het proberen om de ah’aadieth met elkaar in overeenstemming te brengen, en wel om de volgende redenen:
1.) Het is een geaccepteerd principe in de islamitische rechtsleer dat men niet zijn toevlucht neemt tot het sterker of zwakker verklaren van een bewijs behalve in geval van een conflict waarbij men niet in staat is om de bewijzen met elkaar in overeenstemming te brengen. Vereniging is in dit geval gemakkelijk, zoals hiervoor is aangegeven, en daarom geniet dit de voorkeur.
2.) Er is expliciet bewijs dat aantoont dat de hidjrah niet beëindigd zal worden. Sommige van deze bewijzen hebben we al genoemd, zoals de h’adieth van ‘Abdoellaah ibn Sa’die waarin de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) gezegd heeft (Nederlandstalige interpretatie): “De hidjrah zal niet beëindigd worden zolang de vijand bevochten wordt.” [Overgeleverd door Ah’med en de keten ervan is h’asan. Zie Sharh’ as-Soennah, met de voetnoten van al-Arnaa-oet en as-Shawiesh aangezien zij zeiden (vol. 10, p. 372): “De keten ervan is h’asan.”]
Met betrekking tot wat de geleerden hebben aangegeven, in hun poging om de ah’aadieth met elkaar in overeenstemming te brengen, lijkt het mij waarschijnlijk dat al deze overleveringen nog steeds van kracht zijn. Het is echter niet correct om de vereniging te beperken tot slechts één van deze opvattingen. Hoe dan ook, de hidjrah van zonden zal altijd blijven voortduren, hetzelfde geldt voor degene die voor zijn religie vreest, ongeacht of hij zich in daar al-koefr bevindt of elders. (Klik op onderstaande afbeelding om het vergroot weer te geven.)
De verschillende categorieën mensen die leven in Daaroe l-H’arb
<<< “Daar” betekent: “land van …” of “woonplaats van …”. Er is daar al-Islaam of het land van de Islaam, daar al-koefr of het land van ongeloof, daar al-salaam of het land van vrede voor de moslims, en daar al-h’arb of het land dat in oorlog is met het land van de Islaam.>>>
Wat betreft de mensen die leven in daaroe l-h’arb, het is niet verplicht voor hen allen om te emigreren; in plaats daarvan verschilt de regelgeving naar gelang hun situatie. Deze mensen zijn dan ook in drie categorieën te verdelen:
De eerste categorie zijn degenen voor wie het verplicht is om hidjrah te verrichten. Dit zijn de mensen die de mogelijkheid hebben om hidjrah te verrichten terwijl zij niet in staat zijn om openlijk hun religie te praktiseren noch de verplichtingen van hun geloof te verrichten gedurende hun verblijf onder de ongelovigen. Het is voor hen verplicht om de hidjrah te verrichten, gebaseerd op Allahs Woorden (Nederlandstalige interpretatie): “Waarlijk, degenen waarvan de engelen hun zielen nemen terwijl zij zichzelf onrecht aandoen (omdat zij niet emigreerden terwijl dat verplicht was voor hen), zij (de engelen) zeiden: ‘In wat voor toestand verkeerden jullie?’ Zij zeiden: ‘Wij waren zwak en onderdrukt op aarde.’ Zij (de engelen) zeiden: ‘Was de aarde van Allah niet wijd genoeg om te emigreren?’…” [Soerat an-Nisaa-e (4), aayah 97.]
Ibn Qoedaamah zei: “Dit is een ernstige waarschuwing die een verplichting aanduidt, omdat het vervullen van de verplichtingen van de religie een vereiste is voor iedereen die daartoe in staat is. De hidjrah behoort tot de vereisten en compleetheid van de verplichte daden. En als een verplichte daad niet vervuld kan worden behalve door middel van (een andere daad, dan is die andere daad) ook verplicht.” (Al-Moeghnie, vol. 10, p. 514.)
Tot de tweede categorie mensen behoort eenieder die de hidjrah niet verricht omdat hij of zij daar niet toe in staat is vanwege ziekte, dwang, zwakte (in het geval van vrouwen en kinderen) enzovoort. De hidjrah is voor hen niet verplicht, zoals Allah de Verhevene zegt (Nederlandstalige interpretatie): “Behalve de zwakken onder de mannen en de vrouwen en kinderen die niet een manier kunnen bedenken noch een uitweg kunnen vinden. Zij zijn het die Allah zal vergeven. En Allah is ‘Afoew (Schenker van Vergiffenis), Vergevingsgezind.” [Soerat an-Nisaa-e (4), aayah 98-99.]
Ibn Qoedaamah merkte op: “Het is zelfs niet als “aanbevolen” omschreven, aangezien zij de middelen niet bezitten om het (de emigratie) te verrichten.” (Al-Moeghnie, vol. 10, p. 514.)
Tot slot omvat de derde categorie alle mensen voor wie de hidjrah aanbevolen is en niet verplicht, en dit geldt voor degenen die in staat zijn om de hidjrah te verrichten terwijl men tegelijkertijd ook de mogelijkheid heeft om zijn of haar religie openlijk te vertonen en te praktiseren. Het is voor een dergelijk persoon aanbevolen om de hidjrah te verrichten, om deel te nemen aan de djihaad tegen de ongelovigen, het aantal moslims te vermeerderen en de moslims te helpen. Een dergelijk persoon zal ook in staat zijn om zijn steentje bij te dragen aan het verminderen van de gelederen van de ongelovigen, het zich mengen onder hen en het zien van de slechte zaken onder hen. De emigratie is echter niet verplicht voor hem aangezien hij in staat is om de verplichtingen van zijn religie te vervullen zonder dat hij/zij hiervoor hoeft te emigreren. Het is algemeen bekend dat de oom van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem), al-‘Abbaas, in Mekkah bleef nadat hij moslim geworden was. (Voor de verschillende categorieën van mensen met betrekking tot de hidjrah, zie Ibn Qoedaamah, al-Moeghnie, vol. 10, p. 514-515.)
Op basis van de bovenstaande categorisering kunnen wij het volgende vaststellen met betrekking tot bepaalde extremistische opvattingen die wij tegenkomen aangaande de hidjrah:
1.) De hidjrah die gebaseerd is op de verklaring dat de mensen ongelovigen zijn, de samenlevingen onwetend of dat een land ongelovig is enzovoort, is gebaseerd op een onjuiste vooronderstelling. Alles wat gebaseerd is op iets onjuist, is zelf ook onjuist.
2.) De hidjrah, ook al is het de hidjrah van het land van ongeloof of de onwetende maatschappij naar een islamitisch land, kent niet slechts één absolute regelgeving. Dat wil zeggen, men kan niet zeggen dat het in alle gevallen verplicht is om te emigreren, maar in plaats daarvan verschilt de regelgeving naar gelang de omstandigheden, zoals eerder is uitgelegd.
3.) Het cruciale punt met betrekking tot de toelaatbaarheid van de hidjrah dan wel de wettige goedkeuring hiervoor, is de aanwezigheid van de wettige reden. Het simpelweg beweren dat de wettige reden aanwezig is, is op zichzelf geen rechtvaardiging om een bepaalde maatschappij te verlaten. Zo kan men niet zeggen dat een moslim niet in staat is om zijn religie te praktiseren in een bepaalde plaats terwijl dat wel kan.
De bekritisering van enkele verkeerde opvattingen
1.) Het vervaardigen van een algemene regelgeving met betrekking tot de verplichting van hidjrah is niet correct, omdat de omstandigheden en de plaatsen verschillen en zodoende zal de regelgeving aangaande de hidjrah ook verschillen. Het voor iedereen verplicht stellen van de hidjrah in deze tijd, veronachtzaamt alle punten van overweging waarvoor de regelgeving verschilt. Wij hebben reeds een aantal bewijzen aangehaald met betrekking tot dit punt.
2.) Het pad van hervorming begint niet met hidjrah (zoals sommigen menen). In plaats daarvan dient hervorming voort te komen vanuit het binnenste van de maatschappij. Omwille van de discussie zal ik een voorbeeld geven met betrekking tot (het wel of niet emigreren) uit een ongelovige maatschappij. In een ongelovige maatschappij dienen de inspanningen met betrekking tot hervorming van binnenuit te komen en daarom bleef de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) ook gedurende dertien jaar in Mekkah en koos hij niet voor de emigratie. In feite spande hij zich in om de samenleving te hervormen en nodigde hij hen tot zijn boodschap uit.
De emigratie naar Abbyssinië door enkele van zijn metgezellen was enkel om te zoeken naar een land waarin de moslims veiligheid konden vinden en waar zij niet aan beproevingen werden onderworpen. Toen de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) niet in staat was om de maatschappij te hervormen en de Qoeraysh geen gehoor gaven aan zijn uitnodiging, spande hij zich in om een land te vinden dat hem zou steunen. Dat land zou de basis worden van zijn oproep. In dit geval bleek het al-Medienah te zijn.
Daarom, het pad om de maatschappij te hervormen is door die maatschappij uit te nodigen (om te doen wat goed en juist is), dit is wat geldt met betrekking tot een ongelovige maatschappij en dit dient zelfs nog meer het geval te zijn met betrekking tot de moslimmaatschappij, omdat de afwijkingen in een islamitische samenleving relatief dienen te zijn (en niet absoluut). Het is mogelijk om die afwijkingen te corrigeren van binnenuit zonder dat het nodig is om te emigreren van die samenleving.
3.) De kwestie van al-walaa-e en al-baraa-e (loyaliteit en distantiëring) is een basiskwestie in de islamitische geloofsovertuiging. De hidjrah van een zondige of ongelovige maatschappij is echter niet altijd een noodzakelijke vertakking van al-walaa-e en al-baraa-e. In feite kan een persoon zijn loyaliteit tegenover de gelovigen en zijn distantiëring van de ongelovigen vervullen terwijl hij feitelijk onder de ongelovigen woont.
4.) Wat sommigen de crisis van de moslim in een onwetende samenleving noemen, is over het algemeen correct. De geschiedenis van de oproep van de boodschappers toont aan dat zij en hun volgelingen leden onder de onderdrukking en beproevingen met betrekking tot hun geloof. Echter, de groep van bijvoorbeeld Shoekrie Moestafa voerde in de discussie over voorgaande crisis enkele argumenten aan die er in werkelijkheid niet voor zorgen dat de hidjrah verplicht wordt, zoals het afstaan van een deel van je bezittingen in de vorm van belastingen. Dit is, in werkelijkheid, geen rechtvaardiging voor de hidjrah, omdat degene die dit bezit afstaat dit doet als een vorm van noodzakelijkheid, het afweren van een groter kwaad dat zal plaatsvinden indien hij het niet afdraagt. Het is verder niet verplicht voor hem om te emigreren om die belasting te kunnen ontvluchten.
5.) De uitspraak dat er geen djihaad is behalve na hidjrah, is onjuist, hoewel de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) geen djihaad verrichtte tot na de hidjrah. Dit kwam echter omdat hij niet in staat was om dit ervoor te doen. Daarom was het niet bekrachtigd behalve nadat hij in al-Medienah was.
6.) Dit is het meest belangrijke punt van dit slotwoord. Het heeft betrekking op de vraag of de hedendaagse (islamitische) samenlevingen dermate onwetend zijn dat het verplicht is om van hen te migreren, zoals sommigen beweren. Ik zal als volgt meer details geven over dit punt:
a.) De (hedendaagse islamitische) samenlevingen zijn niet, zoals sommigen beweren, djaahilie. En zij zijn geen ongelovige landen die door ongelovigen bewoond worden. Dat is een onjuiste bewering. (Zie het boek Religieus Extremisme in het leven van hedendaagse moslims van dr. ‘Abdoel-Rah’maan ibn Moe’alaa al-Loewayh’iq al-Moetayrie, waaruit dit artikel afkomstig is: te bestellen op www.momtazah.net en www.islamazon.nl.)
b.) Omwille van de discussie (als wij bovenstaand argument zouden accepteren), accepteren we nog steeds niet het feit dat de moslims, die in een djaahilie samenleving leven, niet in staat zijn om de religie van Allah op aarde te vestigen. In werkelijkheid weerhoudt niets hen hiervan. Hoewel de regering niet islamitisch is, heeft dit te maken met de handelingen van de bestuurder en niet die van de individuen en het zijn juist de individuen die hier het onderwerp van discussie zijn. Doordat de bestuurders niet regeren in overeenstemming met wat Allah de Verhevene geopenbaard heeft, wijken zij – in verschillende mate – af van de wet van Allah.
c.) Dat de moslims zwak zijn en niet in staat om de kracht van de djaahilie-machten af te weren, maakt de hidjrah nog niet verplicht voor hen. Deze testen en beproevingen maken slechts deel uit van “de manier” of de soennah van Allah op het pad om het geloof te verspreiden in dit wereldlijke bestaan. Allah de Verhevene zegt (Nederlandstalige interpretatie): “Of dachten jullie dat jullie het Paradijs zullen binnentreden alvorens Allah degenen van jullie die djihaad (#2) verrichtten test en (ook) de geduldigen test (d.m.v. ontberingen, beproevingen)?” [Soerat Aal ‘Imraan (3), aayah 142.]
<<< (#2) Djihaad (jihad): strijd, streven, inspannen. In de islamitische terminologie duidt het niet alleen op de gewapende strijd, maar alle vormen van strijd, ook die met de tong, pen, inspanningen etc. om het Woord van Allah superieur te maken. En er is ook djihaad an-nefs, de strijd met je eigen “ik”, met je ego, je begeerten en je lusten. Zie het artikel Jihad in de Islam.>>>
Allah Soebh’aanahoe wa Ta’aalaa (Glorieus en Verheven is Hij) zegt ook (Nederlandstalige interpretatie): “Of denken jullie dat jullie het Paradijs (de Tuinen van eeuwige gelukzaligheid) zullen binnengaan zonder beproefd te worden zoals degenen die vóór jullie zijn heengegaan? Armoede en ziekte troffen hen (immers) en zij werden zodanig geschokt (door de vijandigheden van de ongelovigen) totdat de boodschapper en degenen die samen met hem geloofden zeiden: ‘Wanneer (komt) de hulp van Allah?’ Jazeker! Waarlijk, de hulp van Allah is nabij.” [Soerat al-Baqarah (2), aayah 214.]
<<<In een authentieke h’adieth is overgeleverd dat Khabbab ibn al-Aratt zei: “Wij zeiden: ‘O boodschapper van Allah! Waarom vraagt u niet Allah om ons te helpen (tegen de vijandigheden van de ongelovigen)? Waarom smeekt u niet tot Allah voor ons?’ Hij zei (Nederlandstalige interpretatie): ‘De zaag werd geplaatst op het midden van het hoofd van iemand van degenen die vóór jullie waren (gelovigen) en hij werd gezaagd tot aan zijn voeten, toch liet dit hem niet zijn religie veranderen (opgeven), en hij werd gekamd met ijzeren kammen tussen zijn vlees en botten, toch liet dit hem niet zijn religie veranderen (opgeven).’ Vervolgens zei hij: ‘Bij Allah! Deze zaak (religie, de Islaam) zal zich uitspreiden met het Verlof van Allah totdat de reiziger Sana’a verlaat tot Hadramaut (beide in Jemen, maar op grote afstand van elkaar), alleen Allah vrezend en daarna de wolf m.b.t. zijn schapen. Jullie zijn slechts een gehaast volk.’” M.a.w., wat jullie meemaken is nog niets vergeleken met wat degenen die vóór jullie kwamen overkwam, heb geduld!>>>
De toestand van onderdrukking en zwakte die de hidjrah verplicht maakt, is wanneer een moslim zich in een land bevindt waarin hij de religie van Allah niet kan praktiseren. Er zijn vele rechtschapen en rechtvaardige leiders van deze religie geweest die onderdrukt werden. Zij verlieten hun landen niet, noch migreerden zij. In plaats daarvan bleven zij om het volk te adviseren en om tot goedheid op te roepen totdat Allah hun zielen nam. Sa’ied ibn Djoebayr en Ah’med ibn H’anbal zijn twee van zulke personen, uit verschillende tijdperken, die geduldig waren ten overstaan van de beproevingen die zij ondergingen.
“…En tot Allah is de terugkeer.” [Soerat Aal-‘Imraan (3), aayah 28.]
Lees ook Een kikker in een pan.