Mijn terugkeer naar Allah.
De fout van een ander deed mij overtuigen van de Islaam
Bismillaah ar-Rah’maan ar-Rah’iem (in de Naam van Allah de Barmhartige de Genadevolle)
Mijn hele leven heb ik het gevoel gehad dat ik er alleen voor stond. Ik had altijd problemen met iedereen en niemand die mij begreep. Er waren wel mensen die mij begrepen, zoals mijn ouders, maar dat besefte ik toen niet. Ik deed altijd dingen waar ik later weer spijt van kreeg, maar dan had ik het al verpest. Ik heb een tijdje gedacht dat de wereld was opgezet om mij dwars te liggen. In die periode lukte niets. Ik ging van het hoogste niveau dat je op school kon halen naar het laagste. In die tijd wilde ik echt niet meer verder. Niets kon me meer schelen. Ik kreeg een paar vrienden, waar ik een goede band mee kreeg. Ze waren iets ouder en begrepen me beter dan mijn leeftijdsgenoten. We deden alles wat God verboden had (astaghfiroelaah, moge Allah mij vergeven), maar daar had ik toen geen benul van. Ik dacht het helemaal gemaakt te hebben. Ik had veel geld en kon kopen wat ik wou. We gingen vaak uit. Ik voelde me nooit op mijn gemak in een discotheek, een plek vol fitna (beproevingen), ik stond altijd maar in een hoekje. Nee, dit was ook niet het leven dat ik wilde. Ik was bekend onder de mensen en ik wilde toch mijn reputatie hoog houden. Dus deed ik maar wat de rest deed.
Op school was ik inmiddels flink gedaald in niveau, waar ik voor de tweede keer met moslims in aanraking kwam. Ik had vroeger al eens met een moslim in de klas gezeten, maar toen heb ik nooit stilgestaan bij de Islaam. Het was voor mij een gewone moslim, en wat hij deed interesseerde mij niet. Wat mij opgevallen was tijdens de maand Ramadhaan, was dat al die moslims op school bij elkaar zaten. Elke pauze en in de middag bleven ze op school, want als ze naar huis zouden gaan, zouden ze toch alleen maar in de geur van de soep zitten, die de moeder aan het maken was. Ik stelde stiekem wat vragen aan een jongen. Ik hoorde ze altijd iets tegen elkaar zeggen, ik vroeg me af wat dat was. Hij leerde mij het woord, het woord el-h’amdoelillaah (alle lof is voor Allah). Hij leerde mij de betekenis en ik kon het meteen uitspreken.
Dat vonden die moslims op school wel grappig. Elke moslim die ik tegen kwam tijdens het wisselen van de lessen en tijdens de pauze begroette ik met “el-h’amdoelillaah”, ze moesten altijd lachen als ik het zei. Ik vond het wel leuk die aandacht. Tijdens een les ging ik een keer naast één van die jongens zitten en vroeg hem mij nog wat Arabisch te leren. Soebh’aan-Allaah (Verheven is Allah), hij leerde mij de shahaadah (geloofsgetuigenis) [shahaadah: de geloofsgetuigenis en eerste zuil van Islaam: “Ash-hadoe allaa ilaaha iellallaah, wa ash-hadoe anna Moh’ammadan rasoeloe-llaah” (ik getuig dat er geen god is – die het recht heeft om aanbeden te worden – behalve Allah, en ik getuig dat Mohammed Zijn boodschapper is)], iets wat me later nog van pas zou komen, maar dat wist ik toen niet. Ik had dus weer wat nieuws geleerd en toen had ik het helemaal gemaakt. Ik kreeg veel complimenten en dat deed me heel goed. Ik had inmiddels afstand gedaan van een groep, een groep waar ik rapper was (astaghfiroellaah). Ik vond dit veel interessanter. Ook het gedrag van bepaalde meisjes sprak me heel erg aan. Zo netjes en rustig. Ik stelde veel vragen aan een aantal van hen. Ik was nog steeds een jongen van de straat, dus zocht ik op straat ook maar naar jongens met een moslim achtergrond. Geen idee dat zij totaal niet praktiserend waren, maar ze waren moslim (moge Allah hen leiden naar de goede weg). Wat ze wel hadden was echte broederschap. Dat vond ik geweldig. In mijn vroege jaren, nam ik het ook altijd op voor de zwakke mensen, ook al waren de consequenties voor mij. Ik was door mijn oude vrienden een keer in de steek gelaten tijdens een gevecht en daar heb ik echt mee gezeten. Ik ging een tijdje met de jongens om en we leerden elkaar beter kennen.
Op een dag stonden die oude “vrienden” buiten mijn school. Ze stonden daar mij op te wachten met 40 of 50 mensen. Omdat ik opeens veel met moslims omging, vonden ze mij een verrader. Ik wist niet wat ik moest doen. Het waren er wel erg veel. Eens kijken, ik had nog een telefoonnummer van een Marokkaanse jongen, waar veel mensen bang voor waren. El-h’amdoelillaah had hij een mobiele telefoon, dat had niemand in die tijd. Hij was in een andere stad maar binnen tien minuten stond hij daar voor mij. Hoe hij het voor elkaar heeft gekregen weet ik niet, maar ik kon daarna rustig naar buiten wandelen. Dit vond ik echt tof. Echte broederschap. Ik ging vaak met ze om en hoorde ze altijd tegen elkaar zweren met “wallaahie” en “billaah”. Ik leerde wat het betekende en na een tijdje begon ik het ook te gebruiken. [Het is beter om het zweren bij Allah te vermijden om niet in een verbod of afgeraden situatie te belanden, en dit te beperken tot alleen noodsituaties.]
Gek, maar ik durfde absoluut niet te liegen met “wallaahie”, bang dat Allah mij zou straffen, zoals ik gehoord had van de jongens. Een tijd ging voorbij en ik ging steeds meer met moslimjongens om. Op school praatte ik veel met een paar meisjes. Ik vond hun gedrag zo super. Ik vroeg me af of ik ooit zo’n vriendin zou kunnen krijgen. Ik praatte daarover met een paar jongens en meisjes en zij zeiden dat ik dan moslim zou moeten worden. Ik begon na te denken en te piekeren. Moslim worden, was dat wel goed? Het is toch alleen maar voor Arabieren en ik ben Nederlander, hoe moet dat nou? Ik spreek geen Arabisch, hoe moet dat nou? Ik begon steeds meer naar die stap te gaan. Als ik het er met Nederlanders over had, lachten ze me vaak uit. Ik begon toch te twijfelen. Zou ik die stap wel moeten maken? En mijn ouders dan? Ik begon ook te denken, als ik nou moslim word om een islamitisch meisje te krijgen, geloof ik dan wel echt? Word ik dan wel echt moslim voor de Heer? Ik was een keer naar een meisje gegaan, en el-h’amdoelillaah was zij netjes en wou er niets van weten. Ik probeerde het een tweede keer en later via andere. Maar het lukte niet. Toen ging ik toch maar op zoek naar een manier om mezelf te overtuigen dat ik moslim moest worden, omdat ik in Allah geloofde en niet omdat ik dat meisje leuk vond.
Ik was er veel mee bezig. Op tv was nog wekelijks Mekkah te zien. Ik keek hoe ze het gebed verrichtten en deed het maar een beetje na. Met de paar woordjes die ik kon, verrichtte ik het gebed en in de soedjoed (neerknieling) vroeg ik Allah om Zijn tekenen. Ik maakte een gewoonte van het bidden. Drie keer per dag en ik deed het helemaal verkeerd (astaghfiroelaah). Maar toch, het gaf me echt een onbeschrijfelijk gevoel. Ik vertelde het aan niemand.
Twee oude vrienden zagen mij een beetje “de verkeerde richting” op gaan en dachten: “Laten we hem maar weer eens bellen”. We spraken af en op een vrijdagavond gingen we naar een park om zoals vroeger even iets te drinken. Ik hield me toen alleen nog maar aan het niet eten van varkensvlees, want dat vond ik toch nooit lekker. We hadden de flessen al snel leeg en begonnen een beetje gek te doen. Toen kwamen er plotseling drie Marokkaanse meisjes bij ons zitten.
Eén van mijn vrienden was een populaire jongen bij de dames en toen hij één van de meisjes wat alcohol had gegeven en wat te roken, gingen de meisjes weg. Opeens kwamen ze terug en zeiden dat het bluf was als die jongen met één van die meisjes zou zoenen. Dat meisje had overigens trouwplannen met een Marokkaanse jongen. Twee weken gingen voorbij en ik fietste op een avond met die Nederlandse vriend van mij. Ik ging weer vaker met hun om en was ook niet meer bezig met dat meisje. Toen we voorbij een groep fietste, werd die jongen geroepen en van zijn fiets geslagen. “Ben jij die jongen die met mijn vriendin heeft gezoend?” En nog meer klappen kreeg hij. Ik kende beide jongens en wist niet wat ik moest doen. Ik kon er niet tussen komen en bleef verstijfd staan. Er leek wel een onzichtbare muur voor mij te staan. Wat moest ik doen. Ik zat de hele tijd te denken en opeens wist ik het.
Als Allah echt bestaat, zou hij me misschien helpen. Ik liep een meter of tien naar achteren en zei in mezelf (dus niemand kon het horen behalve Allah) de shahaadah. Ik zei daarna: “O Allah, als U echt bestaat, laat die jongen leven, laat hem gaan, dan zal ik moslim worden”. Toen ik mijn laatste woorden had gezegd, stopte de vuist of hand voor het gezicht van de jongen. Hij zei: “Genoeg, ga naar huis, je moet Allah bedanken dat ik jou laat leven. Soebh’aan-Allaah, Allah had mijn smeekbede verhoord. Toen we weg gingen zat ik steeds maar te piekeren. Ik had nu de waarheid gezien. Nu was het mijn beurt om mezelf te bewijzen tegenover Allah. Elke moslim die ik kende ging ik af. Aan iedereen vroeg ik, of hij me wilde leren bidden en zo. Steeds kreeg ik hetzelfde antwoord: “Dat is moeilijk man, ah joh, dat komt wel”. Het werd zelfs zo erg, dat ik het maar aan een paar zusters ging vragen. Maar die gaven ook geen gehoor. Tot er opeens een jongen hoorde van mijn plannen. Hij nodigde mij meteen uit om naar de moskee te komen om daar de shahaadah te zeggen en hij wou me alles leren: woedhoe-e (de kleine rituele wassing) en salaah (het gebed). El-h’amdoelillaah was hij het, want van de jongeren in mijn omgeving was hij degene met de meeste kennis. Elke avond ging ik naar de moskee met hem. Naar salaat al-maghreb (het zonsonderganggebed) en salaat al-‘ishaa-e (het avondgebed), dit waren hoorbare gebeden en dan kon ik het goed horen. De rest bad ik naast mijn vriend. Tussen de gebeden door leerde hij me soerat al-Faatih’ah en leerde hij me het gebed juist te verrichten. Moge Allah hem belonen voor zijn inspanningen. Toen brak de Ramadhaan aan, en ik heb vanaf die dag geen salaat gemist, el-h’amdoelillaah. Ik dank Allah de Verhevene voor Zijn leiding en hoop dat de mensen die dit lezen, Allah meer zullen vrezen en beseffen dat als je een oprechte intentie hebt en zoekende bent naar de waarheid, Allah jou Zijn tekenen zal laten zien.
Assalaam ‘alaykoem wa rah’matoellaahie wa barakaatoeh