?
Vertaald uit het Turks door “gewoon een moslimah”, schrijver onbekend.
Toen ik nog niet geboren was, kwam er een vreemdeling naar ons dorpje…. Deze vreemdeling had vlak na zijn aankomst al met veel mensen kennis gemaakt, zo ook met mijn vader. Hij en mijn vader raakten zo goed bevriend, dat mijn vader een paar maanden voor mijn geboorte hem in huis had gehaald. De vreemdeling had ons huis geaccepteerd en de familie hem; vandaar dat ik, sinds dat ik mezelf ken, deze “vreemdeling” als een familielid heb gezien. Dat hij naderhand bij ons was komen inwonen, dat heb ik pas later geleerd. Eerlijk gezegd, heb ik me in de jaren dat ik opgroeide nooit zijn plek in onze familie afgevraagd. Ieder familielid had een speciaal plekje in mijn hart. Mijn vijf jaar oudere broer was voor mij een voorbeeld. Mijn jongere zusje zorgde ervoor dat ook ik een rol kreeg als ‘grotere broer’. Mijn vader en moeder waren als leraren voor me. Mijn moeder leerde mij om van Allah (Verheven en Geprezen is Hij) te houden, mijn vader om Hem te gehoorzamen.
Nee, ik ben de vreemdeling niet vergeten. Hij was onze verhalenverteller. De meest indrukwekkende verhalen werden in ons huis door hem verteld. Fascinerende of komische gebeurtenissen, mysterieuze dingen… Hij had een fantastische aanleg in vertellen. Ook was hij een goede acteur. Hij kon ons wel uren bezighouden. Dankzij hem liepen we onze moeder niet telkens voor de voeten. Zo kon ze zich rustig bezig houden met o.a. het huishouden. De vreemdeling had ook verstand van politiek, geschiedenis en wetenschappen. Veel gebeurtenissen die zich in het verleden hadden voorgedaan kon hij zonder enige moeite vertellen. Al was hij niet zo goed in het begrijpen van nieuwe gebeurtenissen; toch was hij hier zeer nieuwsgierig naar. Laat ik het zo zeggen, hij was een goede prater.
Hij wist ieder familielid naar hun leeftijd aan te spreken. Kennissen die op bezoek kwamen, die raakten ook snel met hem bevriend. Hij was ieders vriend. Hij was het die mij voor het eerst naar een voetbalwedstrijd heeft gebracht. Hij was het die mij samen met mijn vader naar de bioscoop bracht. Als we onderweg een beroemdheid tegenkwamen, sloofde hij zich erg uit om ons kennis te laten maken.
Toen ik iets ouder werd, begon ik me af en toe aan hem te ergeren. Dit was eveneens in de tijd dat ik tot de ontdekking kwam dat hij een vreemdeling was die zich pas later in ons gezin genesteld had. Eigenlijk was hij een enorme zeur; hij praatte veel. Hij bazelde soms zo veel onnodige dingen uit dat ik er hoofdpijn van kreeg. Als hij weer begon te zeuren, dan verliet mijn moeder ons onopvallend om in haar kamer Qor-aan te lezen. Maar wij en onze vader gaven er toch de voorkeur aan bij hem te blijven zitten, ondanks dat hij ons verveelde. Later kwam ik er achter dat mijn moeder hem niet zo moest, maar dat ze vanwege mijn vader geduld opbracht. Misschien deed ze ook wel doe’aa-e zoals: “Yaa Rabb (O Heer), bevrijd ons van deze ongegeneerde vreemdeling,” in de tijden dat ze in haar kamer was om Qor-aan te lezen.
Om eerlijk te zijn, mijn moeder was een gelovige vrouw. Nou, laten we zeggen mijn vader ook, al was hij niet zo oplettend als mijn moeder. Hij bad wel en vastte ook, en wilde ook dat we goede, propere, gelovige mensen werden. Maar de vreemdeling trok zich niets aan van mijn vader. Ondanks dat hij de goede raad die onze vader ons gaf hoorde, interesseerde het hem niet; nog erger, onder het vertellen zei hij ongepaste dingen. Als hij een mooi verhaal vertelde, dan stopte hij er praatjes tussen over alcohol, gokspellen en vrouwen. Mijn vader zag dit wel, maar ik weet niet waarom hij hierover niets tegen hem zei. Als ik nu terug kijk, is het niemand anders geweest dan hem waar ik mijn roken aan te danken heb. Als ik begerig ben naar luxe, dan is dit vanwege zijn rooskleurige vertellen hierover. Maar ja, het kon erger. Dankzij Allah (Verheven en geprezen is Hij) ben ik niet in zijn praatjes over alcohol, gokspel en seks getrapt.
Als ik na 30 jaar terug kijk naar mijn leven, dan zie ik dat deze vreemdeling ons – ondanks zijn amusement – niet veel goeds heeft gebracht. Ik zie het als een gift van Allah de Almachtige dat ik niet van het rechte pad afgedwaald ben, aangezien we in hetzelfde huis leefden met deze vreemdeling. En toch denk ik ook dat ik in een veel betere positie zou verkeren als hij nooit onder ons was geweest. Vandaar dat ik toen ik groot werd en ging trouwen hem niet in mijn buurt heb gehaald. Hij woont nog steeds in mijn vaders huis. Hij is net als mijn vader al oud geworden, maar nog even jong, even levendig. Wel lijkt het alsof mijn vader zich aan hem verveelt. Al krijgt hij het niet over zijn hart de oude vreemdeling op straat te zetten, erg interessant vind hij hem ook niet meer. Ik? Als je het mij vraagt, ik kijk uit naar de dag dat hij het huis verlaat, levend of dood. Misschien een slechte gedachte, maar hij werkt me op mijn zenuwen. Mijn vrouw echter gelooft hier niet zo in. Wie weet? Wie zal er gelijk krijgen?
O, je vraagt je misschien de naam af van deze vreemdeling. Wij noemden hem Teevee.
En? Heeft het je aan het denken gezet?
Relevante artikelen: