Ash’aab al-Kahf.
Door Aboe Yoesoef ‘Abdoellaah.
(Voornaamste bronnen zijn Tefsier Ibn Kethier, Tefhiem al-Qor-aan van Sayyid Aboe al-A’laa Mawdoedie en de herziene versie van A. Yusuf Ali Quran Commentary.)
Alle lof is voor Allah, de Heer der werelden, en vrede en zegeningen zijn met de profeet Moh’ammed, zijn gezinsleden, metgezellen en eenieder die hen in het goede volgt.
Allah de Verhevene zegt (Nederlandstalige interpretatie): “Of denk jij (O Moh’ammed) dat de bewoners van de grot en ar-Raqiem (#1) behoren tot Onze meest verbazingwekkende tekenen?” [Soerat al-Kahf (18), aayah 9.]
<<< (#1) Ar-Raqiem kan volgens de geleerden verwijzen naar: (1) de vallei waar de grot gelokaliseerd was, (2) de berg waar de grot in was, (3) de stad vlakbij de grot, (4) een stenen tablet waarop men het verhaal over de metgezellen van de grot graveerden waarna zij het bij de ingang van de grot plaatsten. (Tefsier Ibn Kethier.)>>>
Deze aayah (18:9) is het begin van een wonderbaarlijk verhaal. De ongelovige Qoeraysh (de stam waar de profeet toe behoorde) waren gewoon om lastige vraagstukken aan de profeet Moh’ammed (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) voor te leggen, die zij kregen van christenen en joden, waarvan zij dachten dat de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) niet in staat was ze te beantwoorden. Zo hoopten zij hem in diskrediet te brengen.
Een van deze vraagstukken ging over de variërende christelijke legende aangaande de Zeven Slapers van Efeze. De joden wisten dat Moh’ammed (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) het verhaal alleen zou kunnen vertellen indien hij inderdaad een profeet was. De profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) vertelde hen niet alleen het volledige verhaal, maar bracht ook de variaties die gangbaar waren te berde, en hij berispte de mensen voor het discussiëren over zulke details waarover men geen duidelijke kennis had (er wordt o.a. gespeculeerd over hun aantal, hun namen, de tijd die zij in de grot doorbrachten etc.). Het belangrijkste is dat hij het verhaal behandelde (door inspiratie) als een parabel, waardoor hij lessen van zeer hoge waarden onder de aandacht bracht.
De lege christelijke legende – zonder de spirituele lessen die in de Koran (Arabisch: Qor-aan) onderwezen worden – wordt verteld in o.a. Gibbon’s History of the decline and fall of the Roman Empire (aan het einde van hoofdstuk 33). Het verhaal is bekend als o.a. “De Zeven Slapers van Efese,” “De Zeven Kinderen van Efese” en “De Zevenslapers”. Het verhaal in een notendop:
Tijdens het bewind van de Romeinse keizer Decius (die regeerde van 249 tot 251 n.C.), die de christenen vervolgde, verlieten zeven (andere versies melden drie of vijf) christelijke jongeren de stad Efeze (#2) en hielden zich verborgen in een grot in een nabije berg. (Volgens andere bronnen werden zij als straf in de grot ingemetseld.) Zij vielen in slaap en sliepen gedurende enkele generaties of eeuwen.
<<< (#2) Efeze: een oude stad aan de westkust van het huidige Turkije, vroeger het centrum van de verering van de godin Artemis – Diana.>>>
Toen de muur die de grot afsloot instortte, werden zij wakker tijdens het bewind van Theodosius II, die regeerde van 408 to 450 n.C. [Volgens een andere versie werd de grot toevallig geopend waarna men de gebroeders aantrof, voorzien van een aureool (of stralenkrans: een ring van licht om het lichaam van ‘goddelijke’ of ‘heilige’ personen), alsof ze gestorven waren, dus werden ze heilig verklaard (!).] De jongeren dachten dat de wereld nog steeds hetzelfde was. Zij hadden geen besef van tijd. Maar toen een van hen naar de stad ging om proviand te kopen, ontdekte hij dat de wereld veranderd was. Het gebied was inmiddels gekerstend en de christelijke religie was nu gangbaar in plaats van vervolgd; het was zelfs de staatsgodsdienst. Zijn kleding, spraak en geld leken van een andere wereld: dit trok aandacht. De vooraanstaanden van het land bezochten de grot en verifieerden het verhaal door zijn metgezellen te ondervragen. [Een variant van de legende is dat hij de bakker wilde betalen met een munt uit de tijd van keizer Decius, een munt die allang uit omloop was, waarna hij opgepakt en beschuldigd werd van het voor zichzelf houden van een verborgen schat. Hij leidde de beschuldigers echter naar de grot waar zijn metgezellen (of broers) aan het wachten waren, omringd door een aureool.]
Aangezien dit verhaal lange tijd mondeling werd overgeleverd en de christenen niet beschikte over de wetenschappen die later pas door de moslims zouden worden ontwikkeld, namelijk die van H’adieth (#3) en Asmaa-oe r-Ridjaal (#4), ontstonden er vele variaties met verschillen betreffende namen, data en andere gegevens.
<<< (#3) De moslims zijn in staat geweest om het Woord van Allah ‘Azza wa Djel (de Almachtige en Majesteitelijke) nauwkeurig gescheiden te houden van de woorden en daden van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem), ook wel Soennah genoemd, wat bestaat uit talrijke ah’aadieth (overleveringen) die worden onderverdeeld in verschillende categorieën. Door het toepassen van strenge regels is het bekend welke overleveringen authentiek (sah’ieh’) zijn, welke zwak (dha’ief) en zelfs welke verzonnen (mawdoe’) zijn, met verschillende categorieën daar tussen. Zie de artikelen Inleiding tot de wetenschap betreffende h’adieth en Introductie tot de ah’aadieth (overleveringen).>>>
<<< (#4) Asmaa-oe r-Ridjaal: tak van wetenschap over de goede en slechte eigenschappen van de overleveraars van de h’adieth (overlevering). Dit werd door de moslims als wetenschap ingevoerd, om de betrouwbaarheid van de overleveringen van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) te waarborgen. De krachtige, stevige en onwrikbare principes die de moslims toepasten voor onderzoek en gedetailleerde studie zijn zo weergaloos, dat de wereld deze in haar gehele bestaan nimmer eerder heeft gekend. Het is verbazingwekkend hoe moslims alles tot in detail hebben vastgelegd en zelfs de ketens en eigenschappen van overleveraars hebben genoteerd. Het is zelfs bekend wie wat zei en wie bekend staat als betrouwbaar of twijfelachtig en over wie bekend is dat hij gelogen heeft of zich regelmatig vergiste.>>>
Ook de diepere betekenissen en het oorspronkelijke moraal van het verhaal raakten bijna volledig verloren. Aangezien de ongelovige Qoeraysh, op aanraden van de joden, hiernaar vroegen, en Allah de Verhevene wist dit op voorhand, wordt dit verhaal in de Qor-aan nauwkeurig uiteengezet.
Allah de Verhevene zegt (Nederlandstalige interpretatie): “Gedenk toen de jongeren toevlucht zochten in de grot (tegen vervolging door hun ongelovig volk), waarna zij zeiden: ‘Onze Heer! Schenk ons van Uw Zijde Barmhartigheid (bescherming en standvastigheid) en vergemakkelijk voor ons onze kwestie op de juiste weg (leid ons tot het goede).’ Dus Wij bedekten hun oren in de grot voor een aantal jaren (d.w.z. zij sliepen diep). Vervolgens deden Wij hen ontwaken opdat Wij zouden beproeven (de mensen verduidelijken wat reeds tot Onze Kennis behoort) wie van de twee groepen (die over hen redetwistten) het beste kon berekenen hoelang zij (in de grot) verbleven (hoewel zij hadden moeten zeggen: Allah weet het best). Wij verhalen jou (O Moh’ammed) hun nieuws (verhaal) met de waarheid; waarlijk, zij waren jongeren die geloofden in hun Heer (Allah) en Wij vermeerderden hen in leiding. (#5) En Wij versterkten hun harten (met geloof en geduld) toen zij opstonden (tegen hun volk en afstand namen van hun luxueus leven)…” [Soerat al-Kahf (18), aayah 10-14.]
<<< (#5) Van dit en vergelijkbare aayaat (zoals 8:2, 9:124, 33:22 en 48:4) begrijpen verschillende geleerden, zoals imaam al-Boekhaarie en anderen, dat imaan (geloof) kan toenemen en dat het kan fluctueren.>>>
Verschillende vroegere en latere tefsier-geleerden (moefassirien) hebben gezegd dat zij zonen waren van de vooraanstaanden en leiders van Byzantium, en dat zij op een dag een van de festijnen van hun volk bezochten waarbij men afgodsbeelden aanbaden en offerdieren voor hen offerden. Zij hadden een arrogante en tirannieke koning met de naam Decius (190/200–251 n.C.), die d.m.v. een keizerlijk edict alle ingezetenen verplichtte om aan de staatsgoden te offeren; weigeraars werden gefolterd en christenen [die toen wellicht nog zuivere monotheïsten waren en Jezus (vrede zij met hem) nog niet aanbaden – zij waren dus in feite moslims] werden vervolgd.
Deze jonge mannen gingen met hun vaders mee om de feestelijkheden bij te wonen. Maar toen zij met helder inzicht de daden van hun mensen zagen, realiseerden zij zich dat de neerknielingen en offers die hun mensen verrichtten voor hun afgoden, in feite toegewijd zouden moeten worden aan Allah, de Schepper van de hemelen en de aarde. Elk van hen begon zich voorzichtig terug te trekken waarna zij, zonder elkaar te kennen, elkaar ontmoetten. Zij namen daarna een bepaalde plaats als hun plaats van aanbidding en begonnen daar Allah de Verhevene te aanbidden. Maar hun mensen kwamen hier achter en vertelden hun koning over hen. De koning liet hen bij hem komen en vroeg over hun geloofsovertuigingen. Zij vertelden hem de waarheid en nodigden hem uit tot Allah ‘Azza wa Djel (de Almachtige en Majesteitelijke). (Tefsier Ibn Kethier.)
Het verhaal in de Qor-aan gaat verder (Nederlandstalige interpretatie): “…waarna zij zeiden: ‘Onze Heer is de Heer van de hemelen en de aarde. Nooit zullen wij naast Hem enige god aanroepen. Werkelijk, wij zouden dan een exces (iets dat alle grenzen overschrijdt, een gruwelijkheid) uitgesproken hebben. Dit is ons volk dat goden naast Hem (Allah) genomen heeft. Laten zij betreffende de rechtmatigheid van hun aanbidding een duidelijk bewijs brengen! Wie is er dan onrechtvaardiger dan hij die een leugen over Allah verzint!?’” [Soerat al-Kahf (18), aayah 14-15.]
Er is gezegd dat zij hun koning uitnodigden om in Allah te geloven, maar hij weigerde en waarschuwde en bedreigde hen. Vervolgens gaf hij hen enig uitstel (wellicht omdat zij zonen waren van vooraanstaanden en leiders) zodat zij goed konden nadenken over de situatie, hopend dat zij zouden terugkeren naar hun vorige religie – afgodenverering. Tijdens deze periode van respijt slaagden zij erin om te ontsnappen en zij vluchtten omwille van hun religie. Dit is wat voorgeschreven is in de sharie’ah tijdens perioden van beproeving en vervolging – een persoon die vreest voor zijn religie dient weg te gaan (hidjrah te verrichten) naar een gebied waar hij zijn religie in vrijheid kan praktiseren. (Zie het artikel Het islamitische oordeel over hidjrah.)
(Lees verder onder de afbeelding.)
Het verhaal in de Qor-aan gaat verder (Nederlandstalige interpretatie): “(Een van de jongeren zei tegen de anderen:) ‘En wanneer jullie hen (de ongelovigen) en hetgeen zij aanbidden verlaten, behalve (de aanbidding van) Allah, zoek dan toevlucht in de grot; jullie Heer zal voor jullie Zijn Barmhartigheid uitstrekken (jullie in het wereldse en het Hiernamaals beschermen) en jullie zaak vergemakkelijken (Hij zal jullie geven wat jullie nodig hebben).’ En je zou de zon gezien hebben wanneer zij opkwam, buigend van hun grot naar rechts, en wanneer zij onderging, hen passerend naar links, terwijl zij in het midden ervan lagen. (#6) Dat is één van de aayaat (bewijzen, tekenen) van Allah. Wie Allah leidt, hij is dan de rechtgeleide; en wie Hij laat dwalen, voor hem zal er dan geen waliyy (beschermer, helper) zijn om hem te leiden (naar het rechte pad). En je zou hen wakker achten, terwijl zij sliepen. En Wij deden hen draaien naar rechts en naar links, en hun hond strekte zijn twee voorpoten uit bij de ingang (van de grot, als een waakhond). Als je naar hen gekeken had, zou jij je zeker van hen afwenden en vluchten en je zou zeker met angst gevuld zijn jegens hen. (#7) En zo lieten Wij hen ontwaken (uit hun lange diepe slaap) opdat zij elkaar zouden ondervragen. Een spreker onder hen zei: ‘Hoelang verbleven jullie (hier)?’ Zij zeiden: ‘Wij verbleven (hier wellicht) een dag, of een gedeelte van een dag.’ Zij zeiden: ‘Jullie Heer weet het best hoelang jullie (hier) verbleven (#8), dus zend één van jullie met deze zilveren munt van jullie naar de stad om het beste voedsel te zoeken waarna hij met iets daarvan tot jullie komt. En laat hem voorzichtig zijn (zodat hij geen argwaan wekt) en niemand over jullie inlichten (indien hij betrapt zou worden). Waarlijk, als zij over jullie zouden vernemen, zullen zij jullie stenigen of jullie laten terugkeren naar hun religie (van afgoderij); en dan zullen jullie nooit succesvol zijn.’ (#9) En zo lieten Wij (de mensen van de stad) op hen stuiten, opdat zij zouden weten dat de belofte van Allah (m.b.t. de wederopstanding) waar is en dat er aangaande het Uur geen twijfel is (#10)…” [Soerat al-Kahf (18), aayah 16-21.]
<<< (#6) Dit duidt de ligging van de grot aan zonder de exacte locatie aan te geven, omdat dit ons geen voordeel brengt. Wat we hiervan begrijpen is dat de opening van de grot een gunstige ligging had waardoor de jongeren comfortabel in de grot lagen, het was er niet heet en niet koud. Het toont ook aan dat de ingang van de grot richting het noorden was, waardoor het licht van de zon niet in de grot scheen en degenen die het passeerden niet zagen wie erin was. (Tefhiem al-Qor-aan, Sayyid Aboe al-A’laa Mawdoedie.)>>>
<<< (#7) Allah de Verhevene had hun toevluchtsoord zo gearrangeerd dat niemand de grot durfde binnengaan, want het was pikdonker in de grot en de hond hield de wacht bij de ingang. Als iemand al in de grot zou gluren, zou hij hen aanzien voor rovers en meteen wegvluchten. Daarom bleef hun toevluchtsoord voor zo’n lange tijd een geheim. (Tefhiem al-Qor-aan, Sayyid Aboe al-A’laa Mawdoedie.)>>>
<<< (#8) Dit duidt aan dat het beste wat men kan doen in kwesties zoals deze, is om kennis toe te schrijven aan Allah de Verhevene, omdat het geen zin heeft om je bezig te houden met het discussiëren over zulke futiele zaken zonder kennis. In plaats daarvan dient men aandacht te schenken aan de ware boodschap en significantie van zulke verhalen en parabelen, in plaats van tijd te verspillen aan onbeduidende details waar men niets mee opschiet.>>>
<<< (#9) Zij waren in de veronderstelling dat de situatie hetzelfde was als toen zij de grot ingingen en dat de wrede vervolging van Decius en onderdanen nog steeds woedde, waarbij een man zijn leven niet zeker was vanwege zijn geloofsovertuiging als hij zich niet schikte naar de heidense aanbidding.>>>
<<< (#10) Verschillende geleerden van de selef [de eerste drie generaties van de moslimgemeenschap, dus de sah’aabah (de metgezellen van de profeet), hun volgelingen (de taabi’ien) en de leerlingen daarvan] vermeldden dat de mensen in die tijd sceptisch waren betreffende de Opstanding. ‘Ikrimah zei: “Er was een groep onder hen die zei dat de zielen opgewekt zouden worden maar de lichamen niet. Dus wekte Allah de bewoners van de grot op als een teken en bewijs voor de opstanding.” Zij vermeldden dat degene die naar de stad ging, zich vermomde en ging naar een van de mannen die voedsel verkocht. Hij betaalde met het geld dat al lang uit omloop was waardoor de verkoper het geld of de indruk niet herkende. Dus gaf hij het door aan zijn buurman en zij begonnen het allemaal aan elkaar door te geven, zeggend: “Misschien heeft deze man een schat gevonden.” Zij vroegen hem wie hij was en waar hij dit geld vandaan had. Hij zei: “Ik ben van dit land, ik leefde hier gisteren en Decius was de keizer.” Zij beschuldigden hem dat hij gek was en brachten hem naar de gouverneur die hem ondervroeg over zijn situatie, en hij vertelde het hem. Hij was verward over de hele situatie waarna zij met hem meegingen naar de grot. (Tefsier Ibn Kethier.)>>>
Het verhaal in de Qor-aan gaat verder (Nederlandstalige interpretatie): “…Gedenk toen zij (de mensen van de stad) onder elkaar redetwistten over hun kwestie [de wederopstanding (#11)], waarna sommigen zeiden: ‘Bouw over hen een bouwwerk; hun Heer weet het beste over hen.’ (Vervolgens) zeiden degenen die overwicht hadden betreffende hun kwestie (#12): ‘Wij zullen (het bouwwerk) over hen zeker als een gebedsruimte nemen.’” [Soerat al-Kahf (18), aayah 21.]
<<< (#11) Volgens de Syrische traditie waren er ten tijde van deze gebeurtenis verhitte discussies in Efeze over de Opstanding en het Hiernamaals. Hoewel de mensen onder invloed van het Romeinse Rijk het Christendom hadden aanvaard, waren er nog steeds sporen van shirk en afgoderij van de Romeinen en effecten van de Griekse filosofie aanwezig en invloedrijk. Dus ondanks de christelijke geloofsleer aangaande het Hiernamaals, ontkenden vele mensen dit, of waren tenminste sceptisch daarover. Daarnaast ontkenden de Sadduceeën, een joodse sekte die een aanzienlijk deel vormde van de bevolking van de stad, openlijk het Hiernamaals en beweerden dit te baseren op de Thora (#A). Bovendien konden de christelijke geleerden geen sterke argumenten naar voren brengen om hen te weerleggen: zozeer dat de verslagen van de twistzieke discussie gegeven in Matteüs, Marcus en Lucas, toegeschreven aan profeet Jezus (vrede zij met hem), zeer zwak zijn, zelfs volgens de christelijke geleerden. (Zie Matteüs 22:23-33, Marcus 12:18-27 en Lucas 20: 27-40.) Dat was de reden waarom de ongelovigen in het Hiernamaals de overhand hadden en zelfs de gelovigen hadden zo hun twijfels daarover. Het was in die tijd dat de Slapers van de Grot gewekt werden en een absoluut bewijs leverden voor een leven na de dood en de balans deden doorslaan in het voordeel van de gelovigen in deze discussie. (Tefhiem al-Qor-aan, Sayyid Aboe al-A’laa Mawdoedie.) (#A) De Joden pasten de belofte van het Paradijs toe op het land van Palestina (het Beloofde Land), een land dat ‘overvloeit van honing en melk’ (zie b.v. Deuteronomium 6:3). Vergelijk dit Bijbelvers eens met aayah 47:15 van de Qor-aan, waar Allah de Verhevene zegt (Nederlandstalige interpretatie): “De beschrijving van het Paradijs dat aan al-moettaqoen (de vromen) beloofd is: daarin zijn rivieren van water dat niet bederft, en rivieren van melk wier smaak niet verandert, en rivieren van wijn (waarvan men niet dronken wordt) die verrukkelijk is voor de drinkers, en rivieren van gezuiverde honing…” [Soerat Moh’ammed (47), aayah 15.]>>>
<<< (#12) “Degenen die overwicht hadden betreffende hun kwestie” waren de Romeinse heersers en de priesters van de christelijke Kerk. Tegen het midden van de vijfde eeuw n.C. waren de mensen over het algemeen, vooral de orthodoxen onder de christenen, volledig verwikkeld in shirk (polytheïsme) en de aanbidding van heiligen en tombes. Zij waren gewoon om de graftombes van de heiligen te bezoeken om hen te aanbidden en hielden de beelden van Jezus (vrede zij met hem), Maria en de apostelen in hun kerken: zozeer dat zij enkele jaren vóór het ontwaken van de Slapers van de Grot, in 431 n.C., in Efeze zelf een groot concilie van de vertegenwoordigers van de christelijke wereld hielden [om de twist tussen Nestorius (patriarch van Constantinopel) en patriarch Cyrillus (van Alexandrië, Egypte) te beëindigen]. Tijdens het Concilie van Efeze (het 3de oecumenische concilie) werd besloten dat het credo van de goddelijkheid van Jezus (vrede zij met hem) en van Maria als de moeder van God (zij kreeg de titel Theotokos – Moeder Gods, waartegen Nestorius bezwaar maakte) opgenomen moest worden in de geloofsartikelen van de christelijke Kerk. Als we het jaartal 431 voor ogen houden, dan wordt het duidelijk dat “degenen die overwicht hadden betreffende hun kwestie” duidt op de leiders van de Kerk en de ambtenaren van de regering, die de teugels van de religieuze en politieke aangelegenheden in handen hadden. In feite waren deze mensen de handhavers van shirk en degenen die besloten dat er een mausoleum over de grot van de Zevenslapers gebouwd moest worden om het een plaats van aanbidding te maken. (Tefhiem al-Qor-aan, Sayyid Aboe al-A’laa Mawdoedie.)>>>
<<< (#13) Aldus deden zij datgene wat de bewoners van de grot juist vermeden – shirk, afgoderij – en volgden dus niet het feitelijke moraal van het verhaal maar slechts hun begeerte en bevlieging. ‘Oerwah ibn az-Zoebayr verhaalde dat ‘Aa-ieshah (moge Allah tevreden zijn met haar) zei: “De profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) zei tijdens zijn fatale ziekte (Nederlandstalige interpretatie): ‘Allah vervloekte de joden en de christenen omdat zij de graven van hun profeten (en ‘heiligen’) namen als plaatsen van aanbidding (waarmee zij dus shirk – afgoderij – begingen).’” (Sah’ieh’ al-Boekhaarie.) Er is zelfs een speciale gedenkdag, de Zevenslapersdag of Zevenbroedersdag, welke oorspronkelijk 27 juni was, maar sinds de invoering van de Gregoriaanse kalender 7 juli.>>>
De aard van de mens is zo dat zodra een glimp van de waarheid duidelijk wordt, hij er onmiddellijk verdeeld over raakt (vaak omdat het in conflict is met zijn begeerten). De slapers konden de duur van hun verblijf in de grot niet beoordelen, maar verlieten de kwestie zeer wijs, keerden snel terug tot de orde van de dag en schonken aandacht aan de urgente zaken van hun levens. Het stadsvolk kon het maar niet eens worden over de gebeurtenis; zij raakten verstrikt in discussies over irrelevante details en bouwden uiteindelijk een plaats van aanbidding. Maar men miste de werkelijke betekenis totdat het in de Qor-aan uitgelegd werd. (A. Yusuf Ali Quran Commentary, de herziene versie.)
Het verhaal in de Qor-aan gaat verder (Nederlandstalige interpretatie): “Sommige van hen zullen zeggen: ‘(Zij waren met z’n) drieën, hun vierde was hun hond,’ en anderen zullen zeggen: ‘(Zij waren met z’n) vijven, hun zesde was hun hond,’ gissend naar al-ghayb (het onwaarneembare). En weer anderen zullen zeggen: ‘(Zij waren met z’n) zevenen en hun achtste was hun hond.’ Zeg (O Moh’ammed): ‘Mijn Heer kent hun aantal het best, zij kennen hen niet, behalve weinigen.’ Dus discussieer niet over hen (#14), behalve een duidelijke discussie (gebaseerd op bewijzen en feiten) en ondervraag over hen (de bewoners van de grot) niet één (van de mensen van het Boek – joden en christenen, aangezien zij geen onbetwistbare kennis daarover hebben).” [Soerat al-Kahf (18), aayah 22.]
<<< (#14) Dit is bedoeld om te benadrukken dat het aantal slapers niet het moraal van het verhaal is. Het draait om de lessen die we leren van dit verhaal, namelijk: (1) Een ware gelovige dient zich in geen geval af te wenden van de waarheid en te buigen voor valsheid. (2) Een gelovige dient zich niet louter te verlaten op materialistische middelen, maar op Allah de Verhevene. Hij dient te vertrouwen op God en de rechte weg te volgen, ook al lijken de omstandigheden ongunstig. (3) Het is onjuist te veronderstellen dat Allah de Verhevene gebonden is aan enige zogenaamde “wet der natuur”, want Hij is (de Schepper van die ‘wet der natuur’ en) in staat te doen wat Hij wil, ook al lijkt het te gaan tegen hetgeen we normaliter ervaren. (4) Dit leert ons dat Allah Ta’aalaa de Macht heeft om alle generaties – uit het verleden, het heden en de toekomst – samen tot leven te brengen, zoals verklaard is door de profeten en goddelijke geschriften. (5) Het onderwijst ons dat onwetende mensen de tekenen van Allah, die er zijn voor de correcte leiding van de mensen, altijd verkeerd aanwenden. Dit is hoe het wonder van de Slapers van de Grot, dat als bewijs dient voor het Hiernamaals, veranderde in een middel van shirk, alsof zij enkele heiligen waren die alleen voor dit doel gezonden werden. Een verstandig persoon zal zijn tijd en energie dus niet verspillen aan irrelevante details zoals hun aantal, hun namen, de kleur van hun hond enzovoort. (Tefhiem al-Qor-aan, Sayyid Aboe al-A’laa Mawdoedie.)>>>
Allah Soebh’aanahoe wa Ta’aalaa (Glorieus en Verheven is Hij) zegt in aayah 23 en 24 van soerat al-Kahf (Nederlandstalige interpretatie): “En zeg nooit over iets: ‘Waarlijk, ik ga dat morgen doen.’ Behalve als Allah wil. En gedenk jouw Heer wanneer je vergeet (en zeg in shaa-e Allaah – als Allah het wil) en zeg: ‘Wellicht dat mijn Heer mij nog dichter naar de rechte weg zal leiden (naar de correcte informatie over hetgeen zij vragen).’”
Aayah 23 en 24 zijn parenthetisch (tussen haakjes – een tussenvoeging) en verwijzend naar het feit dat, toen de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) gevraagd werd over de bewoners van de grot, hij zei (Nederlandstalige interpretatie): “Ik zal het jullie morgen vertellen.” Vervolgens liet de openbaring vijftien dagen op zich wachten. Allah de Verhevene toont Zijn boodschapper (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) hier de correcte etiquette wanneer je bepaalt iets in de toekomst te doen; dit dient altijd verwezen te worden naar de Wil van Allah Ta’aalaa, de Kenner van het onwaarneembare, Die weet wat was en wat is en wat nog zal zijn of niet zal zijn, en hoe en wanneer het zal zijn indien het zal zijn. (Tefsier Ibn Kethier.)
Deze instructie vinden we overigens ook in de Bijbel: “U weet niet eens hoe uw leven er morgen uitziet. U bent immers maar damp, die heel even verschijnt en dan al verdwijnt. (#15) U zou moeten zeggen: ‘Als de Heer het wil (in shaa-a Allaah), zijn we dan in leven en zullen we dit of dat doen.’” (Jacobus 4:14-15.)
<<< (#15) Moestawrid (moge Allah tevreden zijn met hem) verhaalde dat de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) gezegd heeft (Nederlandstalige interpretatie): “Bij Allah, deze wereld is (zo onbeduidend in vergelijking) tot het Hiernamaals, dat als iemand van jullie zijn vinger in de oceaan zal steken, dan moet hij kijken wat er aan blijft kleven.” (Sah’ieh’ Moeslim.)>>>
Het verhaal over de bewoners van de grot nadert zijn einde (Nederlandstalige interpretatie): “(Sommige van hen zullen zeggen:) ‘En zij verbleven driehonderd jaren in hun grot en (bleven) negen (jaar) extra.’ (#16) Zeg (O Moh’ammed): ‘Allah weet het best hoelang zij er verbleven. Aan Hem behoort (de kennis over) al-ghayb (het onwaarneembare) aangaande de hemelen en de aarde. Wat is Hij Alziend en wat is Hij Alhorend (er is niets verborgen voor Hem en dit geldt alleen voor Hem)! Voor hen is er naast Hem geen waliyy (beschermer, helper) en Hij laat niemand delen in Zijn oordeel.’” [Soerat al-Kahf (18), aayah 25-26.]
<<< (#16) Deze aayah was een reden dat sommige oriëntalisten het hierboven vermelde verhaal verwierpen omdat de periode van hun verblijf in de grot volgens de Qor-aan 309 jaar zou zijn (terwijl het in feite zo’n 196 of 197 jaar is). Maar wij zijn van mening dat de getallen 300 en 309 niet verklaard zijn door Allah de Alwetende Zelf, maar dat Hij ze citeert als uitspraken van sommige mensen (vandaar de toevoeging: “Sommigen van hen zullen zeggen”, zoals het geval is in 18:22 aangaande hun aantal). Deze mening is gebaseerd op de zin die volgt (in 18:26): “Allah weet het best hoelang zij er verbleven.” Als het aantal jaren in 18:25 van Allah de Alwetende afkomstig zou zijn, dan zou de zin die volgt (in 18:26) betekenisloos zijn. De metgezel ‘Abdoellaah ibn ‘Abbaas (moge Allah tevreden zijn met hem) was ook van mening dat dit (vers 18:25) niet de Uitspraak is van Allah de Verhevene, maar die van de mensen die Hij citeerde als onderdeel van het verhaal. (Tefhiem al-Qor-aan, Sayyid Aboe al-A’laa Mawdoedie.) Dit was volgens Tefsier Ibn Kethier ook de mening van Qataadah.>>>
A. Yusuf Ali gaf aan in zijn Quran Commentary dat de tijdsduur in de grot in de variërende versies van de mondelinge overlevering verschillend aangegeven werd. Toen men begon met het opschrijven van de overlevering, vermeldden enkele christelijke schrijvers (b.v. Simeon Metaphrastes) 372 jaar, anderen minder. In ronde getallen 300 jaar volgens de zonnekalender en 309 jaar volgens de maankalender.
Maar aayah 18:26 brengt naar voren dat dit alles slechts vermoedens zijn: het exacte aantal is alleen bij Allah bekend. Het gezag waarop Gibbon zich verliet, noemt twee duidelijke regeringsperiodes, die van Decius (249-251 n.C.) en die van Theodosius II (408-450 n.C.). [Andere bronnen, zoals Glory of the Martyrs van Gregory of Tours, noemen Theodosius I, of Theodosius de Grote, die regeerde van 379 tot 395 n.C.] Als we dan 250 en 450 nemen, krijgen we een interval van 200 jaar. Maar het punt in het verhaal zit ‘m niet in de naam van enig gegeven keizer, maar in het feit dat het begin van de periode samenviel met een keizer die christenen vervolgde; de naam van de keizer aan het einde van de periode kan bij benadering heel aardig kloppen.
Een van de wreedste keizers die de christenen meedogenloos liet vervolgen was Nero, die regeerde van 54 tot 68 n.C. Als we het einde van zijn bewind (68 n.C.) nemen als het beginpunt, en (laten we eens zeggen) 440 n.C. als het eindpunt, dan krijgen we de 372 jaar van Simeon Metaphrastes. Maar niemand van deze schrijvers wist meer dan dat wij weten. De beste koers die wij kunnen volgen is het volgen van het Koranisch gebod (Nederlandstalige interpretatie): “Zeg: ‘Allah weet het best hoelang zij er verbleven.’” (A. Yusuf Ali Quran Commentary, de herziene versie.)
Dit is het einde van het verhaal over de bewoners van de grot. De lessen van zeer hoge waarden zijn o.a.:
1.) Tawh’ied: aanbidding dient alleen tot Allah de Verhevene gericht te worden, nooit dient men iets of iemand naast Allah Ta’aalaa aan te roepen, men dient volledig op Allah ‘Azza wa Djel (de Almachtige en Majesteitelijke) te vertrouwen.
2.) Men dient niet te discussiëren over zaken waarover men geen duidelijke kennis heeft en die geen voordeel brengen, ook al zou je het kunnen achterhalen.
3.) De relativiteit van tijd.
4.) De onwerkelijkheid van de positie van onderdrukker en onderdrukte, vervolger en vervolgde, op deze aarde.
5.) De waarheid van de uiteindelijke Opstanding, wanneer de correcte realiteiten en waarden hersteld worden.
6.) De kracht van geloof en gebed die leiden naar het goede.
En tot Allah keren wij allemaal terug.
Relevante artikelen:
Monotheïsme (tawh’ied) (diverse artikelen)
Christendom (diverse artikelen)
Geschiedenis (diverse artikelen)
Verplichte kennis voor elke moslim