Verhalen voor kinderen die nadenken.
Anes was een aardige, hardwerkende jongen met goede manieren. Zijn vader moest door zijn werk verhuizen naar een andere stad en Anes moest al zijn vriendjes achterlaten.
Snel nadat Anes en zijn ouders in hun nieuwe appartement woonden, kwamen de buren van het gebouw hen bezoeken. Anes was heel erg blij, want er waren verschillende kinderen van zijn leeftijd. Anes hield van zijn nieuwe vriendjes en heel snel werden zij dikke vrienden. Maar er was één jongere jongen in de groep die altijd de spelletjes verstoorde die zij speelden. Zijn naam was Irfan. Hij deed dit omdat hij altijd wilde dat zij het spel speelden dat hij wilde. En als hij zijn zin niet kreeg dan dwarsboomde hij hen.
Op een dag, toen alle jongens in de tuin aan het spelen waren, kwam Irfan bij hen. Zij speelden met het nieuwe speelgoed van Anes. Toen zij Irfan zagen werd iedereen een beetje onrustig, want zij wisten dat wanneer Irfan met een spelletje meedeed, er altijd wel een probleempje ontstond. Dus deze keer lieten de jongens Irfan niet met hen meespelen. Irfan werd daardoor heel erg kwaad; hij nam het nieuwe speelgoed van Anes, gooide het op de grond en maakte het kapot. Anes was heel boos en hij en zijn vriendjes begonnen met Irfan te ruziën.
Oom Moestaffa hoorde het lawaai van de jongens en keek uit het raam. Oom Moestaffa hield veel van de jongens en toonde altijd interesse in hen. Hij sprak vaak met Anes en zijn vriendjes over het bestaan van Allah, de zegeningen die Hij geeft en de daden van aanbidding die Hij van de mensen verlangt. Toen hij de jongens ruzie zag maken, ging hij meteen naar buiten om de ruzie te beëindigen. Irfan huilde. De jongens vertelde tegen oom Moestaffa wat er aan de hand was en zij gingen allemaal in de tuin zitten om te praten.
Anes legde uit wat er gebeurd was: “Oom Moestaffa, mijn vrienden en ik spelen altijd heel goed samen en hebben nooit problemen. Maar Irfan verpest altijd onze pret en wij willen geen vrienden meer met hem zijn.”
“Maar zij doen niet wat ik wil,” klaagde Irfan.
Oom Moestaffa zei toen: “Kom op jongens! Wij willen ons allemaal prettig voelen en een veilig leven leiden en vriendschap en geluk vinden waar we kunnen. Maar het is niet genoeg om deze dingen te verlangen. En we kunnen niet wachten op iemand anders die deze dingen aan ons geeft. Je moet zelf moeite doen en soms iets opofferen om je goed te voelen en te leven in een veilige omgeving en om goede vriendschap te sluiten. Als iedereen volhoudt om te krijgen wat hij wil en alleen maar aan zichzelf denkt, in plaats van aan andere mensen te denken en te kijken wat zij willen, dan zouden er alleen maar problemen en ruzies zijn. Maar gelovigen die Allah vrezen, gedragen zich anders. Zij zijn geduldig, vergevensgezind en dringen niet aan om te krijgen wat zij willen. Zelfs niet als iemand anders hen onrecht aandoet, zij kiezen niet voor de aanval. Zij kiezen het welzijn van anderen boven hun eigen wensen en doen hun uiterste best om de mensen rond om hen niet boos te maken. Dit is een eigenschap van het goede gedrag dat Allah van ons verlangt.”
Anes zei: “Oké, oom Moestaffa. Als een kwajongen naar ons komt en slechte woorden gebruikt, wat moeten wij dan doen?”
Oom Moestaffa antwoordde: “Natuurlijk moeten wij ons gedragen zoals Allah ons dat beveelt. Allah vertelt ons hoe we ons moeten gedragen in de Qor-aan: “En de goede daad en de slechte daad zijn niet gelijk: beantwoord (het kwade) met wat beter is, dan zal degene met wie je in vijandschap leefde als een oprechte vriend worden.” [Soerat Foessilat (41), aayah 34.]
Onze profeet Mohammed (salallaahoe ‘alayhie wa sallam) adviseert de moslims ook om anderen goed te behandelen. In een h’adieth (overlevering) lezen we dat hij heeft gezegd: “…Iedereen die gered wil worden van het Vuur en de Tuin wil binnengaan, moet sterven met geloof in Allah en in de Laatste Dag en moet de mensen behandelen zoals hij door hen behandeld wil worden…” (Overgeleverd door Moeslim.)
Oom Moestaffa zei verder dat Allah in de Qor-aan beveelt dat de gelovigen nederig en eenvoudig moeten zijn. Onze profeet Mohammed (salallaahoe ‘alayhie wa sallam) heeft dit ook in één van zijn h’adieth gezegd: “Allah heeft aan mij geopenbaard dat jullie nederig moeten zijn tegenover elkaar. Men dient zich niet beter te voelen dan een ander, en ook geen overtreding te begaan tegenover een ander.” (Overgeleverd door Moeslim.)
De gelovigen zijn degenen die weten dat Allah alles geschapen heeft, dat alles van Hem is en dat Hij Degene is Die de mensen al hun zegeningen geeft. Daarom worden zij nooit arrogant of trots, hoe rijk, mooi of slim zij ook zijn. In de Qor-aan lezen we dat de gelovigen bescheiden zijn: “En de dienaren van ar-Rah’maan (de Meest Barmhartige) zijn degenen die bescheiden en kalm op aarde lopen. En wanneer de onwetenden hen (slecht) aanspreken, antwoorden zij met woorden van vrede.” [Soerat al-Foerqaan (25), aayah 63.]
Allah vertelt het goede nieuws tegen de gelovigen over de beloning die zij krijgen voor dit goede gedrag: “…En jullie God is één God, Die het recht heeft om aanbeden te worden, dus geef jullie over aan Hem. En (O Moh’ammed) geef goed nieuws aan de moekhbitien.” [Soerat al-H’addj (22), aayah 34.]
Moekhbitien betekent onder andere: degenen die anderen niet onrechtvaardig behandelen, en als anderen hen onrecht aandoen, vechten zij niet daartegen.
De jongens bedankten oom Moestaffa en beloofden om hun best te doen om voortaan goed met elkaar om te gaan en lief met elkaar te spelen.
Meer verhalen voor kinderen die nadenken.