Hoe dienen de Eigenschappen van Allah begrepen te worden?
Zie ook de artikelen Waar is Allah?, Hoe ziet God er uit?, Wat God niet is en Allaahoe Akbar, alsook De Grootheid van Allah en de gratis e-boeken God in de islam [met diverse andere artikelen over Allah Ta’aalaa (Verheven is Hij)] en Waar is Allah?. Zie onder aan deze pagina voor meer informatie over deze e-boeken en de links om ze te downloaden, alsook links naar andere relevante artikelen.
De laatste tijd wordt een onderwerp opgerakeld dat voor de broeders en zusters die al geruime tijd bezig zijn met kennis opdoen duidelijk genoeg is, maar voor de nieuwe moslims of pas praktiserende moslims nog enige problemen oplevert. Het gaat namelijk om de vraag of Allah nou wel of geen handen heeft.
In Fataawaa al-Ladjnah ad-Daa-imah (2/376) wordt aangegeven:
Wat wij moeten doen is het bevestigen wat Allah voor Zichzelf bevestigd heeft, zoals twee Handen, twee Voeten, Vingers en andere Eigenschappen die genoemd zijn in de Qor-aan en Soennah, op een manier die passend is voor Allah, moge Hij verheerlijkt worden, zonder de betekenis te verdraaien, de hoedanigheid te bespreken, Hem vergelijken met Zijn schepping of enig van Zijn Eigenschappen te ontkennen, want Hij, moge Hij verheerlijkt worden, zegt (Nederlandstalige interpretatie van de betekenis): “Zeg (o Mohammed): Hij is Allah, de Enige 1. Allah as-Samad (de Volmaakte, Degene van Wie al het geschapene afhankelijk is). 2 Hij heeft niet verwekt en is niet verwekt. 3 En niets is gelijkwaardig aan Hem 4.’” [Soerat al-Ikhlaas (112), aayah 1-4.]
“…Er is niets gelijk aan Hem en Hij is as-Samie’ (de Alhorende), al-Basier (de Alziende).” [Soerat as-Shoeraa (42), aayah 11.]
Dus we beschouwen deze (Eigenschappen) als waar in een werkelijke zin, niet metaforisch (figuurlijk). Wat betreft het gaan naar het extreme door eigenschappen te bevestigen die niet in de Qor-aan of Soennah genoemd zijn, dat dienen we na te laten.
(Vaste Commissie voor Academisch Onderzoek en het Uitvaardigen van Fataawaa – Bakr Aboe Zayd, ‘Abd al-‘Aziez Aal as-Shaykh, Saalih’ al-Fawzaan, ‘Abdoellaah ibn Ghadyaan, ‘Abd al-‘Aziez ibn ‘Abdoellaah ibn Baaz.) (Einde citaat.)
We dienen alle Eigenschappen van Allah te bevestigen die Allah de Verhevene aangegeven heeft in Zijn Boek (de Qor-aan) of die genoemd zijn door Zijn boodschapper Moh’ammed (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem), zonder deze te ontkennen of te vragen naar de hoedanigheid of de betekenis te veranderen of vergelijkingen te stellen met Zijn schepselen. Allahs Gezicht of Handen etc. zijn overeenkomstig Zijn Wezen en Zijn Verhevenheid. Er is geen gelijkenis tussen de Schepper en Zijn schepselen. Dit is het geloof van de ware gelovigen, en dit was het geloof van alle profeten van Allah Soebh’aanahoe wa Ta’aalaa (Glorieus en Verheven is Hij) zoals Noeh’ (Noah), Ibraahiem (Abraham), Moesaa (Mozes) en ‘Iesaa (Jezus) tot aan de laatste der profeten, Moh’ammed (Allahs zegeningen en vrede zijn met hen allen).
In het boek Uitleg van de drie fundamentele grondbeginselen van de Islaam van sheikh Moh’ammed ibn ‘Abdoe l-Wahhaab, uitgelegd door sheikh Moh’ammed ibn Saalih’ al-‘Oethaymien (#1), wordt aangegeven bij “Het aantal zuilen van imaan is zes, namelijk: • dat je gelooft in Allah *126…” onder punt “(4) Geloof in de Namen en Eigenschappen van Allah (al-Asmaa-e wa s-Sefaat)”:
“Dit beduidt het bevestigen van alle Namen en Eigenschappen die Allah voor Zichzelf bevestigd heeft in Zijn Boek of in de Soennah van Zijn boodschapper (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem), op een manier die past bij Zijn Majesteitelijkheid, zonder het veranderen of verdraaien van hun bewoording of betekenis (tah’rief), zonder hen te verwerpen/annuleren (ta’tiel), zonder naar het “hoe” te vragen (takyief) en zonder te verklaren dat ze zijn zoals de eigenschappen van de schepping (tamthiel).” (Einde citaat.)
<<<(#1) Dit belangrijke boek is uitgegeven door Uitgeverij Momtazah en te bestellen in onze webshop.>>>
Alles wat geopenbaard is in het Boek van Allah (de Qor-aan) met betrekking tot de Eigenschappen van Allah de Verhevene, zoals Zijn Aangezicht, Ogen, Handen, Scheen, Zijn Komst, al-istiwaa-e (Zijn Verhevenheid boven de troon) en anderen, of alles waarmee de boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) Hem mee omschreven heeft in de correcte authentieke overleveringen (sah’ieh’ ah’aadieth) met betrekking tot Zijn Eigenschappen, zoals Zijn Afdaling (Noezoel) of Zijn Lachen en anderen: de geleerden van de Qor-aan en de Soennah geloven in de Eigenschappen van Allah en zij bevestigen dat zij werkelijk Zijn Eigenschappen zijn, zonder ta-ewiel (hun betekenissen interpreteren als andere dingen), of tashbieh (ze vergelijken met iets van Zijn schepping), of ta’tiel (d.w.z. ze volledig negeren of ontkennen, m.a.w., zeggen dat er geen Aangezicht, geen Ogen, geen Handen, geen Schenen zijn voor Allah), of takyief (het toekennen van of vragen naar de hoedanigheid). Deze Eigenschappen betamen of passen alleen bij (de Majesteitelijkheid van) Allah de Verhevene (d.w.z. ze zijn overeenkomstig Zijn Wezen en Zijn Verhevenheid) en Hij lijkt op niets of niemand van Zijn schepping, zoals Allah de Verhevene aangeeft in Zijn Nobele Qor-aan (Nederlandstalige interpretatie): “…er is niets zoals Hem…” [Soerat as-Shoeraa (42), aayah 11.]
En Allah ‘Azza wa Djel (de Almachtige en Majesteitelijke) zegt ook (Nederlandstalige interpretatie): “En niet één (niemand of niets) is gelijkwaardig (vergelijkbaar) aan Hem.” [Soerat al-Ikhlaas (112), aayah 4.]
Dit vat het hele argument samen en waarschuwt ons vooral voor antropomorfisme, de neiging om God – Allah – voor te stellen volgens ons eigen model, idee of voorstellingsvermogen, een bedrieglijke neiging dat te allen tijde en bij alle mensen binnen kan sluipen. (Uit A. Yusuf Ali Quran Commentary, de herziene versie.)
Met bovenstaande in gedachte gaan we nu kijken naar de vraag: heeft Allah Handen?
Allah de Verhevene zegt (Nederlandstalige interpretatie): “Hij (Allah) zei: ‘O Iblies! Wat belette jou om neer te knielen voor wat Ik met Mijn beide Handen (#2) geschapen heb (d.w.z. Aadam)!? Was jij hoogmoedig of behoorde jij tot de verhevenen!?’” [Soerat Saad (38), aayah 75.]
<<< (#2) Dit betekent niet dat Allah Soebh’aanahoe wa Ta’aalaa (Glorieus en Verheven is Hij) met Zijn Handen werkt zoals mensen dat doen. Allah de Almachtige hoeft immers maar iets te wensen en het komt tot bestaan. (Zie b.v. aayah 36:82, waar Allah de Verhevene zegt (Nederlandstalige interpretatie: “Waarlijk, Zijn Bevel – wanneer Hij iets wil – is slechts dat Hij er tegen zegt: ‘Wees!’ – waarna het is.”) Dit beduidt dat Allah ‘Azza wa Djel (de Almachtige en Majesteitelijke) deze dingen Zelf ‘gemaakt’ heeft en dat niemand anders enig aandeel heeft in hun schepping. Hoe dit maken met beide Handen gegaan is, is niet bekend.>>>
In dit vers (38:75) schrijft Allah de daad van het scheppen aan Zichzelf toe. Vervolgens voegt Hij daaraan toe dat Hij dit heeft gedaan met Zijn beide Handen. Dit is dan ook een specifiek en uniek kenmerk van Aadam (Adam – vrede zij met hem), namelijk dat Allah hem met Zijn beide Handen heeft gemaakt. Hetzelfde geldt voor het rechtstreekse gesprek dat plaats heeft gevonden tussen Allah en Moesaa (Mozes – vrede zij met hem); dit is ook een uniek kenmerk van Moesaa (vrede zij met hem).
Het is dus Allah Zelf Die ons te kennen geeft dat Hij Handen heeft. Het feit dat Allah Aadam (vrede zij met hem) met Zijn beide Handen heeft gemaakt vormt een uitzondering op de rest van de mensen. Het is dan ook niet toegestaan om beide Handen in dit vers te vertalen met Ni’mah (Gunst) of Qoedrah (Macht) of Itqaan (Volmaaktheid/Perfectie), want dan zal de uitzondering die Aadam (vrede zij met hem) ten dele is gevallen niet meer van toepassing zijn. Immers, iedereen is middels de Macht en Gunst van Allah tot stand gekomen.
Deze valse interpretatie zou dan ook Iblies in de gelegenheid stellen om tegen de Woorden van Allah in te gaan en te zeggen: “En mij heeft U ook middels Uw Kracht en Gunst tot stand gebracht.”
(Lees verder onder de afbeelding.)
Er zijn nog steeds mensen die telkens wanneer zij in de Koran (Arabisch: al-Qor-aan) de term ‘Hand’ tegenkomen, die aan Allah wordt toegeschreven, ervoor kiezen om de betekenis ervan te verdraaien en te zeggen dat hiermee de Kracht van Allah wordt bedoeld.
Maar wat te doen als Allah in Zijn Boek spreekt van ‘beide Handen’, zoals hier het geval is? Gaan zij het dan hebben over ‘beide Krachten’?
En wat te doen als Allah de Verhevene spreekt over Zijn Rechterhand, zoals in het volgende vers (Nederlandstalige interpretatie): “…en de hemelen zullen in Zijn Rechterhand opgerold zijn…” [Soerat az-Zoemar (39), aayah 67.]
Moeten wij dan volgens deze mensen bij de uitleg van dit vers spreken van de Rechterkracht van Allah!?
Dit soort waanzin is het gevolg van de hardnekkige weigering om zich neer te leggen bij de teksten van de Qor-aan, in tegenstelling tot wat de metgezellen (moge Allah tevreden zijn met hen) deden. Zij hoorden deze teksten van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem), maar geen van hen week af van de letterlijke betekenis naar een metaforische betekenis. [Zie het artikel Het behouden van de geloofsleer (‘aqiedah) en het ontstaan van sekten, met globale informatie over o.a. de Djahmiyyah, de volgelingen van Djahm ibn Safwaan, die de weerzinwekkende innovatie van ta’tiel (ontkenning van de Eigenschappen van Allah) op deze oemmah losgelaten heeft.]
Allah ‘Azza wa Djel (de Almachtige en Majesteitelijke) heeft Aadam (vrede zij met hem) met Zijn Eigen Handen gemaakt. Dit is een grote eer die Aadam (vrede zij met hem) toekomt. Vandaar dat de mensen zich op de Dag des Oordeels tot hem (vrede zij met hem) zullen wenden en tegen hem zullen zeggen: “O Aadam! U bent de vader van de mensen. Allah heeft u met Zijn Hand gemaakt, blies in u Zijn (een door Hem geschapen) ziel, deed de engelen voor u neerknielen en heeft u de namen van alles geleerd. Doe dan voorspraak voor ons bij uw Heer!” (Overgeleverd door al-Boekhaarie.)
De mensen die enige kennis hebben van de wetenschap van de Arabische taal weten dat het niet toegestaan is om van de letterlijke betekenis naar een figuurlijke betekenis af te wijken, behalve als de context (samenhang) van een zin hierop duidt.
Dus alleen als uit de reeks woorden in syntactisch verband valt op te maken dat hier niet de letterlijke betekenis wordt bedoeld, maar de figuurlijke betekenis. Dit kunnen wij het best verduidelijken aan de hand van een voorbeeld.
Als ik het woord ‘hart’ in mijn mond neem, dan dient de letterlijke betekenis behouden te blijven. Behalve als uit mijn woorden valt op te maken dat ik een figuurlijke betekenis wil aanslaan. Als ik bijvoorbeeld zeg: “Ik heb de laatste tijd veel pijn aan mijn hart,” dan doel ik op de letterlijke betekenis van het woord ‘hart’. Maar als ik zeg: “Ik woon in het hart van de stad,” dan doel ik natuurlijk op de figuurlijke betekenis, namelijk het midden van de stad. Maar zomaar van de letterlijke betekenis afwijken is iets dat indruist tegen alle regels van de Arabische taal.
En het feit dat er in vers 75 van soerat Saad wordt gesproken over echte Handen, wordt bevestigd door een overlevering waarvan de betrouwbaarheid als een paal boven water staat, want deze overlevering is opgenomen in Sah’ieh’ Moeslim en daarin zegt profeet Moh’ammed (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) (Nederlandstalige interpretatie): “De rechtvaardigen bevinden zich op de Dag des Oordeels op preekstoelen van licht aan de Rechterhand van de Meest Barmhartige (Allah). En Zijn beide Handen zijn rechts.” (Overgeleverd door Moeslim.)
En deze overlevering is een doorn in het oog van diegenen die besmet zijn met de ziekte van ta-ewiel, oftewel het verdraaien van de teksten. Want hier zegt de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) dat beide Handen van Allah rechts zijn. Een uitspraak die geen ruimte meer overlaat voor verdere interpretaties en andere betekenissen. Dit is een uitspraak die een ware gelovige in geruststelling brengt en van alle twijfels bevrijdt en hem doet beseffen dat Allah Soebh’aanahoe wa Ta’aalaa (Glorieus en Verheven is Hij) wel degelijk Handen heeft die in geen enkel opzicht te vergelijken zijn met de handen van Zijn schepselen en waarvan de hoedanigheid ons niet bekend is, want Allah de Verhevene zegt namelijk, wat als volgt vertaald kan worden: “…Er is niets gelijk aan Hem…” [Soerat as-Shoeraa (42), aayah 11.]
De Eigenschappen van Allah de Verhevene dienen niet op een antropomorfistische manier geïnterpreteerd te worden. Allah is Verheven boven het beperkte voorstellingsvermogen van de mens, en Zijn Eigenschappen kunnen niet vergeleken worden met die van Zijn schepping. Zo hebben dieren poten, ogen en haar (en een stoel, b.v., heeft ook poten). Maar het feit dat zij dit gemeenschappelijk hebben, betekent niet dat hun poten, ogen en haar op elkaar lijken. Dus als het duidelijk is dat er tussen de gemeenschappelijke eigenschappen van schepsels een groot verschil is, dan is het verschil tussen de Schepper en de schepping nog veel duidelijker en groter.
Allah de Verhevene zegt ook (Nederlandstalige interpretatie): “…Ken jij iets gelijkwaardigs aan Hem?” [Soerat Maryam (19), aayah 65.]
Allah Ta’aalaa zegt ook (Nederlandstalige interpretatie): “En niets is gelijkwaardig aan Hem.” [Soerat al-Ikhlaas (112), aayah 4.] (Klik op onderstaande afbeeldingen om ze vergroot weer te geven. Gebruik de afbeeldingen voor da’wah.)
Wij willen zeggen tegen diegenen die besmet zijn met het virus van het verdraaien van de feitelijke Woorden van Allah de Verhevene: “Jullie hebben gezegd dat wanneer men de term ‘Hand’ tegenkomt in de Qor-aan en die toegeschreven wordt aan Allah, dan dien je deze niet letterlijk op te vatten, maar als beeldspraak. Men moet er volgens jullie een andere draai aan geven door bijvoorbeeld te zeggen dat ‘Hand’ hier ‘Kracht’ of ‘Gunst’ betekent. Maar hoe zit het met teksten waarin wordt gesproken over de ‘Beide Handen’ van Allah? En waag het niet om te zeggen dat het hier met ‘Beide Gunsten’ vertaald dient te worden, want dan kom je niet meer geloofwaardig over!”
Sommigen beweren dat het aannemen van deze aayaat (verzen) lijkt alsof wij ledematen aan Allah toekennen, wat natuurlijk niet waar is. Maar wat deze mensen niet schijnen te begrijpen is dat het toekennen van een Hand aan Allah iets is dat vermeld staat in de Qor-aan. Het zijn wij niet, maar Hij (de Verhevene) Zelf Die aan Zichzelf Handen heeft toegekend. Het erkennen van een Hand wil bovendien niet zeggen dat deze Hand gelijk is aan een menselijke hand of de hand van één van de andere schepselen. Het is een Hand Die Allah eigen is, een Hand Die bij Zijn Verhevenheid past, een Hand Die door Perfectie en Volmaaktheid wordt gekenmerkt!
Het vergelijken van de Hand van Allah met die van Zijn schepselen is absolute koefr (afvalligheid). Dit even voor de duidelijkheid.
Wij komen trouwens nergens in de Soennah tegen dat de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem), die aangewezen is als de uitlegger van de Qor-aan, zegt dat de term ‘Hand’ niet letterlijk opgevat mag worden en dat er hier sprake is van beeldspraak.
Degene die deze mening erop na houdt heeft zich schuldig gemaakt aan schending van de religieuze teksten, door de letterlijke Woorden van Allah hun werkelijke betekenis te ontnemen. Dit terwijl Allah in de Qor-aan te kennen geeft dat Hij Zijn dienaren met een duidelijke Arabische taal heeft toegesproken. Dus oorspronkelijk dient de letterlijke betekenis gehandhaafd te blijven. Want als wij het toestaan om overal een figuurlijke betekenis achter te zoeken, dan is het einde zoek en dan kan iedereen de Qor-aan op zijn eigen manier interpreteren.
Daarom heeft Ibnoe ‘Abdil-Barr in zijn boek at-Tamhied gesproken over een consensus (idjmaa’) onder de geleerden (‘oelemaa-e) over het verbod om zich bezig te houden met het verdraaien van de betekenissen van de aayaat van de Qor-aan en de overleveringen (ah’aadieth) van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) en dat men de letterlijke betekenis in stand dient te houden.
Ook hebben deze mensen zich schuldig gemaakt aan het doen van uitspraken over Allah ‘Azza wa Djel (de Almachtige en Majesteitelijke) zonder kennis (‘ilm) en zonder bewijs (daliel), want Allah de Verhevene zegt iets en zij beweren dat Hij daarmee op iets anders doelt. En dit is ten strengste verboden. Zo zegt Allah de Verhevene over de joden, de christenen en de heidenen (Nederlandstalige interpretatie): “Zij (de joden, christenen en heidenen) zeiden: ‘Allah heeft Zich een zoon genomen.’ Verheven is Hij (boven hetgeen zij Hem valselijk toeschrijven)! Hij is al-Ghaniyy (de Zelfvoorzienende, de Onafhankelijke, de Behoefteloze). Aan Hem behoort wat in de hemelen en wat op aarde is. Jullie hebben daarvoor (voor de valsheid die jullie beweren) geen bewijs. Zeggen jullie over Allah wat jullie niet weten!?” [Soerat Yoenoes (10), aayah 68.]
Allah de Meest Barmhartige zegt in Zijn Nobele Qor-aan (Nederlandstalige interpretatie): “Zeg (O Moh’ammed): ‘Waarlijk, mijn Heer heeft slechts de gruweldaden verboden (de zedeloosheid) – wat daarvan zichtbaar is en wat verborgen is – en de zonden en de onderdrukking – dat is ver van rechtvaardigheid – en dat jullie deelgenoten toekennen aan Allah waarvoor Hij geen toestemming neergezonden heeft en dat jullie zeggen over Allah wat jullie niet weten.’” [Soerat al-A’raaf (7), aayah 33.]
Allah Soebh’aanahoe wa Ta’aalaa (Glorieus en Verheven is Hij) verbood om zaken aan Hem toe te schrijven die Hij niet geopenbaard heeft, door leugens en valse beweringen. (Tefsier al-Moeyassar.)
Aan deze mensen willen wij de volgende vragen voorleggen:
– Wie heeft meer kennis over Allah, jij of Allah Zelf? (Allah!)
– Datgene wat Allah ons over Zichzelf vertelt, is toch de waarheid of niet? (Ja!)
– Bestaat er volgens jou een boek dat meer duidelijkheid verschaft dan het Boek van Allah? (Nee!)
– Denk je dat Allah Zijn Boek heeft gevuld met cryptische, mysterieuze woorden waarvan de betekenissen door de mensen achterhaald dienen te worden? (Nee!)
– Wat de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) ons heeft meegegeven omtrent Allah is toch waarheid of niet? (Ja!)
– De profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) is toch degene met de meeste kennis over Allah (buiten Allah om) of niet? (Ja!)
Dus waarom blijf je dan weigeren om die Eigenschappen aan Allah toe te kennen die Hij aan Zichzelf in de Qor-aan heeft toegekend en Die door de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) aan Hem zijn toegekend in de Soennah!?
Ook is deze handelwijze veiliger omdat het strookt met de handelwijze van onze vrome voorgangers (as-selef as-saalih’). Zo zegt Ibnoe Khodzaymah in zijn boek Kitaab at-Tawh’ied, boekdeel 1, blz. 159: “Onze schepper, de Verhevene, heeft twee Handen, Beiden zijn rechts…”
In Tabaqaat al-H’anaabilah van Aboe Ya’lah, boekdeel 1, blz. 313, staat dat imaam Ah’med ibnoe H’anbal heeft gezegd: “Men dient te geloven in de volgende uitspraak van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) over Allah, namelijk (Nederlandstalige interpretatie): ‘Zijn Beide Handen zijn rechts.’ Wie dat niet doet heeft de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) daarmee verloochend.”
En de grote exegesegeleerde Ibnoe Djarier at-Tabarie zegt in zijn welbekende tefsierboek Djaami’oe al-Bayaan ‘an Ta-ewielie Aayi al-Qor-aan, boekdeel 12, blz. 185, in zijn uitleg van soerat Saad aayah 75: “Allah vertelt ons dat Hij Aadam met Zijn Beide Handen heeft geschapen” en vervolgens droeg hij een overlevering voor waarin de grote tefsiergeleerde Moedjaahid vertelt dat de metgezel Ibnoe ‘Oemar (moge Allah tevreden zijn met vader en zoon) zei: “Allah heeft vier zaken met Zijn Eigen Hand geschapen, namelijk: de Troon, (de Tuin van) ‘Adn, de Pen en Aadam en vervolgens zei Hij tegen alles ‘wees’ waarna het er was.”
Tevens zegt de exegesegeleerde al-Aaloesie in zijn tefsier Roeh’ al-Ma’aanie, boekdeel 12, blz. 216: “Onze vrome voorgangers kennen een Hand toe aan Allah op een wijze die bij Hem, de Verhevene, past en zij zeggen niet dat Hand hier voor Qodrah (Macht) of Ni’mah (Gunst) staat…”
Verder zegt hij: “Ibnoe Djarier, Aboe as-Shaykh in zijn boek al-‘Adhamah en al-Bayhaqie hebben een overlevering aangehaald waarin Ibnoe ‘Oemar (moge Allah tevreden zijn met vader en zoon) heeft gezegd: “Allah heeft vier zaken met Zijn Eigen Hand geschapen, namelijk: de Troon, (de Tuin van) ‘Adn, de Pen en Aadam en vervolgens zei hij tegen alles ‘wees’ waarna het er was.” In een andere overlevering (h’adieth) is ook gezegd dat Allah de Verhevene de Thora met Zijn Hand heeft geschreven, en in andere (correcte) overleveringen waarin zich een discussie ontwikkelt tussen Aadam en Moesaa (vrede zij met hen), zegt Moesaa tegen Aadam (Nederlandstalige interpretatie): “Jij bent Aadam die Allah met Zijn Eigen Hand heeft geschapen…” en ook als de mensen op de Dag des Oordeels op zoek gaan naar de vrome personen die voorspraak voor hen zouden kunnen doen, komen zij bij Aadam terecht en zeggen tegen hem: “Jij bent Aadam, de vader van de mensen en die Allah met Zijn Eigen Hand heeft geschapen.” Dus ook zij geven te kennen dat het scheppen van Aadam door Allah met zijn Eigen Handen een unieke gebeurtenis is.
Ook zegt imaam Aboe H’aniefah in zijn boek al-Fiqh al-Akbar het volgende: “Aan Allah behoort een Hand, een Gezicht en een Nefs, zoals Hij te kennen geeft in de Qor-aan. Dus datgene wat Allah aan Zichzelf toeschrijft in de Qor-aan wat betreft Gezicht, Handen en Nefs, zijn Eigenschappen van Allah waarvan de hoedanigheid niet bekend is. En het is niet toegestaan om Zijn Hand te vertalen met Zijn Macht of Zijn Gunst, want dit is een ontkenning van Zijn Eigenschappen…” (Al-Fiqh al-Akbar, met uitleg van al-Qaarie, blz. 302.)
Het probleem van dit soort mensen is dat zij niet in staat zijn om de Eigenschappen van Allah los te zien van die van de schepselen. Telkens als Allah in de Qor-aan een Hand aan Zichzelf toekent, zien zij een hand voor zich die gelijkenis vertoont met de hand van de mensen. Dus hun hersenen zijn zodanig ingesteld dat zodra zij de term ‘Hand’ horen, zij dan een voorstelling gaan maken van de vorm en de hoedanigheid van deze Hand. En dit is iets dat als koefr (ongeloof) wordt beschouwd. Dit wordt ook wel tashbieh of tadjsiem genoemd.
Deze mensen zijn wat betreft de Eigenschappen van Allah niet in staat om dezelfde weg in te slaan als onze vrome voorgangers en te zeggen: “Ja, Allah heeft wel degelijk een Hand. Maar hoe deze Hand eruit ziet is ons niet bekend, want Hij zegt namelijk, wat als volgt vertaald kan worden: “…Er is niets gelijk aan Hem…” [Soerat as-Shoeraa (42), aayah 11.] (Klik op onderstaande afbeeldingen om ze vergroot weer te geven. Gebruik de afbeeldingen voor da’wah.)
De Hand die aan Allah Soebh’aanahoe wa Ta’aalaa (Glorieus en Verheven is Hij) wordt toegeschreven wordt in sommige overleveringen op een zodanige wijze genoemd dat het absoluut niet ontdaan mag worden van haar letterlijke betekenis. Want soms wordt er gesproken over grijpen (oftewel beetpakken) en schudden. Zo staat er in een overlevering van al-Boekhaarie en Moeslim dat de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) heeft gezegd (Nederlandstalige interpretatie): “Allah pakt de hemelen beet met Zijn Hand, en de aarde met Zijn andere Hand, vervolgens schud Hij deze op en neer, zeggende: ‘Ik ben de Koning.’”
Dus, beste mensen, de meest veilige manier betreffende de Namen en Eigenschappen van Allah ‘Azza wa Djel (de Almachtige en Majesteitelijke) is het toekennen van die Namen en Eigenschappen aan Allah, die Hij aan Zichzelf heeft toegekend in de Qor-aan of die door de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) aan Hem zijn toegekend in de Soennah. Zonder het ontkennen ervan, de betekenissen ervan te verdraaien, het toekennen van een hoedanigheid eraan en het trekken van gelijkenissen met Zijn schepselen. Ook pleiten wij Allah de Verhevene vrij van alles waar Hij zich van heeft vrijgepleit. Wij pleiten Allah vrij van alle tekortkomingen en kennen Hem de Eigenschappen van Perfectie toe. En dit is precies wat bevestigd wordt in de volgende aayah (Nederlandstalige interpretatie): “…Er is niets gelijk aan Hem en Hij is as-Samie’ (de Alhorende), al-Basier (de Alziende).” [Soerat as-Shoeraa (42), aayah 11.]
Dus Allah – al-Khaaliq (de Schepper) – is in geen enkel opzicht te vergelijken met zijn schepselen, maar Hij is wel in het bezit van eigenschappen zoals het gehoor en het gezichtsvermogen; eigenschappen die dezelfde benaming hebben als de eigenschappen van mensen, maar die in geen enkel opzicht gelijkenissen met elkaar vertonen. Dat is het credo/de geloofsleer (al-‘aqiedah) van Ahloe as-Soennah wal-Djamaa’ah. Wie anders beweert is een dwaalgeest die zich vergist. Hij kan zichzelf wel toeschrijven aan Ahloe as-Soennah, zoals een aantal hedendaagse stromingen doen, o.a. al-Brelwiyah, al-Qadiyaaniyah, al-Mo’tazilah, ar-Rafidah, an-Noraniyyah enz., maar Ahloe as-Soennah hebben niets met hen te maken en pleiten zich vrij van hun afdwalingen.
Het meest bizarre is dat deze mensen zeggen dat Allah wel Horende en Ziende is – eigenschappen die ook in de Qor-aan staan aangegeven – maar tegelijkertijd andere eigenschappen, zoals Handen, die in hetzelfde Boek voorkomen, blijven ontkennen. En als je hen vraagt waarom, dan zeggen zij omdat een mens ook handen heeft, en Allah zegt dat niets gelijk is aan Hem en dus kiezen wij ervoor om deze eigenschap te verwerpen. Maar volgens mij zijn zij vergeten dat een mens ook horende en ziende is. Of gaan zij zeggen dat Zijn Gehoor en Gezichtsvermogen anders zijn dan die van de mensen!? In dat geval zeggen wij tegen hen: “Wees consequent en pas dit toe bij alle Eigenschappen van Allah en zeg dat Zijn Handen ook anders zijn dan die van de mensen.”
Tot slot vraag ik Allah om ons te behoeden voor afdwaling.
Gratis e-boeken
Klik hier om het gratis e-boek God in de islam (pdf, 105 blz., A5, 2,6 mb) te lezen en te downloaden. Dit e-boek is een bundeling van de artikelen: “Hoe ziet God er uit?” – “Allaahoe Akbar” – “Hoe de Eigenschappen van Allah begrepen dienen te worden” – “De Schone Namen van Allah” – “God in de islam” – “De liefde van Allah” – “Waarom vrezen moslims God? De God van de christenen is een liefdevolle God Die van de mensen houdt”.
Klik hier voor het gratis e-boek Waar is Allah? (pdf, 45 blz., A5, 571 kb), een weerlegging van o.a. de Jahmiyyah die zeggen dat Allah Ta’aalaa overal is. Het bevat de hoofdstukken: 1.) Bewijs uit de Qor-aan – 2.) Bewijs uit de Soennah –
3.) Terminologie – 4.) De term ‘plaats’ – 5.) De mening van de selef – 6.) De mening van de vier vermaarde imams –
7.) Het gezonde verstand – 8.) Discussie met de Jahmiyyah
Relevante artikelen:
Hoe Allahs Namen en Eigenschappen geïnterpreteerd moeten worden
De Eigenschappen van Allah & de geloofsleer van Ahloe s-Soennah wa l-Djamaa’ah
De 99 Namen van Allah سبحانه وتعالى
Het behouden van de geloofsleer (‘aqiedah) en het ontstaan van sekten
Algemene principes van Ahloes-Soennah wal-Djamaa’ah (moedjmal oesool Ahloes-Soennah wal-Djamaa’ah fil-‘aqiedah – samenvatting van de fundamentele principes van de mensen van de Soennah en de Djamaa’ah aangaande de geloofsleer)
God/Allah (diverse artikelen)
Monotheïsme – tawh’ied (diverse artikelen)
(Klik op onderstaande afbeeldingen om ze vergroot weer te geven. Gebruik de afbeeldingen voor da’wah.)