Een keerpunt in de geschiedenis.
“Wij hebben jullie geschapen (O mens)! Waarom geloven jullie dan niet!?” [Soerat al-Waaqi’ah (56), aayah 57.]
Laat de atheïst die zijn bestaan wijt aan een reeks toevalligheden eens nadenken over zijn ogen: een half ontwikkeld oog kan niet zien! De ‘serie van toevalligheden’, verondersteld door de evolutionisten, verliest al zijn inhoud tegen de complexe structuur van het oog. Het oog bestaat uit complexe, afzonderlijke segmenten die samen een ziend oog vormen. Het is onmogelijk voor een half ontwikkeld oog om te functioneren op ‘halve capaciteit’. In zo’n situatie kan de handeling ‘zien’ niet plaatsvinden. Zullen de oogzenuwen, lens, hoornvlies, pupil, bindvlies, netvlies, iris, kanaal van Cloquet, ciliairspieren, traanklieren etc. en de openingen (alsook hun plaatsen) in zijn schedel dan echt per toeval en afzonderlijk en in eerste instantie zonder reden zijn ontstaan en ontwikkeld zodat zij later samen ‘per toeval’ niet één maar twee werkende ogen vormen? Zie Wonderen in ons en rondom ons voor meer voorbeelden. Lees ook eens het korte artikel Intellectuele zelfmoord – religie of atheïsme?
Vertaald door Abdul-Jabbar van de Ven.
Na de inleiding volgen de volgende hoofdstukken:
Kosmologie; het ineenstorten van het idee van een eeuwig universum en de ontdekking van de schepping
De kwantumfysica en de ontdekking van de Goddelijke Wijsheid
Psychologie: de ineenstorting van het Freudianisme en de acceptatie van geloof
De geneeskunde: de ontdekking van “hoe de harten rust vinden”
De samenleving: de val van het communisme, fascisme en de hippie-droom
Het aanbreken van de post-atheïstische wereld
Inleiding
Er bestaan veelbetekenende keerpunten in de geschiedenis van de mensheid en wij leven nu in één daarvan. Sommigen noemen het globalisatie en sommigen zeggen dat dit het ontstaan is van de “informatie-eeuw”. Dat is waar, maar er is echter nog een belangrijker concept dan deze twee. Hoewel sommigen zich er niet bewust van zijn, zijn er grote vooruitgangen geboekt in de wetenschap en de filosofie in de laatste 20 tot 25 jaar. Atheïsme (het geloof dat God niet bestaat), dat sinds de 19de eeuw geheerst heeft over de wereld van wetenschap en filosofie, is nu op een onvermijdelijke manier aan het instorten.
Natuurlijk heeft het atheïsme altijd al bestaan vanaf de oudheid. Maar de opkomst van dit idee begon in feite pas in de 18de eeuw in Europa, met de verspreiding en de politieke invloed van de filosofie op sommige anti-religieuze denkers. Materialisten zoals Diderot en Baron d’Holbach stelden voor dat het universum een opeenhoping van materie was die altijd had bestaan en dat er niets anders bestond naast materie. In de 19de eeuw verspreidde het atheïsme zich nog verder. Denkers zoals Marx, Engels, Nietsche, Durkheim of Freud pasten atheïstisch gedachtegoed toe op verschillende gebieden van de wetenschap en filosofie.
De grootste steun voor het atheïsme kwam van Charles Darwin, die het idee van schepping verwierp en een theorie van evolutie voorlegde om het tegen te gaan. Het Darwinisme gaf, naar men veronderstelt, een wetenschappelijk antwoord op de vraag die atheïsten voor eeuwen verbijsterd had doen staan: “Hoe zijn mensen en levende wezens ontstaan?” Deze theorie overtuigde een groot aantal mensen van haar bewering dat er een mechanisme in de natuur aanwezig was dat levenloze materie tot leven bracht en miljoenen verschillende levende soorten er uit voortbracht.
Tegen het einde van de 19de eeuw formuleerden atheïsten een wereldvisie waarvan zij dachten dat die alles verklaarde: ze ontkenden dat het universum was geschapen door te zeggen dat het geen begin had maar altijd al bestaan had. Ze beweerden dat het universum geen doel had, maar dat haar orde en evenwicht het resultaat waren van toeval; ze geloofden dat Marx of Durkheim de geschiedenis en sociologie verklaard hadden en dat Freud de psychologie verklaard had op basis van atheïstische vermoedens.
Deze denkbeelden werden later echter in de 20ste eeuw uitgeschakeld door wetenschappelijke, politieke en sociale ontwikkelingen. Vele en verscheidene ontdekkingen op het gebied van astronomie, biologie, psychologie en sociale wetenschappen hebben de fundamenten van alle atheïstische veronderstellingen nietig verklaard.
In zijn boek, “God: The Evidence, The Reconciliation of Faith and Reason in a Postsecualar World”, schrijft de Amerikaanse geleerde Patrick Glynn van de George Washington Universiteit: “De laatste twintig jaar van onderzoek hebben bijna alle belangrijke veronderstellingen en voorspellingen van een eerdere generatie moderne, seculiere en atheïstische denkers aangaande de kwestie God omvergeworpen. Moderne denkers veronderstelden dat de wetenschap zou onthullen dat het universum eeuwig willekeurig en ongeïnspireerd is. Maar in plaats daarvan heeft het onverwachte nieuwe lagen van ingewikkelde orde ontdekt, die getuigen van een bijna onvoorstelbaar groot meesterontwerp. Moderne psychologen voorspelden dat religie zou worden ontmaskerd als een neurose en iets dat te boven zou zijn gekomen; in plaats daarvan is het op empirische wijze aangetoond dat religieuze toewijding een vitaal onderdeel is van de fundamentele geestelijke gezondheid…
Weinigen lijken zich dit te realiseren, maar het zou nu duidelijk moeten zijn: in de loop van een eeuw zijn de rollen in het grote debat tussen wetenschap en geloof volledig omgedraaid. Meteen na Darwin konden atheïsten en agnostici als Huxley en Russel wijzen naar wat een solide massa toetsbare theorie leek te zijn, die aantoonde dat het leven en het universum totaal toevallig waren. Veel wetenschappers en intellectuelen blijven deze wereldvisie aanhangen. Maar ze moeten zichzelf steeds vaker in bijna absurde bochten wringen om het te verdedigen. Vandaag de dag wijzen de concrete gegevens sterk in de richting van de God-hypothese.” (Patrick Glynn; “God: The Evidence, The Reconciliation of Faith and Reason in a Postsecular world”, Prima Publishing, California, 1997, pag. 19, 20 en 53.)
Wetenschap, dat gepresenteerd werd als de steunpilaar van de atheïstische/materialistische filosofie, blijkt het tegenovergestelde te zijn. Zoals een andere schrijver het zegt: “Het strikte materialisme, dat elk doel, keuze en spiritualiteit uit de wereld uitsluit, kan simpelweg de gegevens niet verklaren die binnenstromen vanuit laboratoria en observatoria.” (Bryce Christensen, in een bespreking van Gerald Shroeder’s boek “The Hidden Face of God”, Booklist, 15 maart 2001.)
In dit artikel zullen we in het kort de conclusies analyseren waartoe verschillende takken van de wetenschap gekomen zijn, aangaande deze kwestie en zullen we onderzoeken wat de komende “na-atheïstische” periode de mensheid zal brengen.
Kosmologie; het ineenstorten van het idee van een eeuwig universum en de ontdekking van de schepping
De eerste klap die het atheïsme in de 20ste eeuw kreeg vanuit de wetenschap, kwam op het gebied van de kosmologie. Het idee dat het universum voor altijd had bestaan werd ontkracht en er werd ontdekt dat het een begin had. Met andere woorden: het was wetenschappelijk bewezen dat het uit niets is geschapen.
Dit idee van een eeuwig universum kwam samen met de materialistische filosofie naar de Westerse wereld. Deze filosofie, ontwikkeld in het oude Griekenland, verklaarde dat er niks anders bestaat buiten materie en dat het universum uit de eeuwigheid komt en naar de eeuwigheid gaat. Toen in de middeleeuwen de kerk de Westerse gedachten domineerde, werd het materialisme vergeten. In de moderne periode werden Westerse wetenschappers en filosofen echter verteerd door een nieuwsgierigheid naar deze oude Griekse origine en bliezen de interesse naar het materialisme nieuw leven in.
De eerste persoon die in de moderne tijd een materialistisch inzicht van het universum voorstelde, was de beroemde Duitse filosoof Immanuel Kant, hoewel hij geen materialist was in de filosofische betekenis van het woord. Kant stelde zich voor dat het universum eeuwig was en dat elke mogelijkheid alleen gerealiseerd kon worden binnen deze eeuwigheid. Met het aanbreken van de 19de eeuw werd het algemeen aangenomen dat het universum geen begin had en dat er geen moment van schepping was. Daarna kwam dit idee, vol passie overgenomen door dialectische materialisten als Karl Marx en Friedrich Engels, de 20ste eeuw binnen.
Dit denkbeeld is altijd verenigbaar geweest met het atheïsme. Dit is zo omdat wanneer je accepteert dat het universum een begin had, dit zou betekenen dat God het geschapen had en de enige manier om dit denkbeeld tegen te spreken was door te beweren dat het universum eeuwig was, hoewel deze bewering niet gebaseerd was op wetenschap. Een hardnekkige aanhanger van deze bewering was Georges Politzer, die door zijn boek “Principes Fondamentaux de Philosophie” (de Fundamentele Principes van de Filosofie) in de eerste helft van de 20ste eeuw uiterst bekend werd als een aanmoediger van het materialisme en Marxisme. Terwijl hij uitging van de juistheid van het model van een eeuwig universum, verzette Politzer zich tegen het idee van een schepping: “Het universum was geen geschapen object en als dat het geval zou zijn, dan zou het in een ogenblik door God geschapen moeten zijn en tot ontstaan zijn gebracht vanuit niets. Om de schepping toe te geven, moet men ten eerste het bestaan toegeven van een moment dat het universum niet bestond en dat iets voortkwam uit het niets. Dit is iets wat de wetenschap niet kan aanvaarden.” (Georges Politzer, “Principes Fondamentaux de Philosophie”, Editions Sociales, Paris, 1954, p.84.)
Door het idee van een eeuwig universum te steunen tegen dat van de schepping, dacht Politzer dat hij de wetenschap aan zijn kant had. Het werd echter vlug daarna bewezen dat het universum een begin had, zoals Politzer daar op zinspeelde met zijn woorden: “Als dat het geval zou zijn, dan moeten we het bestaan van een Schepper accepteren.”
Dit bewijs kwam als resultaat van de “Big Bang” theorie, wellicht het belangrijkste concept in de astronomie van de 20ste eeuw.
De Big Bangtheorie werd geformuleerd na een reeks ontdekkingen. In 1929 merkte de Amerikaanse sterrenkundige Edwin Hubble op dat de sterrenstelsels zich onafgebroken van elkaar af bewogen en dat het universum aan het uitdijen was. Als de tijdvloed in een uitdijend universum omgekeerd zou worden, dan zou naar voren komen dat het hele universum uit één enkel punt moet zijn gekomen. Sterrenkundigen die de juistheid van Hubble’s ontdekking beoordeelden, werden geconfronteerd met het feit dat dit ene punt een “metafysische” toestand van de werkelijkheid was, waarin zich een oneindige zwaartekracht bevond zonder massa. Massa en tijd ontstonden door de explosie van dit massaloze punt. Met andere woorden: het universum is geschapen uit niets.
Aan de andere kant hebben die sterrenkundigen die vastberaden zijn om zich vast te blijven klampen aan de materialistische filosofie, met haar fundamentele idee van een eeuwig universum, geprobeerd vol te blijven houden tegen de Big Bangtheorie en het idee van een eeuwig universum in stand te houden. De reden voor deze poging kan gevonden worden in de woorden van Arthur Eddington, een bekende materialistische natuurkundige, die zei: “Filosofisch gezien is het idee van een plotseling begin van de huidige orde van de natuur weerzinwekkend voor mij.” (S. Jaki, “Cosmos and Creator”, Regnery Gateway, Chicago, 1980, p.54.)
Maar ondanks het feit dat de Big Bangtheorie weerzinwekkend is voor materialisten, is deze theorie steeds opnieuw bevestigd door concrete wetenschappelijke ontdekkingen. (Hoe hard de evolutionisten ook proberen te bewijzen dat hun theorie klopt, men blijft alleen maar feiten vinden die het tegengestelde bewijzen, namelijk dat God bestaat.)
In hun observaties die zij in de jaren zestig van de 20ste eeuw verrichtten, ontdekten twee wetenschappers, Arno Penzias en Robert Wilson, de radioactieve overblijfselen van de explosie (kosmische achtergrondstraling). Deze observaties werden in de jaren negentig geverifieerd door de COBE-satelliet (Cosmic Background Explorer).
Geconfronteerd met al deze feiten, zijn de atheïsten in een hoek gedrukt. Anthony Flew, een atheïstische professor in de filosofie aan de Universiteit van Reading en de schrijver van “Atheistic Humanism”, legt deze interessante bekentenis af: “Het is algemeen bekend dat bekennen goed is voor de ziel. Ik zal daarom beginnen door te bekennen dat de Stratonicische atheïst in verlegenheid zou moeten worden gebracht door de hedendaagse kosmologische consensus. Want het lijkt erop dat de kosmologen een wetenschappelijk bewijs leveren voor datgene waar St.Thomas van beweerde dat het filosofisch niet bewezen kon worden; namelijk dat het universum een begin heeft. Zo lang men op gerieflijke wijze over het universum kan denken als iets dat niet alleen zonder einde is maar ook zonder begin, blijft het gemakkelijk om als argument aan te voeren dat haar brute bestaan en alles wat er wordt aangetroffen, haar meest fundamentele kenmerken geaccepteerd zouden moeten worden als de verklarende uitersten/grondprincipes/eindresultaten. Hoewel ik geloof dat het nog steeds correct blijft, is het zeker ook niet gemakkelijk of geriefelijk om deze mening vol te blijven houden ten overstaan van het Big Bangverhaal.” (Henry Margenau, Roy Abraham Vargesse, “Cosmos, Bios, Theos”, La Salle IL: Open Court Publishing, 1992, p. 241.)
Een voorbeeld van de atheïstische reactie op de Big Bangtheorie, kan men zien in een artikel dat in 1989 geschreven is door John Maddox, de redacteur van “Nature”, één van de meest bekende materialistisch-wetenschappelijke tijdschriften.
In dat artikel, genaamd “Down with the Big Bang” (“Weg met de Big Bang”), schreef Maddox dat de Big Bang “filosofisch onaanvaardbaar” is, omdat “mensen die in de schepping geloven en personen van dezelfde overtuigingen…een uitvoerige rechtvaardiging vinden in de doctrine van de Big Bang.” Hij voorspelde ook “dat het onwaarschijnlijk is dat de Big Bang het volgende decennium zal overleven.” (John Maddox, “Down with the Big Bang”, Nature, deel 340, 1989, p. 378.) Ondanks Maddox’ hoop heeft de Big Bang aan geloofwaardigheid gewonnen en zijn er vele ontdekkingen gedaan die de schepping van het universum bewijzen.
Sommige materialisten hebben een relatief logisch denkbeeld over deze kwestie. De Engelse materialistische natuurkundige H.P. Lipson accepteert bijvoorbeeld met tegenzin het wetenschappelijke feit van de schepping. Zo schrijft hij: “Ik denk…dat we moeten toegeven dat de enige acceptabele uitleg de schepping is. Ik weet dat dit een gruwel is voor natuurkundigen, zoals het in feite ook voor mij is, maar we moeten niet iets verwerpen waar we niet van houden, wanneer het bewijs dat is voortgekomen uit proeven het ondersteunt.” (H.P Lipson, “A Physicist Looks at Evolution”, Physics Bulletin, deel 138, 1980, p. 138.)
De slotconclusie waartoe de moderne sterrenkunde uiteindelijk is gekomen is dit: tijd en materie zijn geschapen door een Eeuwige, Machtige Schepper, Die onafhankelijk van hen beiden (tijd en materie) is. De Eeuwige Macht Die het universum heeft geschapen waarin we leven is Allah, Die de Bezitter is van de oneindige Macht, Kennis en Wijsheid.
Natuurkunde en astronomie; de ineenstorting van het idee van een willekeurig universum en de ontdekking van het antropische principe
Een tweede atheïstisch dogma dat onjuist is gebleken in de 20ste eeuw door ontdekkingen in de astronomie, is het idee van een willekeurig universum. Het denkbeeld dat de materie in het universum, de hemellichamen en de wetten die de relatie tussen hen bepalen geen doel heeft, maar het resultaat is van toeval, heeft op drastische wijze aan geloofwaardigheid ingeboet.
Voor het eerst sinds de jaren ’70 (dwz: 1970) zijn wetenschappers het feit gaan toegeven dat de hele natuurkundige balans van het universum op een zeer fijne manier is ingesteld, in voordeel van het menselijke leven. Met de vooruitgang van onderzoek is er ontdekt dat de natuurkundige, chemische en biologische wetten van het universum, de fundamentele krachten zoals de zwaartekracht en elektromagnetisme, de structuur van atomen en elementen allemaal precies zo geordend zijn zoals ze behoren te zijn voor menselijk leven. Westerse wetenschappers hebben dit buitengewone ontwerp het “antropische principe” genoemd. Dat wil zeggen: elk aspect van het universum is ontworpen met oog op menselijk leven.
We kunnen de fundamentele punten van het antropische principe als volgt samenvatten:
1.) De snelheid van de eerste uitbreiding van het universum (de kracht van de Big Bang explosie) had precies de snelheid die het moest hebben. Volgens berekeningen van wetenschappers is het zo, dat wanneer de uitbreidingssnelheid meer dan één op een miljard miljard was afgeweken van haar eigenlijke snelheid, het universum dan ofwel opnieuw in elkaar zou zijn geklapt voordat het ooit haar huidige omvang zou hebben bereikt, of anders in elke richting was gespat zodat het nooit meer te verenigen was geweest. Anders gezegd: zelfs op het allereerste moment van het bestaan van het universum was er een haarfijne berekening met de nauwkeurigheid van een miljardste van een miljard.
2.) De vier natuurkundige krachten in het universum (zwaartekracht, zwakke nucleaire kracht, sterke nucleaire kracht en elektromagnetische kracht) zijn allemaal op het niveau dat noodzakelijk is om een geordend universum te hebben en leven te kunnen laten bestaan. Zelfs bij de kleinste afwijkingen in de krachten (bijvoorbeeld één op de 1039 (dwz; een 10 met 39 nullen) of één op de 1028, dat wil grof uitgerekend zeggen: één op een miljard miljard miljard miljard), zou het universum alleen maar zijn samengesteld uit straling of uit geen ander element dan waterstof.
3.) Er zijn vele andere nauwkeurige regelingen die de aarde ideaal maken voor menselijk leven: de grootte van de zon, haar afstand van de aarde, de unieke natuurkundige en chemische eigenschappen van water, de golflengte van de zonnestralen, de manier waarop de atmosfeer van de aarde de gassen vasthoudt die ademhaling mogelijk maken, of het magnetische veld van de aarde dat op ideale wijze geschikt is voor menselijk leven.
Deze gevoelige balans is één van de opvallendste ontdekkingen van de moderne astrofysica. De bekende sterrenkundige Paul Davies schrijft in de laatste paragraaf van zijn boek, “The Cosmic Blueprint” (De kosmische blauwdruk): “De indruk van het ontwerp is overweldigend.” (Paul Davies, “The Cosmic Blueprint”, London: Penguin Books, 1987, p. 203.)
In een artikel in het tijdschrift “Nature”, schrijft de astrofysicus W. Press: “Er is een grandioos ontwerp in het universum, dat de ontwikkeling van intelligent leven bevordert.” (W. Press, “A place for Teleology?”, Nature, deel 320, 1986, p. 315.)
Het interessante hieraan is, dat de meerderheid van de wetenschappers die deze ontdekkingen hebben gedaan, de materialistische overtuiging aanhingen en ongewild tot deze conclusie kwamen. Zij ondernamen hun wetenschappelijke onderzoeken niet in de hoop een bewijs te vinden voor het bestaan van God. Maar de meeste van hen, zo niet allemaal, kwamen ondanks hun tegenzin, tot deze conclusie als de enige uitleg voor het buitengewone ontwerp van het universum.
In zijn boek, “The Symbiotic Universe”, bekent de Amerikaanse sterrenkundige George Greenstein dit feit: “Hoe kan dit mogelijkerwijs gebeurd zijn? (dwz; dat de natuurkundige wetten zichzelf tot leven wekken). Wanneer we al het bewijs bekijken, komt constant de gedachte in me op dat één of andere bovennatuurlijke instantie, of liever gezegd Instantie, er bij betrokken moet zijn. Is het mogelijk dat we plotseling, zonder daartoe de bedoeling te hebben, zijn gestuit op wetenschappelijk bewijs voor het bestaan van een “Opperwezen”? Was het God die eraan te pas kwam en zo zorgzaam de kosmos heeft geschapen in ons voordeel?” (George Greenstein, “The Symbiotic Universe”, p. 27.)
Door zijn vraag te beginnen met: “Is het mogelijk…”, probeert Greenstein, een atheïst, het duidelijke feit te negeren dat hij is tegengekomen. Maar vele wetenschappers die de vraag benaderd hebben zonder vooroordelen, erkennen dat het universum speciaal voor het menselijke leven is geschapen. Materialisme wordt nu gezien als een foutief geloof, dat buiten het rijk van de wetenschap staat. De Amerikaanse geneticus Robert Griffiths erkent dit feit, wanneer hij zegt: “Als we een atheïst nodig hebben voor een debat, ga ik naar de filosofie-afdeling. Aan de natuurkunde-afdeling heb ik dan niet veel.” (Hugh Ross, “The Creator and the Cosmos”, p. 123.)
In zijn boek “Nature’s Destiny: How the Laws of Biology Reveal Purpose in the Universe” (“Het lot van de natuur: Hoe de wetmatigheden van de biologie een doel in het universum onthullen”), dat onderzoekt hoe natuurkundige, chemische en biologische wetmatigheden op verbazingwekkende wijze zijn gecalculeerd op een ideale manier met oog op de benodigdheden voor menselijk leven, schrijft de bekende moleculaire bioloog Michael Denton: “Het nieuwe beeld dat naar voren is gekomen in de astronomie van de twintigste eeuw, geeft een dramatische uitdaging aan de veronderstelling welke binnen wetenschappelijke kringen heerste tijdens het grootste deel van de laatste vier eeuwen: dat leven een randverschijnsel en een louter toevallig fenomeen is in het kosmische stelsel.” (Michael Denton, “Nature’s Destiny: How the Laws of Biology Reveal Purpose in the Universe”, New York, The Free Press, 1998, p. 14.)
In het kort: het idee van een toevallig universum, wellicht de belangrijkste steunpilaar van het atheïsme, is onjuist gebleken. Wetenschappers spreken nu openlijk over de ineenstorting van het materialisme. (Paul Davies and John Gribbin, “The Matter Myth”, Simon & Schuster, New York, 1992, p. 10.) De veronderstelling waarvan Allah de onjuistheid heeft bekendgemaakt in de Qor-aan (Nederlandstalige interpretatie): “En Wij schiepen de hemel en de aarde en wat tussen hen beide is niet doelloos! Dat is de veronderstelling van degenen die ongelovig zijn…” [soerat Saad (38), aayah 27], is ook door de wetenschap in de jaren ’70 (1970) als onjuist bewezen.
De kwantumfysica en de ontdekking van de Goddelijke Wijsheid
Een van de gebieden van de wetenschap die de materialistische mythe verbrijzelt en positief bewijs levert voor het theïsme, is de kwantumfysica.
De kwantumfysica heeft te maken met de kleinste deeltjes materie, wat het “sub-atomische rijk” genoemd wordt. Op school leert iedereen dat materie is samengesteld uit atomen. Atomen zijn samengesteld uit een nucleus (kern), en verschillende elektronen die daar omheen draaien. Een vreemd feit is dat al deze deeltjes slechts zo’n 0.0001 procent van de atoom vormen. Met andere woorden: een atoom is iets dat voor 99,9999 procent “leeg” is.
Een zelfs nog interessanter feit is dat wanneer de kern en de elektronen verder worden onderzocht, men tot de ontdekking komt dat die gemaakt zijn van veel kleinere deeltjes, die “quarks” heten, en dat deze quarks geen deeltjes zijn in de natuurkundige betekenis, maar gewoon energie.
Deze ontdekking heeft het klassieke onderscheid tussen materie en energie gebroken. Het blijkt nu dat er in het materiële universum alleen maar energie bestaat. Wat we materie noemen is gewoon “bevroren energie”.
Er is zelfs een nog meer intrigerend feit: de quarks, die energiepakketjes, handelen op zo’n manier dat ze omschreven kunnen worden als “bewust”. De natuurkundige Freeman Dyson, zei bij het in ontvangst nemen van de “Templeton Prize”: “Atomen zijn vreemd spul, zich eerder gedragende als actieve tussenpersonen dan als willoze substanties. Zij maken onvoorspelbare keuzes tussen alternatieve mogelijkheden volgens de wetten van de quantummechanica. Het blijkt dat verstand, als we dat omschrijven als de capaciteit om keuzes te maken, tot op bepaalde hoogte inherent is aan elke atoom.” (Zoals is geciteerd in het boek “The Hidden Face of God”, geschreven door Gerald Schroeder, Touchstone, New York, 2001, p. 7.)
Wat dit betekent is dat er informatie achter materie zit. Informatie die het materiële rijk voorgaat. Gerald Schroeder, een MIT-wetenschapper die zowel met natuurkunde als ook biologie heeft gewerkt en auteur is van het beroemde boek “The Science of God” (“De Wetenschap over God”), maakt een aantal belangrijke opmerkingen over dit onderwerp. In zijn recentere boek, “The Hidden Face of God: Science Reveals the Ultimate Truth” (“Het Verborgen Gezicht van God: de Wetenschap Onthult de Uiteindelijke Waarheid”) (2001), legt Schroeder uit dat kwantumfysica, samen met andere takken van wetenschap, hét gereedschap is om een universele wijsheid te ontdekken die achter de materiële wereld zit. Zoals hij het stelt: “Het heeft de mensheid duizenden jaren gekost voordat een Einstein ontdekte dat, hoe bizar het ook mag lijken, de basis van materie energie is; dat materie in feite gecondenseerde energie is. Het kan nog iets langer duren voordat we ontdekken dat er een “non-ding” bestaat dat zelfs nog fundamenteler is dan energie en dat de basis vormt van energie, welke op haar beurt weer de basis vormt van materie.” (Gerald Schroeder, “The Hidden Face of God”, p. 8.)
John Archibald, een professor in natuurkunde aan de Princeton University en ontvanger van de “Einstein Award”, heeft hetzelfde feit uitgelegd toen hij zei dat de “bit” (het binaire cijfer) aanleiding geeft tot de “it”, de substantie van materie. (Ibid.) Volgens Schroeder heeft dit een “diepgaande betekenis”: “De materie/energie relaties, de quantum golf-functies, hebben een diepgaande betekenis. De wetenschap kan wel eens de bewustwording naderen dat het gehele universum een uitdrukking is van informatie, wijsheid, een gedachte, net zoals atomen tastbare uitdrukkingen zijn van iets vluchtigs als energie.” (Ibid., p. 28.)
De wijsheid is zo’n alwetend “ding” dat het gehele universum omvat (met zijn kennis): “Een enkel bewustzijn, een universele wijsheid, vervult het universum. De ontdekkingen van de wetenschap, zij die de quantum aard zoeken van subatomische materie, hebben ons naar het punt van een verbluffend besef gebracht: alles wat bestaat is de uitdrukking van deze wijsheid. In de laboratoria ervaren we het als informatie die zich eerst natuurkundig verbond als energie en daarna condenseerde tot de vorm van materie. Elk deeltje, alles dat bestaat, van atoom tot mens, blijkt een niveau van informatie en wijsheid weer te geven.” (Ibid., p. xi.)
Dit betekent dat het materiële universum geen doelloze en chaotische hoop atomen is, zoals de atheïstische/materialistische leerstelling veronderstelt, maar in plaats daarvan een manifestatie is van wijsheid welke reeds vóór het universum bestond en welke absolute soevereiniteit heeft over alles dat bestaat. In Schroeders woorden is het “alsof een metafysische substraat op al het natuurkundige werd ingeprent.” (Ibid., p. 48.)
Deze ontdekking verplettert de hele materialistische mythe en onthult dat het materiële universum dat we zien slechts een schaduw is van een bovenzinnelijk, Absoluut “Wezen”. Dus, zoals Schroeder het uitlegt, is de kwantumfysica het punt geworden waar wetenschap en theologie elkaar ontmoeten: “De eeuwenoude theologische visie op het universum is dat het gehele bestaan de manifestatie is van een bovenzinnelijke wijsheid, met als manifestatie daarvan een universeel bewustzijn. Wanneer ik het woord “wijsheid” vervang door “informatie”, begint de theologie te klinken als kwantumfysica. We kunnen wel eens getuige zijn van de wetenschappelijke samenvloeiing van het natuurkundige met het spirituele.” (Ibid., xii.)
De quantum is werkelijk het punt waar wetenschap en theologie elkaar ontmoeten. Het feit dat het gehele universum door een wijsheid vervuld is, is een geheim dat 14 eeuwen geleden in de Qor-aan was geopenbaard (Nederlandstalige interpretatie): “Waarlijk, jullie God is slechts Allah, er is geen god die het recht heeft om aanbeden te worden behalve Hij. Hij omvat alle zaken met Zijn Kennis.” [Soerat Taa Haa (20), aayah 98.]
De natuurwetenschappen: de ineenstorting van het Darwinisme en de overwinning van het intelligente ontwerp
Zoals we in het begin reeds zeiden, was één van de belangrijkste oorzaken voor de opkomst van het atheïsme tot haar hoogtepunt in de 19de eeuw, Darwins evolutietheorie. Met zijn bewering dat de oorsprong van mensen en alle andere levende dingen lag in natuurlijke mechanismen zonder bewustzijn, gaf het Darwinisme de atheïsten de gelegenheid waar zij al eeuwen naar op zoek waren. Daarom werd Darwins theorie overgenomen door de meest gedreven atheïsten van die tijd en atheïstische denkers als Marx en Engels verklaarden deze theorie tot de basis van hun filosofie. Sinds die tijd heeft de relatie tussen het Darwinisme en het atheïsme voortgeduurd.
Maar tegelijkertijd is deze grootste steun voor het atheïsme het dogma dat de grootste klap heeft ontvangen van wetenschappelijke ontdekkingen in de 20ste eeuw. De ontdekkingen door verscheidene takken van wetenschap, zoals de paleontologie, biochemie, anatomie en genetica, hebben de evolutietheorie vanuit verschillende invalshoeken verpletterd (zie o.a. de verschillende artikelen in de rubriek God/Allah op deze website). We hebben dit feit veel uitgebreider behandeld in verscheidene andere boeken en publicaties, maar we kunnen het hier als volgt samenvatten:
1.) Paleontologie: Darwins theorie steunt op de veronderstelling dat alle soorten voortkomen uit één enkele, gemeenschappelijke voorouder en dat ze over een lange tijdsperiode van elkaar zijn gaan verschillen door kleine, geleidelijke veranderingen. Het wordt aangenomen dat de bewijzen hiervoor ontdekt zullen worden in de fossiele afdrukken; de versteende overblijfselen van levende dingen. Maar het onderzoek dat gedurende de 20ste eeuw naar fossielen is verricht, heeft een volkomen ander beeld opgeleverd. Er is zelfs geen fossiel gevonden van één enkele tussensoort waar geen twijfel over bestaat, die bewijs zou leveren voor het geloof in de geleidelijke evolutie van soorten. Bovendien lijkt elke taxon (taxon/taxonomie = wetenschappelijke studie van classificatie en systematiek / theorie en praktijk van het classificeren van organismen) plotseling te zijn in de fossiele afdrukken en er is geen spoor gevonden van enige eerdere voorouders. Vooral het fenomeen dat bekend staat als de “Cambrian Explosion” is interessant. In deze vroege, geologische periode, verschenen bijna alle “phyla” (hoofdgroepen met aanmerkelijk verschillende lichaamsbouw) van het dierenrijk zeer plotseling. Deze plotselinge verschijning van vele verschillende categorieën van levende dingen met volkomen verschillende lichaamsstructuren en uiterst ingewikkelde organen en stelsels, waaronder weekdieren, geleedpotigen, echinodermen en (zoals onlangs is ontdekt) zelfs gewervelde dieren, is een grote klap voor het Darwinisme. Want, zoals de evolutionisten het er ook over eens zijn, is voor de plotselinge verschijning van een taxon een bovennatuurlijk ontwerp nodig, en dit betekent schepping.
2.) Biologische observaties: Bij het uiteenzetten van zijn theorie, maakte Darwin gebruik van voorbeelden van hoe dierenfokkers verschillende soorten honden en paarden voortbrachten. Hij extrapoleerde (extrapoleren = uit iets bekends iets onbekends berekenen) de begrensde veranderingen die hij in deze gevallen waarnam naar het hele natuurlijke rijk en stelde dat elk levend wezen op deze manier tot stand kon zijn gekomen uit een gemeenschappelijke voorouder. Maar Darwin deed deze bewering in de 19de eeuw, toen het niveau van de wetenschappelijke geavanceerdheid laag was. In de 20ste eeuw zijn de zaken drastisch veranderd. Decennia van observatie en experimenteren met verschillende diersoorten hebben aangetoond dat de variatie van levende wezens nooit voorbij een bepaalde genetische grens is gegaan. Darwins grote onwetendheid wordt aangetoond met zijn verklaringen zoals: “Ik zie geen probleem in het feit dat een berenras door natuurlijke selectie in haar gewoontes steeds meer naar het water trekt, met een steeds grotere bek, totdat er een wezen voort werd gebracht dat zo enorm was als een walvis.” (Charles Darwin, “The Origin of Species: A Facsimile of the First Edition”, Harvard University Press, 1964, p. 184.)
Aan de andere kant hebben observaties en experimenten ook aangetoond dat mutaties, die door het Neo-Darwinisme aan worden geduid als een evolutionair mechanisme, geen nieuwe genetische informatie aan levende wezens toevoegen.
3.) De oorsprong van het leven: Darwin sprak over een gezamenlijke voorouder, maar hij heeft nooit vermeld hoe deze eerste gezamenlijke voorouder tot ontstaan kwam. Zijn enige gissing was dat de eerste cel zich gevormd zou kunnen hebben als resultaat van willekeurige chemische reacties “in één of andere kleine, warme vijver.” (Charles Darwin, “Life and Letter of Charles Darwin”, deel II, From Charles Darwin to J.Do Hooker, 29 maart, 1863.) Maar evolutionaire biochemisten die een poging ondernamen om dit gat in het Darwinisme te dichten, kregen te maken met frustratie. Alle observaties en experimenten toonden aan dat het in één woord onmogelijk was voor een levende cel om in levenloze materie tot stand te komen door willekeurige, chemische reacties. Zelfs de Engelse, atheïstische Nobelprijs-winnaar Fred Hoyle zei dat zo’n scenario “vergelijkbaar is met de kans dat een tornado die over een schroothoop raast een Boeing 747 samen zou kunnen stellen van het materiaal dat er ligt.” (“Hoyle on evolution”, Nature, deel 294, 12 november 1981, p. 105.)
4.) Intelligent ontwerp: Wetenschappers die cellen bestuderen, de moleculen die de cellen vormen, hun opmerkelijke organisatie in het lichaam en de ingewikkelde ordening en ontwerp in de organen, hebben te maken met bewijs van het feit dat evolutionisten sterk zouden willen verwerpen: namelijk dat de wereld van de levende dingen doordrongen is van ontwerpen die te ingewikkeld zijn om ook maar terug te kunnen vinden in enige technologische uitrusting. Ingewikkelde voorbeelden van vormgeving, inclusief onze ogen die veel te superieur zijn om te worden vergeleken met enige camera, de vleugels van vogels die de luchtvaarttechnologie hebben geïnspireerd, het complexe, geïntegreerde systeem van de cellen van levende wezens en de opmerkelijke informatie die ligt opgeslagen in het DNA, hebben de evolutietheorie, die levende wezens beschouwd als het product van stom toeval, ongeldig gemaakt.
Al deze feiten hebben het Darwinisme tegen het einde van de 20ste eeuw in een hoek gedrukt. Vandaag de dag begint de theorie van het intelligente ontwerp steeds meer geaccepteerd te worden onder wetenschappers in de Verenigde Staten en andere westerse landen. Degenen die het idee van het intelligente ontwerp verdedigen, zeggen dat het Darwinisme een grote fout is geweest in de geschiedenis der wetenschap en dat het tot stand kwam als het resultaat van het feit dat de materialistische filosofie werd opgedrongen aan het wetenschappelijke paradigma. Wetenschappelijke ontdekkingen tonen aan dat er een ontwerp zit in levende wezens, welke de schepping bewijst. De wetenschap bewijst kort gezegd wederom dat Allah alle levende dingen heeft geschapen.
Psychologie: de ineenstorting van het Freudianisme en de acceptatie van geloof
De vertegenwoordiger van de atheïstische leerstelling in de 19de eeuw op het gebied van psychologie, was de Oostenrijkse psychiater Sigmund Freud. Freud kwam met een psychologische theorie welke het bestaan van de ziel verwierp en de gehele spirituele wereld van mensen in termen van seksuele en soortgelijke hedonistische beweegredenen probeerde te verklaren. Maar Freuds grootste aanval was gericht tegen religie.
In zijn boek, “The Future of an Illusion” (De toekomst van een illusie), uitgegeven in 1927, stelde hij dat religieus geloof een soort geestelijke ziekte was (een neurose) en dat religieus geloof compleet zou gaan verdwijnen als de mens zich verder zou ontwikkelen. Vanwege de primitieve wetenschappelijke omstandigheden van die tijd, werd deze theorie gepresenteerd zonder het vereiste onderzoek en nasporing en zonder enige wetenschappelijke literatuur of mogelijkheid tot vergelijking en daarom waren deze beweringen uiterst gebrekkig. Waarlijk, als Freud vandaag de dag de mogelijkheid had gehad om zijn stellingen te evalueren, zou hij zelf verrast zijn door de logische gebrekkigheid van zijn beweringen en hij zou de eerste geweest zijn die zulke onzinnige vooronderstellingen zou bekritiseren.
Na Freud ontwikkelde de psychologie zich op een atheïstische basis. Niet alleen Freud, maar ook de stichters van andere stromingen van de psychologie in de 20ste eeuw waren fervente atheïsten. Twee voorbeelden hiervan waren B.F. Skinner, de stichter van de behavioristische stroming, en Albert Ellis, de stichter van de rationele gemoedstherapie. De wereld van de psychologie verwerd tot een forum voor atheïsme. Een peiling in 1972 onder de leden van de “American Psychology Association” onthulde dat slechts 1,1 procent van de psychologen in het land er enig religieus geloof op na hield. (Edwin R. Wallace IV, “Psychiatry and Religion: A Dialogue”, in Joseph H. Smith and Susan A. Handelman, eds., Psychoanalysis and Religion, John Hopkins University Press, Baltimore, 1990, p. 1005.)
Maar de meeste psychologen die in deze grote misleiding vielen, waren vernietigd door hun eigen psychologische onderzoeken. Het werd bekend dat de fundamentele vooronderstellingen van het Freudianisme door bijna geen enkel wetenschappelijk bewijs ondersteund werd en dat religie bovendien geen geestelijke afwijking was, zoals Freud en een paar andere psychologische theoretici hadden verklaard, maar dat het een basiselement vormt van geestelijke gezondheid. Patrick Glynn vat deze belangrijke ontwikkelingen samen: “Toch is het laatste kwart van de twintigste eeuw niet aardig geweest tegen de psychoanalytische visie. Het meest veelzeggende is de ontmaskering geweest van Freuds meningen over religie als volkomen vals. Ironisch genoeg heeft wetenschappelijk onderzoek in de psychologie de laatste 25 jaar aangetoond dat religieus geloof verre van een neurose was of een bron van neuroses, zoals Freud en zijn discipelen beweerden, maar dat het juist één van de meest consequente correlaten is van complete geestelijke gezondheid en blijdschap. Studie na studie heeft een krachtige relatie aangetoond tussen religieus geloof en praktijk aan de ene kant en gezonde gedragingen met betrekking tot problemen als zelfmoord, alcohol- en drugsgebruik, echtscheiding, depressies en zelfs, misschien verrassend, niveaus van seksuele voldoening binnen het huwelijk, aan de andere kant. Kortom: de empirische gegevens staan loodrecht tegenover de aangenomen “wetenschappelijke” consensus van de psychotherapeutische vaklui.” (Patrick Glynn, “God: The Evidence, The Reconciliation of Faith and Reason in a Postsecular World”, Prima Publishing, California, 1997, p. 60-61.)
Tot slot is het, zoals Glynn zegt: “De moderne psychologie aan het einde van de twintigste eeuw lijkt zichzelf weer op de hoogte te stellen van de religie.” (Ibid., p. 69.) En zoals hij ook heeft gezegd: “Het is aangetoond dat een puur seculiere kijk op het menselijke leven niet alleen op theoretisch vlak heeft gefaald, maar ook op het praktische vlak.” (Ibid., p. 78.)
In andere woorden: het atheïsme is ook op het gebied van de psychologie een zware nederlaag toegebracht.
De geneeskunde: de ontdekking van “hoe de harten rust vinden”
Een andere tak van de wetenschap die geraakt werd door de ineenstorting van atheïstische veronderstellingen, was de geneeskunde. Volgens resultaten die door David B. Larson en zijn team van het “National Institute for Healthcare Research” verzameld zijn, heeft een vergelijkend onderzoek onder Amerikanen met betrekking tot het bezoek aan een gebedshuis zeer interessante resultaten opgeleverd. Risico’s op aderverkalking voor mannen die regelmatig een gebedshuis bezochten, bedroeg slechts 60 procent van dat van mannen die niet regelmatig een gebedshuis bezochten. Onder vrouwen die niet regelmatig een gebedshuis bezochten, was het zelfmoordpercentage twee keer zo hoog als onder mensen die wel regelmatig een gebedshuis bezochten. (Ibid., p. 80-81.)
Seculiere psychologen leggen zulke verschijnselen over het algemeen uit als iets met een psychologische oorzaak. In deze zin verheft geloof iemands moreel en draagt het bij aan zijn welzijn. Er kan wel enige waarheid zitten in deze uitleg, maar als we het beter bekijken, zien we iets veel indrukwekkender. Geloof in God is veel sterker dan enige andere invloed op het moreel. In een uitgebreid onderzoek naar de relatie tussen religieus geloof en psychische gezondheid, kwam Dr. Herbert Benson van de “Harvard Medical School” met enkele interessante resultaten. Hoewel hij geen enkel religieus geloof had, kwam Benson tot de slotsom dat geloof in God en aanbidding een veel positiever effect hadden op de menselijke gezondheid dan wat er in enig ander ding kon worden gevonden. Benson concludeert dat hij “heeft ontdekt dat (religieus) geloof de geest tot rust brengt als geen enkele andere vorm van overtuiging.” (Herbert Benson-Mark Stark: “Timeless Healing”, Simon & Schuste, New York, 1996, p. 203.)
Waarom is er zo’n speciale relatie tussen geloof en de menselijke geest en zijn lichaam? De slotsom waartoe Benson, een seculiere onderzoeker, was gekomen, was, zoals hij het zei, dat de menselijke geest en zijn lichaam “bedrading hebben voor God.” (Ibid., p. 193.)
Dit feit, dat de medische wereld langzaam aan begint op te merken, is een geheim dat in de Qor-aan is geopenbaard met het vers (Nederlandstalige interpretatie): “Degenen die geloven en wier harten tot rust komen door het gedenken van Allah. (#1) Voorzeker! Door het gedenken van Allah komen de harten tot rust.” [Soerat ar-Ra’d (13), aayah 28.] De reden waarom zij die in Allah geloven, tot Hem bidden en op Hem vertrouwen, mentaal gezonder zijn dan anderen, is omdat zij in harmonie leven met hun natuur. Filosofische systemen die tegen de menselijke natuur ingaan brengen altijd pijn, zorgen, onrust en neerslachtigheid voor de mensen.
<<<Toevoeging van uwkeuze.net. (#1) Dzikroellaah is dat de dienaar zijn Heer – Allah de Verhevene – gedenkt door Hem te verheerlijken en van Zijn eenheid te getuigen en Zijn Grootheid te prijzen etc. Het kan ook verwijzen naar de Qor-aan die Hij gezonden heeft als vermaning voor de gelovigen. In dat geval is het: door het kennen van de betekenis van de Qor-aan en zijn regelgevingen zullen de harten rust vinden. (Teysier al-Kariem ar-Rah’maan fie tefsier kalaam al-Mannaan van sheikh ‘Abdoer-Rah’maan ibn as-Sa’die.) Aboe Moesaa (moge Allah tevreden zijn met hem) verhaalde: “De profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) heeft gezegd (Nederlandstalige interpretatie): ‘Het voorbeeld van degene die zijn Heer gedenkt (dzikroellaah) in vergelijking tot degene die zijn Heer niet gedenkt, is dat van een levend schepsel vergeleken met een dood schepsel.’” (Sah’ieh’ al-Boekhaarie.)>>>
De fundamentele bron van de vrede die ervaren wordt door een religieus persoon, is dat hij handelt om de tevredenheid van Allah te winnen. Met andere woorden: deze vrede is het natuurlijke resultaat van het luisteren van een persoon naar de stem van zijn geweten. Iemand leeft niet volgens het zedelijke gedrag van de religie om simpelweg rustiger of gezonder te zijn. Iemand die met deze intentie handelt, kan geen vrede vinden in de werkelijke betekenis van het woord. Allah weet heel goed wat een persoon verborgen houdt in zijn hart of wat hij onthult. Iemand ervaart alleen rust van geest door oprecht te zijn en te pogen de tevredenheid van Allah te winnen. Zoals Allah ons opdraagt (Nederlandstalige interpretatie): “Dus richt jouw gezicht (volledig) naar de religie als een h’anief (zuivere monotheïst). Houd je vast aan de natuurlijke aanleg [fitrah (#2)] van Allah, waarmee Hij de mens geschapen heeft. Er is geen verandering in de schepping van Allah. Dat is de rechte religie, maar de meeste mensen weten het niet.” [Soerat ar-Roem (30), aayah 30.]
<<<Toevoeging van uwkeuze.net. (#2) Fitrah is het innoveren van iets zonder dat er een gelijke daaraan voorheen aanwezig was, zoals in de Woorden van de Verhevene (Nederlandstalige interpretatie): “Alle lof is voor Allah, Voortbrenger van de hemelen en de aarde.” (Q. 35:1)… Dit vers wordt versterkt door de authentieke h’adieth (Nederlandstalige interpretatie): “Elke geborene wordt geboren volgens de natuurlijke aanleg (fitrah), zijn ouders maken van hem een jood of een christen of een vuuraanbidder.” [Al-Boekhaarie (1359) en Moeslim (2658) van Aboe Hoerayrah – moge Allah tevreden zijn met hem.] Indien schepselen overgelaten worden aan hun natuurlijke aanleg, dan zouden zij niemand aanbidden behalve Allah…” (Tefsier al-Qor-aan al-Kariem van Ibn ‘Oethaymien.) Zie het artikel al-Fitrah – de natuurlijke aanleg.>>>
In het licht van de ontdekkingen die we in het kort hierboven hebben aangegeven, begint de moderne wetenschap zich bewust te worden van deze waarheid. Zoals Patrick Glynn zegt: “De hedendaagse geneeskunde is zich duidelijk in de richting aan het bewegen van het erkennen van dimensies van genezing voorbij het pure materiële.” (Patrick Glynn, “God: The Evidence, The Reconciliation of Faith and Reason in a Postsecular World”, Prima Publishing, California, 1997, p. 94.)
De samenleving: de val van het communisme, fascisme en de hippie-droom
De ineenstorting van het atheïsme in de 20ste eeuw deed zich niet alleen voor op het gebied van de astrofysica, biologie, psychologie en de geneeskunde, maar deed zich ook voor op het gebied van de politiek en sociale zedelijkheid.
Het communisme mag worden beschouwd als het belangrijkste politieke resultaat van het 19de eeuwse atheïsme. De stichters van deze ideologie, Marx, Engels, Lenin, Trotsky of Mao, namen allemaal het atheïsme als een basisprincipe. Een primair doel van alle communistische regimes was om de samenleving het atheïsme aan te laten nemen en religieus geloof te vernietigen. Stalins Rusland, het Rode China, Cambodja, Albanië en enkele Oostbloklanden voerden een immense druk uit op gelovigen tot op het punt van massamoord.
Maar desalniettemin viel dit bloedige, atheïstische systeem aan het einde van de jaren ’80 (van de 20ste eeuw) in elkaar. Wanneer we redenen van deze dramatische val onderzoeken, zien we dat dat wat ineen was gestort in feite het atheïsme was. Patrick Glynn schrijft: “Om op zeker te spelen, zeiden seculiere historici dat de grootste vergissing van het communisme was geweest dat ze geprobeerd hadden de economische wetten te trotseren. Maar er begonnen ook andere wetten mee te spelen… Nu historici de omstandigheden van de val van het communisme beginnen in te zien, is het bovendien steeds duidelijker aan het worden dat de Sovjet-elite zelf worstelde met een atheïstische “geloofscrisis.” Na geleefd te hebben onder een atheïstische ideologie – één die bestond uit leugens en gebaseerd was op een “Grote Leugen” – werd het Sovjet-systeem geraakt door een radicale demoralisatie, in de volle betekenis van dat woord. De mensen, inclusief de heersende elite, verloren elk gevoel van moraliteit en hoop.” (Ibid., p. 161-162.)
Een interessante indicatie van de grote “geloofscrisis” van het Sovjet-systeem was de poging tot hervorming door president Michael Gorbachov. Vanaf het moment dat hij het presidentschap aannam, was Gorbachov geïnteresseerd in morele problemen, als ook economische hervormingen. Een van de eerste dingen die hij bijvoorbeeld deed was het starten van een campagne tegen alcoholisme. Om het moreel van de samenleving te vergroten, gebruikte hij een lange tijd een marxistisch-leninistische terminologie, maar toen zag hij dat dit geen enkele zin had.
Daarna begon hij, in de latere jaren van het regime, zelfs God te noemen in enkele van zijn toespraken, hoewel hij zelf een atheïst was. Natuurlijk hadden deze onoprechte woorden geen enkele zin en de geloofscrisis in de Sovjet-samenleving begon steeds erger te worden. Het resultaat was de ineenstorting van het gigantische Sovjet-rijk. De 20ste eeuw toonde niet alleen de val van het communisme, maar ook de val van een andere vrucht van de 19de eeuwse antireligieuze filosofie; het fascisme. Fascisme is het resultaat van een filosofie welke een mengeling genoemd kan worden van atheïsme en heidendom en die zeer vijandig staat tegenover theïstische religies. Friedrich Nietzsche, die de vader van het fascisme genoemd kan worden, verheerlijkte de moraliteit van barbaarse, afgodische samenlevingen, viel het christendom en andere monotheïstische religies aan en noemde zichzelf zelfs de “Antichrist.” Nietzsche’s leerling, Martin Heidegger, was een begerig Nazi-aanhanger en de ideeën van deze twee atheïstische denkers gaven een impuls aan de verschrikkelijke wreedheden van Nazi-Duitsland. De Tweede Wereldoorlog, die de dood van 55 miljoen mensen veroorzaakte, is een ander voorbeeld van de ellende die atheïstische ideologieën als het fascisme en het communisme over de mensheid hebben gebracht.
Op dit punt moeten we een andere atheïstische ideologie in het geheugen roepen; Sociaal-Darwinisme, welke tot de oorzaken behoorde voor het uitbreken van zowel de Eerste als ook de Tweede Wereldoorlog. In zijn boek genaamd “Europe since 1870”, zegt professor geschiedenis aan de Universiteit van Harvard, James Joll, dat achter beide wereldoorlogen de filosofische opvattingen lagen van Sociaal-Darwinistische Europese leiders, die geloofden in de mythe dat oorlog een biologische noodzaak was en dat naties zich ontwikkelden door middel van conflicten. (James Joll, “Europe since 1870: An International History”, Penguin Books, Middlesex, 1990, p. 102-103.)
Er verscheen in westerse democratieën in de 20ste eeuw nog een ander sociaal gevolg van het atheïsme. Er is vandaag de dag een tendens gaande om het westen als de “christelijke wereld” te beschouwen. Er heerst sinds de 19de eeuw echter een snelgroeiende atheïstische cultuur binnen de christelijke cultuur, en vandaag de dag bestaat er een conflict tussen deze twee culturen in wat we de westerse beschaving noemen. En dit atheïstische element is de werkelijke oorzaak geweest voor het westerse imperialisme, morele ontaarding, tirannie en andere negatieve uitingen.
In zijn boek, “God: The Evidence”, vestigt de Amerikaanse schrijver Patrick Glynn de aandacht op deze kwestie en om de godvrezende en de atheïstische elementen in het westen met elkaar te vergelijken, neemt hij de voorbeelden van de Amerikaanse en de Franse revolutie. De Amerikaanse Revolutie was uitgevoerd door gelovigen; de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring zegt dat iedereen “door zijn Schepper begiftigd is met bepaalde onvervreemdbare rechten”. Aangezien de Franse revolutie het werk was van atheïsten, was de Franse Verklaring van de Mensenrechten heel anders, zonder enige verwijzing naar God en vol met atheïstische en neo-heidense denkbeelden.
De uiteindelijke resultaten van de twee revoluties waren nogal verschillend: in het Amerikaanse model werd er een vreedzaam, tolerant milieu gecreëerd, dat religie en religieus geloof respecteerde, maar in Frankrijk drenkte de hevige vijandigheid tegenover religie het land in bloed en ontketende een wreedheid zoals die nog nooit eerder was gezien. Zoals Glynn zegt: “Er bestaat een interessante, historische correlatie tussen het atheïsme aan de ene kant en morele en politieke rampspoed aan de andere kant.” (Patrick Glynn, “God: The Evidence; The Reconciliation of Faith and Reason in a Postsecular World”, Prima Publishing, California, 1997, p. 161.)
Glynn merkt op dat pogingen om Amerika te veranderen in een atheïstisch land, ook de samenleving schade heeft berokkend. Het feit dat bijvoorbeeld de seksuele revolutie die zich in de jaren ’60 en ’70 (20ste eeuw) verspreidde, een immense sociale schade heeft aangericht, wordt zelfs geaccepteerd door seculiere historici. (Ibid., p. 163.)
De hippie-beweging was een uiting van deze sociale schade. De hippies geloofden dat ze een spirituele bevrijding konden vinden door middel van een seculiere, humanistische filosofie en door zulke zaken als onbeperkte drugs en seks. Deze jonge mensen die de straten opgingen met romantische liedjes, zoals John Lennons “Imagine”, waarin hij sprak van een wereld “zonder landen en ook zonder religie”, ondergingen in feite een massale misleiding. Het is zelfs zo dat een wereld zonder religie hen tot een ongelukkig einde bracht. De hippie-leiders van de jaren ’60 (20ste eeuw) pleegden ofwel zelfmoord, of stierven begin jaren ‘70 aan door drugs veroorzaakte coma’s. Vele andere jonge hippies deelden hetzelfde lot.
Die jonge mensen van dezelfde generatie die hun toevlucht zochten in geweld, eindigden zelf uiteindelijk ook door geweld. De generatie van 1968, die hun rug toekeerden naar God en religie en zich verbeeldden dat ze hun heil konden vinden in zulke concepten als revolutie of egoïstische genotzucht, ruïneerden zowel zichzelf als ook hun eigen samenlevingen.
Het aanbreken van de post-atheïstische wereld
De feiten die we tot nu toe kort hebben samengevat laten duidelijk zien dat het atheïsme bezig is met een onafwendbare ineenstorting. Met andere woorden: de mensheid is zich aan het wenden en zal zich wenden tot God, tot Allah. De waarheid van deze bewering is niet alleen gelimiteerd tot de wetenschappelijke en politieke gebieden waarover we hier hebben geschreven. Van vooraanstaande politici tot filmsterren en popartiesten; zij die de publieke opinie in het westen beïnvloeden zijn veel meer gelovig dan ze ooit waren. Er zijn mensen die de waarheid hebben gezien en in Allah zijn gaan geloven, nadat ze jarenlang als atheïsten door het leven zijn gegaan. (Patrick Glynn, uit wiens boek we hebben geciteerd, is één van deze ex-atheïsten).
Het feit dat de ontwikkelingen die hebben bijgedragen aan dit resultaat in dezelfde periode begonnen, dat wil zeggen, vanaf de tweede helft van de jaren ’70 (1975-1980), is vrij interessant.
Het antropische principe verscheen voor het eerst in de jaren ‘70. Wetenschappelijke kritiek op het Darwinisme begon in die zelfde tijd luider te klinken. Het keerpunt tegen het atheïstische dogma van Freud was een boek met de naam “The Road Less Traveled”, in 1978 uitgegeven door Scott Peck. Om deze reden schreef Glynn in de uitgave van 1997 van zijn boek dat “de laatste twintig jaar er een veelbetekenende hoeveelheid bewijs naar voren is gekomen, die de fundamenten van de langdurig dominante, moderne seculiere wereldvisie heeft vernietigd.” (Ibid., p. 2.)
Waarlijk, het feit dat de atheïstische wereldvisie door elkaar is geschud, betekent dat een andere wereldvisie de overhand krijgt en dat is geloof in Allah. Sinds het einde van de jaren ’70 (20ste eeuw) (of vanaf het begin van de 14de eeuw volgens de islamitische kalender), heeft de wereld een opkomst gezien van religieuze waarden. Net zoals andere sociale processen gebeurt dit niet in één dag en de meerderheid van de mensen heeft het misschien niet eens in de gaten, omdat het zich ontwikkeld heeft over een lange periode. Maar zij die de ontwikkeling een beetje aandachtiger bekijken, zien dat de wereld op een groot keerpunt staat op het gebied van denkbeelden.
Seculiere historici proberen dit proces volgens hun eigen principes uit te leggen, maar net zoals zij in grote dwaling verkeren met betrekking tot het bestaan van Allah, zo vergissen zij zich ook enorm over de loop van de geschiedenis. In feite beweegt de geschiedenis zich voort zoals Allah heeft bepaald, zoals de volgende aayah toont (Nederlandstalige interpretatie): “Vanwege arrogantie op aarde en het beramen van de kwade list. En de kwade list treft niemand behalve degenen die het verdienen. Wachten zij dan slechts op de handelwijze (van Allah) tegenover de vroegeren!? Jij zult dus in de handelwijze van Allah nooit een verandering aantreffen en jij zult in de handelwijze van Allah nooit een wisseling vinden.” [Soerat Faatir (35), aayah 43.]
Hieruit volgt dus dat de geschiedenis een doel heeft en zich ontpopt zoals Allah heeft bevolen. En het bevel van Allah is de voltooiing van Zijn licht (Nederlandstalige interpretatie): “Zij (de ongelovigen, joden en christenen) willen het licht van Allah (de Islaam) doven met hun monden [valse argumenten en leugens (#3)], maar Allah zal dit niet toestaan en Hij zal Zijn licht volledig laten schijnen, ook al haten de ongelovigen het (#4).” [Soerat at-Tawbah (9), aayah 32.]
<<<Toevoeging van uwkeuze.net. (#3) Zie bijvoorbeeld het artikel Is de aarde plat?, geschreven door broeder Abdul-Jabbar van de Ven als antwoord op enkele onjuiste beweringen van de atheïsten van www.freethinker.nl.>>>
<<<Toevoeging van uwkeuze.net. (#4) Het voorbeeld van de ongelovigen en de mensen van het Boek is het voorbeeld van iemand die het licht van de zon of de maan wil doven door ernaar te blazen, of die elektrisch licht wil uitblazen als een kaars! Waarlijk, een dergelijke persoon zal nooit tot stand brengen wat hij probeerde te bereiken. Zo ook zal het licht waarmee de boodschapper Moh’ammed (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) gezonden werd zeker schijnen en verspreiden. (Naar Tefsier Ibn Kethier.)>>>
Deze aayah (9:32) betekent dat Allah Zijn Licht naar de mensheid heeft nedergezonden door middel van de religie die Hij heeft geopenbaard. Zij die ongelovig zijn wensen het Licht te doven met hun “monden”, kennisgevingen, propaganda en filosofieën, maar Allah zal uiteindelijk Zijn Licht volledig laten schijnen en de religieuze waarden de overhand geven op aarde.
Dit kan het “keerpunt in de geschiedenis” zijn dat aan het begin van dit artikel is genoemd, als ook getoond door het bewijs dat we hier hebben geleverd, als ook de gevolgtrekkingen uit verscheidene ahadieth en uitspraken van geleerden. En waarlijk, Allah weet het beste.
Conclusie
We leven in een belangrijke tijd. Het atheïsme, dat de mensen honderden jaren lang af hebben proberen te schilderen als “de weg van verstand en wetenschap”, blijkt niets anders te zijn dan redeloosheid en domheid. De materialistische filosofie die de wetenschap probeerde te gebruiken voor haar eigen doeleinden is op haar beurt zelf door de wetenschap verslagen. Een wereld die zichzelf redt van atheïsme zal zichzelf tot Allah en de religie wenden. En dit proces is reeds lang geleden begonnen.
Het is duidelijk dat gelovigen belangrijke plichten hebben in deze tijd. Zij moeten zich bewust zijn van deze grote verandering in de manier waarop de wereld denkt, dit interpreteren, goed gebruik maken van de mogelijkheden die de globalisatie biedt en via deze weg op een effectieve manier de waarheid brengen. Zij moeten weten dat het fundamentele conflict van denkbeelden in de wereld speelt tussen atheïsme en geloof. Het is geen strijd tussen oost en west, want in zowel het oosten als het westen zijn er mensen die geloven in Allah en mensen die dat niet doen. Natuurlijk moeten we geen vijandigheid tonen tegen zulke mensen, maar we moeten hen zien als mensen die gered moeten worden uit hun dwaling.
De tijd komt vlug naderbij dat veel mensen die in onwetendheid leven over hun Schepper, gekeerd zullen worden met geloof in de op handen zijnde postatheïstische wereld.
Relevante artikelen:
Intellectuele zelfmoord – religie of atheïsme?
Atheïsme (diverse artikelen)
Artikelen over God/Allah (diverse artikelen)