Radhyallaahoe ‘anhoe –
moge Allah tevreden over hem zijn.
Vertaald en bewerkt door Aboe ‘Abdoellah.
Ga naar Biografieën voor meer biografieën.
Op een rustige dag in al-Medienah, ontstond er aan de poorten van al-Medienah een zware zandwolk, afkomstig vanuit de woestijn. De zandwolk werd alsmaar groter totdat het de hele horizon bedekte. De inwoners van al-Medienah dachten dat het een vernietigende storm was die de stad zou overvallen. Maar er was een vreemd geluid achter die stofwolken te horen die ze niet konden plaatsen. Al snel werd duidelijk dat de zandwolk en het geluid afkomstig waren van een gigantische karavaan bestaande uit 700 kamelen die helemaal volgeladen waren. De hele stad was uitgelopen om dit machtige schouwspel te aanschouwen. De moeder der gelovigen, ‘Aa-ieshah (radhyallaahoe ‘anhaa – moge Allah tevreden over haar zijn), hoorde dit gigantische kabaal ook en vroeg: “Wat is er aan de hand in al-Medienah?” Zij kreeg te horen: “Het is de karavaan van ‘Abdoer-Rah’maan ibn ‘Awf die met goederen uit Syrië is teruggekomen.” De moeder der gelovigen zei hierop: “Maar kan één karavaan dan zoveel trillingen veroorzaken?” “Ja, o moeder van de gelovigen, er zijn 700 kamelen.”
De moeder van de gelovigen (radhyallaahoe ‘anhaa) schudde met haar hoofd en keek de andere kant op, alsof zij op zoek was naar een herinnering waarvan zij getuige was, of een gesprek dat zij had gehoord, vervolgens zei ze: “Ik hoorde de boodschapper van Allah (salallaahoe ‘alayhie wa sellem – vrede en zegeningen van Allah zijn met hem) zeggen: ‘Ik zag ‘Abdoer-Rah’maan ibn ‘Awf naar het Paradijs kruipen.’”
‘Abdoer-Rah’maan ibn ‘Awf (radhyallaahoe ‘anhoe – moge Allah tevreden over hem zijn) ging na aankomst direct naar ‘Aa-ieshah (radhyallaahoe ‘anhaa) en vertelde haar: “Ik roep jou op om getuige te zijn dat deze karavaan met haar gehele lading voor de zaak van Allah de Almachtige is.” En de lading van 700 kamelen werd vervolgens verdeeld onder de inwoners van al-Medienah en daarbuiten. Deze gebeurtenis alleen vertegenwoordigt in zijn geheel de levenswijze van ‘Abdoer-Rah’maan ibn ‘Awf (radhyallaahoe ‘anhoe), de metgezel van de boodschapper van Allah (salallaahoe ‘alayhie wa sellem).
Wanneer en hoe omhelsde deze grote metgezel de Islaam? Hij aanvaarde de Islaam tijdens het ochtendgloren van de Islaam. Hij had zich al tot Allah de Verhevene gekeerd voordat de profeet (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) de eerste voetstappen in Dar al-Arqam (#1) zette, waar de metgezellen (radhyallaahoe ‘anhoem – moge Allah tevreden over hen zijn) elkaar ontmoetten.
<<<(#1) Tijdens het vierde jaar van het profeetschap richtte de profeet (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) aan de voet van de heuvel Safa het huis van Arqam ibn Aboe Arqam op als een onderwijsinstelling. Elke nieuwe bekeerling kwam naar dit instituut om de leringen van de Islaam tot zich te nemen. Geleidelijk aan werd het een drukke plaats en de profeet (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) leidde het gebed. Dit huis diende drie jaar als centrum van alle islamitische activiteiten en als woning van de profeet (salallaahoe ‘alayhie wa sellem). Degene die in deze fase tot de islamitische beweging toetrad, wordt beschouwd als één van de eerste moslims. De laatste die in Dar al-Arqam de Islaam omarmde, was ‘Oemar ibn al-Khattaab (radhyallaahoe ‘anhoe).>>>
Hij was één van de acht die als eerste de Islaam accepteerde. Vanaf het moment dat hij de Islaam omhelsde tot aan zijn dood was hij een prachtig voorbeeld van een nederige moe-emin (gelovige) die de Islaam in al haar onderdelen perfect beheerste. De profeet (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) zei hierdoor eens dat hij tot de tien vooraanstaanden behoorde die het goede nieuws kregen dat de poorten van het Paradijs voor hen al open was gemaakt. (Klik op onderstaande afbeelding om het vergroot weer te geven. Gebruik de afbeelding voor da’wah.)
Nadat ‘Abdoer-Rah’maan ibn ‘Awf (radhyallaahoe ‘anhoe) de Islaam accepteerde, kreeg hij zoals vele metgezellen (radhyallaahoe ‘anhoem) het zwaar te verduren. De Qoeraysh waren dag en nacht bezig om hen van hun nieuwe geloof af te brengen en weer terug te laten keren naar de duisternis. Toen de profeet (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) de metgezellen beval om naar Abbysinië (Ethiopië) te emigreren, was ‘Abdoer-Rah’maan ibn ‘Awf (radhyallaahoe ‘anhoe) onder hen, maar later ging hij weer terug naar al-Medienah. Tijdens de tweede emigratie vertrok hij weer naar Abbysinië en vervolgens kwam hij weer terug naar al-Medienah, waar hij getuige was van de veldslagen van Bedr, Oeh’oed en anderen.
‘Abdoer-Rah’maan (radhyallaahoe ‘anhoe) was zeer succesvol in zijn handel, zelfs ‘Abdoer-Rah’maan (radhyallaahoe ‘anhoe) zelf was daarover verbaasd. Hij zei: “Als ik een steen omhoog til, dan vind ik daar zilver en goud onder.” Als ‘Abdoer-Rah’maan ibn ‘Awf (radhyallaahoe ‘anhoe) niet in de moskee aan het bidden was, of niet een veldslag bijwoonde, dan was hij met zijn handel bezig, en hij was zo succesvol hierin dat zijn karavanen vanuit alle windstreken naar al-Medienah kwamen. Handel voor ‘Abdoer-Rah’maan ibn ‘Awf (radhyallaahoe ‘anhoe) was niet uit hebberigheid; het was niet een verlangen om geld of rijkdommen te verzamelen (geen wereldse motieven).
Tijdens de hidjrah van de moslims van Mekkah naar al-Medienah koppelde de profeet (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) een moehaadjir (migrant – iemand uit Mekkah) aan een ansaarie (helper -iemand uit al-Medienah). De koppeling vond op een uitzonderlijke manier plaats. Elke ansaarie in al-Medienah deelde alles wat hij bezat met zijn moehaadjir uit Mekkah. Als hij met twee vrouwen was getrouwd, dan zou hij met één van hen scheidden zodat de moehaadjir met haar kon trouwen. De profeet (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) koppelde ‘Abdoer-Rah’maan ibn ‘Awf (radhyallaahoe ‘anhoe) aan Sa’d ibn ar-Rabie’a (radhyallaahoe ‘anhoe) als broeders. Laten we eens naar de nobele metgezel Anas ibn Maalik (radhyallaahoe ‘anhoe) luisteren: “Sa’d zei tegen ‘Abdoer-Rah’maan: ‘O broeder! Ik ben de rijkste van al-Medienah. Neem de helft van mijn fortuin. En ik heb twee vrouwen. Kies welke jij beter vindt, dan zal ik van haar scheiden zodat jij haar kunt huwen.’ ‘Abdoer-Rah’maan (radhyallaahoe ‘anhoe) antwoordde hierop: ‘Moge Allah jouw familie en jouw geld zegenen. Wijs mij de weg naar de markt.’ Hij ging naar de markt, kocht en verkocht, en verkreeg winst.”
Dit is hoe hij zijn leven in al-Medienah leidde, of het nu tijdens of na het leven van de profeet (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) was. Hij was altijd bezig met of de verplichtingen van de Islaam, of met het succesvol drijven van zijn handel. Hij was zo succesvol dat als hij een steen zou optillen, hij daar goud of zilver onder zou vinden. Hij had zijn succes te danken aan zijn oprechte trouw aan zijn geloof. Hij bleef ver weg van datgene wat h’araam (verboden) was of twijfelachtig (#2).
<<<(#2) De boodschapper van Allah (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) heeft gezegd (Nederlandstalige interpretatie): “Zowel toegestane als verboden dingen zijn duidelijk, maar wat er tussen is zijn twijfelachtige dingen en de meeste mensen hebben er geen kennis van. Dus al wie zichzelf redt van deze twijfelachtige dingen, redt zijn religie en zijn eer. En al wie toegeeft aan deze twijfelachtige dingen is als een herder die (zijn dieren) laat grazen dichtbij de h’ima (privé weidegrond) van iemand anders en loopt op elk moment het risico om er binnen te gaan. (O mensen!) Pas op! Elke koning heeft een h’ima en de h’ima van Allah op aarde zijn Zijn verboden dingen. Pas op! Er is een stuk vlees in het lichaam dat als het goed is, dan wordt het hele lichaam goed; maar als het bedorven raakt, dan raakt het hele lichaam bedorven, en dat is het hart.” (Sah’ieh’ al-Boekhaarie, h’adieth 1.49, verhaald door an-Noe’maan ibnoe Bashir.)>>>
Op een dag hoorde hij de boodschapper van Allah (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) tegen hem zeggen (Nederlandstalige interpretatie): “O Ibn ‘Awf! Jij bent een rijke man en zult kruipend naar het Paradijs gaan. Dus leen aan Allah zodat jouw voeten bevrijd worden.” Vanaf het moment dat hij het advies van de profeet (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) hoorde, begon hij aan Allah te lenen (#3). Vervolgens vermeerderde Allah Ta’aalaa (Verheven is Hij) ‘Abdoer-Rah’maan ibn ‘Awf (radhyallaahoe ‘anhoe) in rijkdom.
<<<(#3) Door uit te geven omwille van Hem. Geven van liefdadigheid omwille van Allah Soebh’aanahoe wa Ta’aalaa (Glorieus en Verheven is Hij) wordt vaak metaforisch omschreven als geven of lenen aan Allah ‘Azza wa Djel (de Almachtige en Majesteitelijke). (A. Yusuf Ali Quran Commentary, de herziene versie.)>>>
Op een dag verkocht hij een stuk land voor 40.000 dinars en hij verdeelde alles onder de mensen van de Zoehrah stam, de moeders van de gelovigen en de arme moslims. De volgende dag gaf hij het islamitische leger 500 paarden en op de derde dag 1500 kamelen.
Toen ‘Abdoer-Rah’maan (radhyallaahoe ‘anhoe) op het punt stond om naar zijn Heer te gaan, gaf hij 5000 dinars uit op de weg van Allah de Meest Barmhatige en gaf hij elke persoon die getuige was van de veldslag van Bedr 500 dinar. Zelfs ‘Oethmaan ibn ‘Affaan (radhyallaahoe ‘anhoe) nam zijn deel in ontvangst en zei: “Het geld van ‘Abdoer-Rah’maan is h’alaal (d.w.z. op een toegestane manier verkregen) en puur. Haar voedsel geeft gezondheid en zegeningen.”
Ibn ‘Awf (radhyallaahoe ‘anhoe) was een meester van zijn geld en niet haar slaaf. Het bewijs hiervoor was dat hij geen enkel probleem had met het verzamelen van geld. Hij was gewend om zeer gemakkelijk geld bij elkaar ter verzamelen. Bovendien was hij niet de enige die van zijn rijkdom genoot, maar ook zijn familie, broeders en zijn gemeenschap (oemmah). Hij was zo gul en gastvrij dat hij gewend was om te zeggen: “De mensen van al-Medienah zijn de partners in de rijkdom van ‘Abdoer-Rah’maan ibn ‘Awf.” Hij leende hen een derde deel uit, met een ander derde deel betaalde hij hun schulden en verstevigde zijn familiebanden, en het overige derde deel gaf hij in liefdadigheid weg. (Klik op onderstaande afbeelding om het vergroot weer te geven. Gebruik de afbeelding voor da’wah.)
Op een dag, toen hij aan het vasten was, kreeg hij de iftaar (het voedsel om het vasten te verbreken) voorgeschoteld. Hij had het eten nauwelijks waargenomen of hij verloor zijn honger en begon te huilen en zei: “Toen Moes’ab ibn ‘Oemayr als martelaar viel – en hij was beter dan mij – was hij in zijn kleed omhuld. Als zijn kleed zijn hoofd bedekte, dan kon men zijn benen zien. En als zijn benen waren bedekt, dan kon men zijn hoofd zien. Toen H’amzah als martelaar viel – en hij was beter dan mij – vonden zij niets om hem mee te omhullen behalve zijn kleed. Nu is de wereld voor ons toegenomen en ons is veel gegeven. Ik ben bang dat onze zegeningen te gehaast naar ons toekomen.”
Op een dag waren zijn vrienden in zijn huis bijeen gekomen om samen te eten. Op het moment dat het eten werd geserveerd begon hij uitbundig te huilen. Zij vroegen hem: “Waarom huil jij, O Aboe Moh’ammed?” Hij antwoordde: “De boodschapper van Allah (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) stierf terwijl hij en zijn familie hun honger zelfs met gerstebrood niet konden stillen. Ik kan niet zien dat de laatstgenoemde dagen iets beters hebben laten zien.”
Bovendien bleef hij ondanks die grote rijkdom altijd dezelfde nederige dienaar. Er werd zelfs gezegd: “Als een vreemdeling hem te midden van andere aanbidders zou zien zitten, dan zou men hem niet van de anderen kunnen onderscheiden.”
Het zit in de aard van de mens dat de rijken en vooraanstaanden onder ons de macht hebben, zodat zij altijd hun macht uit kunnen oefenen om hun rijkdommen te beschermen en te vermeerderen, en om hun lusten en egoïsme te bevredigen. Maar als wij ‘Abdoer-Rah’maan ibn ‘Awf (radhyallaahoe ‘anhoe) met zijn grote rijkdommen zouden zien, dan zouden wij een wonderbaarlijke man zien die op dat gebied zichzelf en de menselijke aard overwon. Dit wordt nogmaals bewezen door de volgende gebeurtenis. Toen ‘Oemar ibn al-Khattaab (radhyallaahoe ‘anhoe) stervende was, koos hij zes metgezellen van de boodschapper van Allah (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) om van onder hen de nieuwe khalief te kiezen. Alle vingers wezen op dat moment in de richting van ‘Abdoer-Rah’maan ibn ‘Awf (radhyallaahoe ‘anhoe). Maar hij zei: “Bij Allah, het is beter voor mij om een mes op mijn keel te plaatsen en het te penetreren tot aan de andere kant.”
Dus de zes gekozen metgezellen (radhyallaahoe ‘anhoem) waren amper begonnen met het kiezen van een opvolger, of ‘Abdoer-Rah’maan ibn ‘Awf (radhyallaahoe ‘anhoe) stelde zijn broeders op de hoogte dat hij afzag van het recht om een opvolger te kiezen. Nu was de situatie dat de groep nog maar uit vijf metgezellen bestond. Maar al snel werd hij door zijn vrome houding tot de rechter van deze vijf overgebleven metgezellen (radhyallaahoe ‘anhoem) gekozen. Zij kwamen overeen dat ‘Abdoer-Rah’maan ibn ‘Awf (radhyallaahoe ‘anhoe) de nieuwe khalief zou kiezen. ‘Alie (radhyallaahoe ‘anhoe) zei: “Ik hoorde de boodschapper van Allah (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) jou omschrijven als eerlijk onder de mensen in de hemel en op aarde.” Uiteindelijke koos ‘Abdoer-Rah’maan ibn ‘Awf (radhyallaahoe ‘anhoe) ‘Oethmaan ibn ‘Affaan (radhyallaahoe ‘anhoe) als de nieuwe khalief. De andere metgezellen (radhyallaahoe ‘anhoem) gingen hier allemaal mee akkoord.
‘Abder-Rah’maan (radhyallaahoe ‘anhoe) was pas werkelijk een rijke man in de Islaam. Want heb jij dan niet gezien wat de Islaam hem heeft aangedaan? Hij werd ver verheven boven al zijn rijkdommen en haar verleidingen en had hem omgevormd tot een machtige aanbidder. In het jaar 32 na de hidjrah vertrok zijn ziel naar zijn Schepper. ‘Aa-ieshah, de moeder van de gelovigen (radhyallaahoe ‘anhaa), wilde hem met een speciaal gebaar bedanken door aan de metgezellen voor te stellen om hem vlakbij de graven van de boodschapper van Allah (salallaahoe ‘alayhie wa sellem), Aboe Bakr en ‘Oemar (radhyallaahoe ‘anhoemaa) te begraven. Maar als een nederige moslim was hij te bescheiden om zichzelf op dat niveau te plaatsen. Verder had hij een belofte gemaakt waar hij niet van af kon wijken. Op een dag hadden hij en ‘Oethmaan ibn Madh’oen elkaar beloofd dat als degene na de andere zou sterven, dat hij dan langs de ander begraven zou worden.
Terwijl zijn ziel zich klaarmaakte voor zijn laatste reis, waren zijn ogen ondergedompeld in tranen en zei: “Ik ben bang dat ik door mijn vrienden wordt tegengehouden, omdat ik geld in overvloed had.” Maar al snel werd hij overladen door de kalmte van Allah Ta’aalaa (Verheven is Hij) en een vredige blijdschap bedekte zijn vredige gezicht. Zijn oren luisterden aandachtig alsof er een aangename stem tegen hem aan het praten was. Misschien was hij naar de waarheid van de boodschapper (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) aan het luisteren: “‘Abdoer-Rah’maan ibn ‘Awf zal het Paradijs betreden.” Misschien luisterde hij ook naar de belofte van Allah ‘Azza wa Djel (de Almachtige en Majesteitelijke) in de Qor-aan (Nederlandstalige interpretatie): “Degenen die hun bezittingen uitgeven op de weg van Allah en hun giften vervolgens niet laten volgen door eraan te herinneren of door te kwetsen (#4), voor hen is hun beloning bij hun Heer en zij zullen niet vrezen (aangaande het Hiernamaals), noch zullen zij treuren (in deze wereld).” [Soerat al-Baqarah (2), aayah 262.]
<<<(#4) Dit is wanneer iemand onrecht begaat jegens degene die hij een goede gunst heeft verleend en opschept tegenover hem vanwege hetgeen hij hem gegeven heeft, door bijvoorbeeld te zeggen, uit hoogmoed en opschepperij: “Ik heb jou goed behandeld en ik heb jou van armoede gered,” en dergelijke. (At-Tefsier al-Wasiet lil Qor-aanie l-Kariem van Moh’ammed Sayyid Tantaawie.)>>>
En tot Allah keren wij allemaal terug.
Ga naar Biografieën voor meer biografieën.
(Klik op onderstaande afbeelding om het vergroot weer te geven. Gebruik de afbeelding voor da’wah.)