En het gevaar van zelfrechtvaardiging.
Vertaald en samengesteld door Aboe Yoesoef ‘Abdoellaah.
Gebaseerd op o.a. artikelen van sheikh Ah’mad al-Khoedayrie (professor aan al-Imaam Islamic University, Riyad) en ‘Abd al-‘Aziez ‘Aliy as-Soewayd (uitreksel van het Arabische artikel “al-‘Aql at-Tabrierie fie al-Fi’l al-Idjtimaa’ie”).
Lees ook Een moslim is een spiegel voor een moslim en De was is vies…, alsook de zevende h’adieth van an-Nawawie: Godsdienst is oprechtheid (nasieh’ah).
Alle lof is voor Allah, en vrede en zegeningen van Allah zijn met profeet Moh’ammed, zijn familie, zijn metgezellen en eenieder die hen in het goede volgt.
Het vermoeden van moslims over andere moslims dient in alle gevallen positief te zijn. Elke moslim verdient respect totdat het tegendeel bewezen wordt. De Islam (al-Islaam) eist eerlijkheid en onpartijdigheid wanneer het aankomt op het beoordelen van anderen. Allah de Verhevene zegt (Nederlandstalige interpretatie): “…En wanneer jullie spreken, wees dan rechtvaardig, ook al is het (in het nadeel van) een familielid (#1)…” [Soerat al-An’aam (6), aayah 152.]
<<<(#1) De Islaam bepleit een rechtvaardigheid die noch van liefde noch haat afhankelijk is. Men moet zich niet laten leiden door emoties. Zie o.a. de artikelen Wat onderwijst de Islam over rechtvaardigheid? en Liegen en 1 april.>>>
Allah Soebh’aanahoe wa Ta’aalaa (Glorieus en Verheven is Hij) zegt ook (Nederlandstalige interpretatie): “O degenen die geloven! Wees continue sterk omwille van Allah (niet omwille van mensen of faam), als getuigen met rechtvaardigheid; en laat haat tegenover een volk jullie niet aanzetten tot het onrechtvaardig zijn (tegenover hen). Wees rechtvaardig (jegens vriend en vijand), dat is dichter bij at-taqwaa (de vroomheid, godsvrees); en vrees Allah. Waarlijk, Allah is Khabier (Alwetend omtrent subtiele zaken) aangaande hetgeen jullie doen.” [Soerat al-Maa-idah (5), aayah 8.]
Het is niet correct dat een persoon iemand anders onterecht beschuldigt van iets behalve met volledige kennis en concreet bewijs. Het is verboden (h’araam) om een oordeel tegen iemand te baseren op geruchten, vermoedens en verdenking. Allah de Verhevene zegt (Nederlandstalige interpretatie): “O degenen die geloven! Als een faasiq (leugenaar, zondaar) naar jullie komt met een bericht, verifieer het dan, opdat jullie mensen niet schaden met onwetendheid [djahaalah (#2)], waarna jullie spijt krijgen van hetgeen jullie deden (#3).” [Soerat al-H’oedjoeraat (49), aayah 6.]
<<<(#2) D.w.z. het beschuldigen van onschuldige mensen, en dit is een vorm van onrecht wat mensen aangedaan wordt. Dit geldt ook voor het toeschrijven van uitspraken aan geleerden die zij niet hebben gedaan of wanneer hun uitspraken verkeerd begrepen worden. (Zie Tefsier al-Qor-aan al-Kariem van Ibn ‘Oethaymien.)>>>
<<<(#3) Alle roddelpraat of geruchten – vooral die afkomstig zijn van personen die je niet kent (of die als onbetrouwbaar bekend staan) – dienen geverifieerd en op juistheid getoetst te worden. Als zij klakkeloos geloofd en doorgegeven worden, kan er veel schade aangericht worden, waarvan men later veel spijt heeft. Alle vormen van achterklap en laster worden hier veroordeeld. (A. Yusuf Ali Quran Commentary, de herziene versie.) Dit is waarom groepen van de geleerden van h’adieth weigeren overleveringen te aanvaarden van overleveraars wier betrouwbaarheid onbekend is, want het is mogelijk dat zij in werkelijkheid behoren tot de foessaaq (mv. van faasiq – leugenaars, zondaars). (Tefsier Ibn Kethier.) Zie o.a. het artikel Roddelen, je hebt je broeders vlees gegeten.>>>
Allah ‘Azza wa Djel (de Almachtige en Majesteitelijke) waarschuwt ons (Nederlandstalige interpretatie): “O degenen die geloven! Mijd veel van de vermoedens, waarlijk, een deel van de vermoedens is zonde. (#4) En bespioneer (elkaar) niet…” [Soerat al-H’oedjoeraat (49), aayah 12.]
<<<(#4) De leider der gelovigen, ‘Oemar ibn al-Khattaab (moge Allah tevreden zijn met hem), zei: “Denk nooit slecht over het woord dat komt uit de mond van jouw gelovige broeder, zolang je er een goed excuus voor kunt bedenken.” Maalik leverde over dat Aboe Hoerayrah (moge Allah tevreden zijn met hem) zei dat de boodschapper van Allah (vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) gezegd heeft (Nederlandstalige interpretatie): “Pas op voor argwaan, want argwaan is het slechtste van de onjuiste verhalen; bespioneer elkaar niet; zoek niet naar andermans fouten; wees niet jaloers op elkaar; benijd elkaar niet; haat elkaar niet; en verlaat (mijd) elkaar niet. En O dienaren van Allah! Wees broeders!” De twee Sah’ieh’s en Aboe Daawoed leverden deze h’adieth over. (Zie Tefsier Ibn Kethier.) Khaalid ibn Safwaan zei: “De beste onder de broeders zijn degenen die mijn fouten vergeven, mijn gebreken corrigeren en mijn excuses aanvaarden.” (Al-Moedjaalasah, p. 555.) Foedhayl ibn ‘Iyaad (moge Allah tevreden zijn met hem) heeft gezegd: “Degene die een broeder zonder tekortkomingen zoekt, zal zonder broederschap blijven.” (Rawdat al-‘Oeqalaa-e, p. 169.) Zie het artikel Hoe om te gaan met meningsverschillen en het bekritiseren van anderen.>>> (Klik op onderstaande afbeeldingen om ze vergroot weer te geven. Gebruik de afbeeldingen voor da’wah.)
In die gevallen dat men verplicht is om de fouten van een andere persoon te noemen (dit zijn o.a. wanneer iemand gevraagd wordt i.v.m. een rechtszaak, huwelijksaanzoek of zakelijke overeenkomst) is het goed om ook de goede punten van die persoon te noemen. Het is verkeerd om te overdrijven in de belangrijkheid van iemands fouten, om te veel de nadruk te leggen op een fout, vooral als het mogelijk is dat die fout een eerlijke vergissing was (de persoon in kwestie deed het per ongeluk of uit onwetendheid) of in een kwestie waarbij de waarheid niet 100% duidelijk is.
Als de fout van een persoon duidelijk aanwezig is en bevestigd door betrouwbaar bewijs, dan is het niet verkeerd om (betrokken) mensen te waarschuwen voor die fout en om de waarheid te verduidelijken. Maar die correctie dient passend uitgevoerd te worden op een zachtaardige manier waardoor er geen wig tussen mensen gedreven wordt. Wat gecorrigeerd dient te worden is de fout zelf, zonder te graven in iets buiten dat. Bijvoorbeeld, de persoon die de fout maakte dient niet beschuldigd te worden van het hebben van slechte intenties of kwade beweegredenen.
Ad-Dzahabie, sprekend over de fouten van de geleerden, zei het volgende [Siyar A’laam an-Noebalaa-e (14/374)]: “Als we elke persoon die een fout maakte (tijdens het oordelen over een kwestie) in diskrediet zouden brengen, of deze mensen als vernieuwers [moebtadi’ – iemand die een bid’ah (innovatie) introduceert] zouden bestempelen – mensen die in wezen van goed geloof zijn en oprecht de waarheid zoeken – dan zou er bijna geen enkele geleerde bespaard blijven.”
Sprekend over Qataadah – de vermaarde opvolger [taabi’ie (#5)] – zei hij [Siyar A’laam an-Noebalaa-e (2/271)]: “Hij was iemand die de menselijke vrije wil zo veel waarde gaf dat hij de goddelijke verordening (al-qadr) ontkende ten gunste van menselijke daden. We vragen Allah om ons te beschermen tegen zulke ideeën. Aan de andere kant twijfelde nooit iemand aan zijn eerlijkheid, of zijn integriteit, of de kracht van zijn geheugen. Het is goed mogelijk dat Allah de Verhevene hem vergeeft voor het vallen in bepaalde geïnnoveerde ideeën met geen andere intentie dan het verheerlijken van Allah en om Hem ver boven de slechte daden die mensen begaan te houden. Allah is de Rechter Die rechtvaardig en genadevol is tegenover Zijn dienaren. Hij wordt niet gevraagd over hetgeen Hij doet.”
<<<(#5) Taabi’ien (meervoudsvorm van taabi’ie): de generatie moslims na de sah’aabah (moge Allah tevreden zijn met hen) die de sah’aabah (metgezellen van de profeet – Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) gezien of vergezeld hebben.>>>
We dienen voor ogen te houden dat mensen met kennis, intelligentie, integriteit en vroomheid – die uiterst nauwgezet zijn in het onderzoeken van kwesties en die vaak correct zijn in hun oordelen en conclusies – dat zij geëxcuseerd dienen te worden wanneer zij zich soms vergissen in hun oordeel.
Ook wanneer mensen zonder veel kennis fouten maken terwijl hun intenties goed zijn en zij zich normaliter goed gedragen, dienen we ons positief op te stellen tegenover hen en hen op de beste wijze te corrigeren. Iedereen maakt fouten en niemand is vrij van zonden. Allah de Verhevene zegt (Nederlandstalige interpretatie): “…Waarlijk, het ego spoort aan tot het kwade, behalve degene aan wie mijn Heer Genade schenkt…” [Soerat Yoesoef (12), aayah 53.]
Hun goede kwaliteiten en goede daden dienen niet vergeten en ontkend te worden. Het is vanzelfsprekend dat we niet volgen waarvan aangetoond is dat het onjuist is, ongeacht de persoon van wie de fout komt. Maar we gebruiken het niet om het goede dat die persoon gedaan heeft in diskrediet te brengen.
Wij weten niet wat er in het hart is van degene die een fout begaat. Doet hij dit uit onwetendheid of uit begeerte, of heeft hij een geldige reden – zoals ziekte – om een bepaalde verplichting of verbod niet na te komen. Kennen wij de volledige omstandigheid van degene die een bepaalde fout of zonde begaat, of begaat hij in werkelijkheid geen zonde of fout maar denken wij dat alleen maar omdat wij niet op de hoogte zijn van alle details? Wellicht dat er een meningsverschil onder de geleerden over deze kwestie is, of vergissen wij ons zelf.
Allah de Verhevene zegt (Nederlandstalige interpretatie): “…Is Allah dan niet het beste op de hoogte aangaande hetgeen in de borstkassen (harten) van al-‘aalamien (de werelden – de volledige schepping ) is!?” [Soerat al-‘Ankaboet (29), aayah 10.]
Verbeter de wereld, begin bij jezelf.
In plaats van veel tijd besteden aan het kijken naar en beoordelen van andere mensen, dienen we naar onszelf te kijken en onszelf te beoordelen. Want iedereen maakt fouten en begaat zonden, iedereen vergeet of weet bepaalde dingen niet. Niemand dient over zichzelf te denken dat hij beter is dan een ander, want de verhouding goede daden en gehoorzaamheid tegenover fouten/zonden en ongehoorzaamheid van een persoon zijn alleen bij Allah de Alwetende bekend en ook zijn het tonen van berouw en vroomheid in het hart factoren die alleen bij Allah ‘Azza wa Djel (de Almachtige en Majesteitelijke) bekend zijn.
Iedereen heeft – in meerdere of mindere mate – een neiging om zijn eigen fouten te rechtvaardigen en verbloemen. Het zit in onze aard dat we proberen te vluchten van kritiek en om fouten toe te geven. Op zijn minst proberen we soms excuses te vinden voor onze fouten (#6) in plaats van het volledige gewicht van de blaam op ons te nemen.
<<<(#6) Als wij excuses voor onszelf willen vinden, waarom doen we dat dan niet voor onze broeders/zusters? Anas ibn Maalik (moge Allah tevreden zijn met hem) zei: “De profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) heeft gezegd (Nederlandstalige interpretatie): ‘Niemand van jullie zal (werkelijk) geloven totdat hij voor zijn (moslim) broeder wenst wat hij voor zichzelf wil.’” (Sah’ieh’ al-Boekhaarie.)>>> (Klik op onderstaande afbeeldingen om ze vergroot weer te geven. Gebruik de afbeeldingen voor da’wah.)
Deze instelling kan in allerlei soorten situaties naar boven komen, zelfs in onze meest persoonlijke gedachten. Het is een karaktertrek opgewekt en gevoed door emotie, en als het ons denken gaat domineren kunnen we het vermogen om te onderscheiden tussen goed en kwaad verliezen.
Dit komt omdat de kracht van emotioneel sentiment en egoïsme, wanneer dat gepaard gaat met een zelfrechtvaardigende instelling, overtuigend en gevaarlijk is. Een persoon met deze gemoedsgesteldheid is altijd bereid om zijn slechte daden te verdoezelen, of ze minder erg te laten lijken dan ze werkelijk zijn. De persoon doet dit ten koste van rede en logica. Hij stopt met helder na te denken. Hij ziet alleen dat wat zijn eigen belangen dient, wat hem vrijspreekt van blaam en verantwoordelijkheid.
In zijn gedachten is het altijd de fout van een ander. Erger nog, het is nooit een onschuldige fout. Die andere persoon is altijd welbewust en kwaadwillig betreffende zijn fout en zonder enig excuus.
Wanneer we onze gedachten ons in deze gevaarlijke richting laten nemen, dan stoppen we om kritisch naar onszelf te kijken. In plaats van het erkennen van onze fouten, er berouw voor te tonen en trachten om ze in de toekomst te voorkomen, worden we vastberaden om dezelfde fout keer op keer te begaan.
Het meest serieuze probleem is het vermogen van een persoon om voor zichzelf zijn opzettelijke fouten en wandaden te rechtvaardigen. Het is mogelijk voor een persoon om zichzelf te overtuigen dat zijn ergste overtredingen en daden van onrechtvaardigheid juist en correct zijn. Hij kan in zijn gedachten de meest overduidelijke tegenstrijdigheden in overeenstemming brengen met vergezochte interpretaties die integriteit en misleiding synoniemen maken. Hij stopt met het onderscheid maken tussen zijn rechten en de rechten van anderen, en tussen zijn persoonlijke belangen en de behoeften van de gemeenschap.
De zelfrechtvaardigende geest is er een dat iets kleiner of onbelangrijker wil laten lijken. Het is ook zeer minachtend. Het bagatelliseert de schade en het kwaad dat iemands slechte en zelfzuchtige daden veroorzaakt voor andere mensen, voor de gemeenschap en voor de samenleving. Wanneer het dit kwaad niet kan ontkennen, vindt het altijd een manier om het te rationaliseren. Door dit te doen spreekt het de basiswaarden en ethiek tegen waarvan de persoon zich anders zeer goed bewust zou zijn en die essentieel zijn voor het correct functioneren van de menselijke samenleving.
Het door de vingers zien van je eigen fouten is een gemakkelijke manier om schuldgevoelens en een verantwoordelijkheidsgevoel te mijden. Maar dit betekent dat deze fouten nooit het hoofd geboden en verholpen zullen worden. Zij worden naar verloop van tijd steeds groter, lelijker en dieper verankerd. Het negeren van je eigen fouten, of ze rechtvaardigen, laat deze fouten niet verdwijnen. De enige manier om positieve veranderingen in onszelf teweeg te brengen is om eerlijk te zijn tegenover onszelf en in onze omgang met anderen. (Klik op onderstaande afbeeldingen om ze vergroot weer te geven. Gebruik de afbeeldingen voor da’wah.)
Allah ‘Azza wa Djel (de Almachtige en Majesteitelijke) zegt in Zijn Nobele Qor-aan (Nederlandstalige interpretatie): “En houd jullie gezamenlijk vast aan het koord van Allah [d.w.z. deze Qor-aan, het verbond van Allah (#7)] en wees niet onderling verdeeld en gedenk de gunsten van Allah op jullie, toen jullie elkaars vijanden waren, waarna Hij jullie harten verenigde waardoor jullie, door Zijn gunst, broeders (in het islamitische geloof) werden (#8)…” [Soerat Aal ‘Imraan (3), aayah 103.]
<<<(#7) Djoebayr (moge Allah tevreden zijn met hem) verhaalde dat de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) gezegd heeft (Nederlandstalige interpretatie): “Verheug je! Want waarlijk, deze Qor-aan – een deel ervan is in de Handen van Allah, en het andere deel is in jullie handen [als een touw]. Houd je er daarom aan vast, opdat jullie nooit vernietigd zullen worden, noch zullen jullie daarna afdwalen!” (Moesnad Ah’mad.)>>>
<<<(#8) De stad Yathrib was verscheurd door burgerruzies, stammenvetes en meningsverschillen voordat de boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) zijn voet zette op haar grond. Vervolgens werd Yathrib de Stad der profeet, al-Medienah; er heerste ongeëvenaard broederschap en het werd het centrum van de Islaam. Deze huidige bedroevende twistzieke wereld is een groter Yathrib: kunnen wij de heilige voet op haar grond zetten en het een nieuw en groter al-Medienah maken? (A. Yusuf Ali Quran Commentary, de herziene versie.)>>>
Dus laten we van deze gunst genieten en het broederschap in ere houden en er van genieten, want dat is een grote stap voor deze oemmah om uit de hachelijke situatie en zwakke positie te komen waar onze oemmah zich op dit moment in bevindt. Durf hand in eigen boezem te steken en durf je eigen fouten toe te geven. Iedereen maakt fouten en vergist zich wel eens, ook jij. Laten we ons vergevensgezind opstellen tegenover onze broeders en zusters en meer naar onszelf kijken dan naar anderen.
Samenvattend kunnen we stellen dat we het beoordelen van anderen zeker niet volledig af dienen te keuren. Want er schuilt ook gevaar in het niet beoordelen en veroordelen van degenen die openlijk duidelijke en grote zonden begaan en weigeren hier afstand van te nemen. Door alles maar te accepteren op basis van ‘liefde’ en angst om zelf bekritiseerd te worden kun je in tegenspraak zijn met het Oordeel van Allah de Verhevene – teksten uit de Qor-aan en Soennah. Onze oordelen dienen dus in overeenstemming te zijn met de Oordelen van Allah de Alwijze en de oordelen van Zijn boodschapper (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem). We dienen echter voorzichtigheid in acht te nemen bij het beoordelen van anderen, alsook dit geen prioriteit te maken in ons leven (vooral als men niet beschikt over voldoende kennis) en we dienen niet naar het extreme te gaat en gaan letten op futiliteiten zodat broederschapbanden verbroken worden en de oemmah verzwakt. We kunnen ook niet oordelen wat de eindbestemming is van iemand en of iemand uiteindelijk naar het Paradijs of de Hel gaat. We weten niet in wat voor toestand iemand zal overlijden en of iemand tijdig berouw zal tonen voor een zonde of niet. En Allah de Verhevene kan elke zonde vergeven van wie Hij dat wil en wanneer Hij dat wil. De Qor-aan geeft aan (Nederlandstalige interpretatie): “Zeg (O Moh’ammed): ‘(Allah zegt:) ‘O Mijn dienaren, degenen die buitensporig zijn geweest jegens zichzelf! Wanhoop niet aan de Barmhartigheid van Allah! Waarlijk, Allah vergeeft alle zonden. Waarlijk, Hij is het Die al-Ghafoer (de Vergevensgezinde), ar-Rah’iem (de Meest Genadevolle) is.’’” [Soerat az-Zoemar (39), aayah 53.]
Ja, Allah is al-Ghafoer (de Vergevensgezinde), ar-Rah’iem (de Meest Genadevolle), maar ook al-Khaafid (de Vernederaar) en al-Moentaqim (de Vergelder)!
In de Qor-aan lezen we ook (Nederlandstalige interpretatie): “Waarlijk, Allah vergeeft niet dat er deelgenoten aan Hem toegekend worden (d.w.z. shirk – polytheïsme, tenzij men vóór de dood er berouw voor toont), maar Hij vergeeft behalve dat (alle andere zonden), aan wie Hij wil…” [Soerat an-Nisaa-e (4), aayah 48.] (Zie de artikelen Wanhoop niet aan de Barmhartigheid van Allah en De liefde van Allah.) (Klik op onderstaande afbeelding om het vergroot weer te geven. Gebruik de afbeelding voor da’wah.)
Tot slot…
Een bekeerde broeder liep eens met zijn eigen zus (Nederlands, blond en zonder h’idjaab, want zij is geen moslimah) op het centraal station. De volgende dag hoorde hij via via dat hij gezien was met zijn blonde vriendin.
Een broeder was onderweg naar de moskee om salaat al-‘asr te bidden. In de straat van de moskee aangekomen, zag hij een broeder die de moskee recht voorbij liep. Hij dacht: “Soebh’aan-Allaah! Hij kan niet eens even salaat al-‘asr in djamaa’ah bidden!?” De werkelijkheid was dat hij zijn ‘asr-gebed net in een andere moskee had gebeden, waar ze enige tijd eerder bidden dan in zijn moskee.
Iemand zit in de moskee, en er is een collecte. Hij doet 5 Euro in de doos en is heel trots op zichzelf. Vervolgens ziet hij dat de imaam niets in de doos stopt. Hij wordt boos van binnen, en denkt: “Soebh’aan-Allaah! Hij maar preken geven over sadaqah, maar zelf geeft hij niets!” De werkelijkheid was dat de imaam net, vóór het gebed, zijn laatste 20 Euro over had gemaakt aan de armen in Somalië.
Je loopt de moskee uit en geeft salaam aan een broeder. Hij geeft geen salaam terug. Je geeft nog een keer salaam, maar weer niets. Boos loop je weg, denkend dat deze broeder iets tegen jou heeft, of te koppig is om de salaam te geven. De werkelijkheid was dat deze broeder slechthorend was en jou niet hoorde.
Het slechte denken over onze broeders en zusters. We doen het allemaal iedere dag, terwijl we het soms pas in de gaten hebben wanneer we geconfronteerd worden met de werkelijkheid.
Daarom zegt Allah Ta’aalaa in soerat al-H’oedjoeraat (Nederlandstalige interpretatie): “O degenen die geloven! Mijd veel van de vermoedens, waarlijk, een deel van de vermoedens is zonde…” [Soerat al-H’oedjoeraat (49), aayah 12.]
En daarom zei onze geliefde leraar (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) (Nederlandstalige interpretatie): “Pas op voor kwade vermoedens, want voorwaar, kwade vermoedens zijn de meest leugenachtige spraak…” (Overgeleverd door al-Boekhaarie.)
Laat eenieder van ons hier lering uit trekken.
En we wenden ons tot Allah voor hulp en leiding.
Relevante artikelen:
H’adieth 7 van an-Nawawie: Godsdienst is oprechtheid (nasieh’ah)
Een moslim is een spiegel voor een moslim
Verbeter de wereld, begin bij jezelf
Hoe om te gaan met meningsverschillen en het bekritiseren van anderen
Wanneer vrienden elkaar pijn doen
al-walaa-e wa al-baraa-e – loyaliteit en distantiëring
Broeder- & zusterschap in de Islaam (diverse artikelen)