Belangrijke definities

Kasteel of hondenhok?

Hondenhok“En het (tijdelijke) wereldse leven is slechts spel en vermaak en het Huis van het (eeuwige) Hiernamaals is beter voor degenen die (Allah) vrezen. Begrijpen jullie dan niet!?” [Soerat al-An’aam (6), aayah 32.]

<<<‘Spel en vermaak’ beduidt niet dat dit leven niet serieus is, maar op zichzelf en in verhouding tot het Hiernamaals is het niet belangrijk dus dienen we ons er niet op blind te staren. Aldus is dit leven een voorbereiding voor het Eeuwige Huis waar we naar toe gaan, wat veel belangrijker is dan de kortstondige genietingen die ons mogelijkerwijs verleiden in dit leven.>>>

Goede definities zijn sleutels tot het goed begrijpen van een tekst. Als men de juiste betekenis van bepaalde woorden niet kent, kan de boodschap van een tekst afwijken van wat er feitelijk bedoeld wordt. Het verworven begrip kan dan onvolledig zijn of zelfs onjuist.

Hieronder worden enkele belangrijke sleutelwoorden en concepten op deze site toegelicht, sleutelwoorden en concepten die, als ze verkeerd of onvolledig begrepen worden, wellicht zullen leiden naar een incorrect begrip. Mocht u hier nog vragen over hebben, aarzel dan niet om die te stellen via info@uwkeuze.net of ons contactformulier.

Allah
Heer
Koran
Islam
Universele boodschap
Tawh’ied
Aanbidding
Monotheïsme
Polytheïsme
Moslim
Geloof
Dood en leven

 


Allah

Allah (Arabisch: Allaah) is de eigennaam van de Enige Ware God, de Schepper, Hij Die de verschillende heilige Boeken heeft geopenbaard en de vele profeten heeft gezonden, waaronder Noeh’ (Noah), Ibraahiem (Abraham), Moesaa (Mozes), ‘Iesaa (Jezus) en Moh’ammed (de zegeningen en vrede van Allah zijn met hen allen). In het Aramees, de taal van Jezus, wordt Hij Elah genoemd, in het Hebreeuws Jehovah. Allah heeft veel Namen (of titels) die doorgaans ‘de Schone Namen van Allah’ (al-Asmaa-e oel-H’oesnaa) genoemd worden (zie het artikel De Schone Namen van Allah). Deze Namen halen verschillende aspecten van Allah naar voren en duiden Zijn Verheven Eigenschappen en Rollen aan.

De Islam (Arabisch: Islaam) houdt zich vast aan onbuigzaam monotheïsme. Het onderwijst dat God (Allah) één is en niet deelbaar. In de Koran (Arabisch: Qor-aan) verwijst Allah regelmatig naar Zichzelf met “Wij”. Maar dit betekent niet – op geen enkele manier – dat er meerdere goden zijn of dat God bestaat uit meerdere entiteiten. De verwijzing naar Allah met “Wij” dient begrepen te worden in de Arabische taal als een literaire stijl, een meervoudsvorm gebruikt voor verheerlijking en respect, duidend op voortreffelijkheid, macht en grootsheid (een vorm van pluralis virium of virtutum, of pluralis excellentiae). Shaykh al-Islaam Ibn Taymiyyah schreef in Madjmoe’ al-Fataawaa (5/128): “Een dergelijk gebruik in het Arabisch verwijst naar degene die vooraanstaand is en dienaren heeft die hem gehoorzamen; wanneer deze dienaren iets doen op zijn bevel, zegt hij: ‘Wij deden het,’ zoals een koning kan zeggen: ‘Wij veroverden dit land en wij versloegen dit leger,’ enzovoort.” Dit is te vergelijken met het koninklijke meervoud (pluralis majestatis). In correct Nederlands verwijst de koning van Nederland naar zichzelf als “wij” (“wij hebben besloten”, of: “wij, Willem-Alexander, hebben goedgevonden”). Dus telkens wanneer Allah het meervoud gebruikt om naar Zichzelf te verwijzen, is dit op grond van het respect en de eer die Hij verdient, en i.v.m. het grote aantal van Zijn Namen en Eigenschappen, en door het grote aantal van Zijn troepen en engelen. (Referentie: al-‘Aqiedah at-Tadmoeriyyah van Shaykh al-Islaam Ibn Taymiyyah, blz. 109.)

Het kennen van God – Allah – zorgt ervoor dat een persoon van Hem houdt en Hem vreest en zijn vertrouwen in Hem stelt en zijn daden oprecht voor Hem verricht. Dit is de essentie van het menselijke geluk. Daarentegen zal een gebrek aan kennis over God ervoor zorgen dat men God niet volgens Zijn juiste waarde inschat en Hem dus gemakkelijker ontkent of ongehoorzaam is. God is geen supermens en Hij lijkt ook totaal niet op iets wat wij kennen. We dienen op te passen voor antropomorfisme, de neiging om God voor te stellen volgens ons eigen voorstellingsvermogen, want God is verheven boven het beperkte voorstellingsvermogen van de mens, en Zijn Eigenschappen kunnen niet vergeleken worden met die van Zijn schepping. God is de Schepper van alles wat bestaat en is Zelf niet geschapen. God maakt ook geen onderdeel uit van de schepping en staat volledig los van materie en tijd. Hij bevindt Zich niet op aarde, nog in de hemelen, maar Hij bevindt Zich boven Zijn Troon welke het dak vormt van de schepping. (Zie o.a. de artikelen God in de Islam en Hoe ziet God er uit?)

 


Heer

Telkens wanneer “Heer” gebruikt wordt als verwijzing naar Allah, beduidt dit het Arabische Rabb. Er is geen juiste equivalent voor Rabb in de Nederlandse taal. Het betekent de Ene en de Enige Heer van het gehele universum, zijn Schepper, Eigenaar, Organisator, Voorziener, Meester, Planner, Onderhouder etc. Al deze betekenissen zijn correct voor Allah.

 


Koran

De Koran (Arabisch: al-Qor-aan) is de laatste Openbaring van God. Er zijn vele definities van de Koran, maar zij verschillen alleen in bewoording (niet in betekenis). Er is geen meningsverschil betreffende wat de Koran is, maar louter wat de beste manier is om het te definiëren. Een van de meer geschikte definities luidt als volgt: “De Arabische Spraak (Kalaam) van Allah (de Enige Ware God), welke Hij openbaarde aan Mohammed (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) in bewoording en betekenis, en welke bewaard is gebleven in de masaah’ief (geschriften) en ons bereikt heeft door middel van overleveringen die moetawaatir (#1) zijn, en een uitdaging is voor de mensheid om iets vergelijkbaars voort te brengen.” (Zie Aboe Ammaar Yaasir Qaadhi, Een Introductie tot de Wetenschappen Betreffende de Qor-aan, hoofdstuk 2: “De Qor-aan (Koran)”, paragraaf II: “De definitie van de Qor-aan”.)

<<<(#1) Moetawaatir betekent dat het op een zodanige manier en door zo veel mensen in elke generatie is doorgegeven dat het onmogelijk is dat er een fout is gemaakt of dat zij allemaal overeenkwamen om het te vervalsen. “Al-Qor-aan” kan vertaald worden als “de Recitatie” of “de Lezing”. (Zie artikelen over de Koran.)>>>

 


Islam

Het Arabische woord islaam betekent letterlijk ‘overgave’ of ‘onderwerping’. Islaam als een religie betekent totale en oprechte overgave aan God zodat men kan leven in volledige vrede en rust. Vrede (salaam in het Arabisch en shalom in het Hebreeuws, beide Semitische talen) wordt bereikt door actieve gehoorzaamheid aan de geopenbaarde geboden en verboden van God, want God is as-Salaam (de Bron van Vrede) en al-‘Adl (de Rechtvaardige).

Sommige moslims prefereren dat er niet naar de Islam verwezen wordt met ‘religie’, omdat de Islam geen gesticht geloof is. In het Arabisch wordt er naar de Islam verwezen met dien, “manier van leven”.

De naam Islam (Islaam) is universeel qua betekenis. De Islam is niet vernoemd naar een volk of individu, zoals het Jodendom vernoemd is naar de stam van Juda, het Christendom naar Christus en het Boeddhisme naar Boeddha. Islam is geen naam gekozen door mensen; het is door God bekendgemaakt. De Islam is een wereldlijk geloof, niet van het Oosten of het Westen. De Islam is een complete manier van leven, volledige overgave aan God beduidend.

Degene die zijn of haar wil volledig overgeeft aan God, vrijwillig (in de zin van “niet gedwongen” – het betekent overgave aan God zonder heimelijke motieven of voorbehoud, en met oprechtheid en heel het hart), wordt een moslim (Arabisch: moeslim) genoemd. Het was niet Mohammed maar Adam (vrede zij met hen beide) die als eerste de Islam naar de mensheid bracht. Vervolgens riep elke profeet en boodschapper de mensen op tot een duidelijk begrip van Gods eenheid en geboden. Zij kwamen met leerstellingen die relevant waren voor die tijd (maar de basis was altijd hetzelfde: het islamitische monotheïsme), totdat God de laatste profeet – Mohammed – koos om het Laatste Testament te brengen waar naar verwezen wordt met de Qor-aan (Koran).

 


Universele boodschap

“Waarlijk, dit – jullie religie – is één religie (#52) en Ik ben jullie Heer, dus aanbid Mij alleen! En zij (de voorgaande volkeren) splitsten zich onderling op. Eenieder zal tot Ons terugkeren.” (#53) [Soerat al-Anbiyaa-e (21), aayah 92-93.]

(#52) Jullie religie is één religie, d.w.z. dat de geloofsleer (‘aqiedah) altijd hetzelfde is gebleven: alle profeten aanbaden alleen Allah de Verhevene zonder deelgenoten, gelijken of zonen etc. aan hem toe te kennen (zij volgden het zuivere islamitische monotheïsme – al-H’anafieyyah) hoewel de sharaa-ie’ (m.v. van sharie’ah, wetgeving) enigszins kon verschillen. Alle profeten riepen op tot dezelfde geloofsleer, maar na hen corrumpeerden de mensen deze eeuwige waarheid en bedachten en kozen voor andere zaken waar zij van hielden en vermengden het met hun eigen theorieën, bevliegingen en gewoonten, waardoor ontelbare gemeenschappen en religies ontstonden.

(#53) De boodschap van Allah was en blijft altijd één en Zijn boodschappers gingen hier ook zodanig mee om. Het waren de kleingeestige mensen (die alleen keken naar hun eigen begeerten) die verdeeld raakten en zich afsplitsten van de universele boodschap en broederschap, en botsende groepen en sekten werden. (Naar A. Yusuf Ali Quran Commentary, de herziene versie.) Op de Dag der Opstanding zal hetgeen waarover zij van mening verschilden voor iedereen duidelijk worden.

Zie één God, één boodschap!

 


Aanbidding

Aanbidding (Arabisch: ‘ibaadah) is gebaseerd op drie essentiële zuilen die in feite de drijfveer zijn voor alle handelingen van aanbidding. Deze drie zuilen zijn: liefde, angst en hoop. Een persoon aanbidt Allah dus uit liefde voor Allah wegens Zijn zegeningen en de vrees voor Zijn bestraffing en een oprechte hoop op Zijn beloning (angst weerhoudt iemand ervan om zonden te begaan en hoop laat iemand meer goede daden verrichten). Indien aan één van deze drie voorwaarden niet wordt voldaan, dan is de juiste geest van de aanbidding niet aanwezig.

Vergelijk het met kinderen en hun ouders. De basis van de relatie tussen een kind en zijn ouders is liefde. Maar als zijn ouders hem boos aankijken en dreigen met straf omdat hij iets doet wat niet hoort, dan stopt hij uit angst voor straf.

Taqwaa (godsvrees) is het enige anker dat het menselijke morele systeem stevig maakt en bijeenhoudt. Allah vrezen betekent het leiden van een rechtschapen leven en het kwaad mijden. Allah is niet hardvochtig en wreed, en koestert geen vijandigheid jegens Zijn schepselen. Hij verlangt er niet naar om hen te bestraffen in de zin dat Hij plezier beleeft aan hun kwelling. In feite bestraft Hij hen alleen maar als zij alle perken te buiten gaan. En zelfs dat doet Hij voor het welzijn van de mensheid in het algemeen. Dus als iemand spijt heeft van zijn/haar daden en er berouw voor toont, zal hij/zij Hem Vergevensgezind vinden, want Hij houdt heel veel van Zijn schepping. (Zie o.a. het artikel De liefde van Allah.)

Geloven in Allah, al-Baatin (de Ongeziene, de Onwaarneembare), is de opvallende eigenschap van een ware gelovige. Allah de Verhevene prijst in meerdere verzen degenen die geloven in het onzichtbare (Nederlandstalige interpretatie): “Waarlijk, jij (O Moh’ammed) kunt slechts waarschuwen degenen die hun Heer ongezien vrezen…” [Soerat Faatir (35), aayah 18.]

Sayyid Aboel ‘Alaa Mawdoedie zei over deze aayah in zijn Tefhiem al-Qor-aan:  “Hoewel zij Allah de Verhevene niet kunnen zien in deze wereld, want Hij is buiten het menselijke waarnemingsvermogen, zijn zij toch overtuigd van Zijn Aanwezigheid. Het kan ook geïnterpreteerd worden als: die hun Heer vrezen terwijl niemand hen ziet. Dit is de werkelijke basis voor moraal. Er zijn verschillende redenen waarom iemand iets slechts nalaat. (1) Zijn persoonlijke mening, maar die kan onjuist zijn. Hij kan iets goeds beschouwen als iets slechts en vice versa wegens enige persoonlijke filosofie. (2) De wereldlijke (of gemeenschappelijke) normen en waarden van goed en slecht, maar die veranderen van tijd tot tijd. Geen enkele wereldse, alomvattende standaard van de morele filosofieën zijn bestand gebleken tegen ‘de tand des tijds’. (3) De angst voor werelds verlies biedt ook geen stabiel fundament voor moraal. Want als de angst om iets te verliezen afwezig is, kan men toch toegeven aan het kwaad. (4) De bestraffing van een wereldse macht is ook maar een zeer broze basis voor moraal en iets dat een man niet tot een gentleman kan maken. Iedereen weet dat geen enkele wereldse macht kenner is van zowel het zichtbare als het onzichtbare. Daarnaast zijn er vele middelen om aan de bestraffing van een wereldse macht te ontkomen, en de wetten gemaakt door een wereldse macht omvatten niet alle slechtheden. (Of men ziet een eventuele bestraffing als een investering: beroof een bank, zit een paar jaar in de gevangenis en leef vervolgens als een koning.) Dit is waarom de religie der waarheid het bouwwerk van moraal bouwt op het fundament dat men iets slechts nalaat door angst (en liefde) voor de ongeziene God Die de mens ziet onder alle omstandigheden, aan Wiens Blik geen mens kan ontsnappen en Die de mens een alomvattend, universeel en eeuwig Criterium van goed en slecht heeft gegeven (waarvan wij de wijsheid daarachter soms begrijpen en soms niet).” (Einde citaat.)

Tawh’ied

At-Tawh’ied wordt regelmatig vertaald als ‘de Eenheid van Allah’, en vervolgens wordt Tawh’ied ar-Roeboebiyyah vertaald als ‘de Eenheid van Allah in de Heerschappij’, Tawh’ied al-Oeloehiyyah als ‘de Eenheid van Allah in Goddelijkheid’ en Tawh’ied al-Asmaa-e wasSifaat als ‘de Eenheid van Allah in de Namen en Eigenschappen’.

Deze vertalingen omvatten echter slechts een deel van de betekenis, en zijn derhalve onvolledig en foutief. En wel om het volgende:

1.) At-Tawh’ied [التَّوْحِيدُ] is de masdar (het zogenoemde infinitief, oftewel het naamwoord dat duidt op het werkwoord) van het werkwoord wah’h’ada [وَحَّدَ], wat betekent: tot één maken, verenigen, uitzonderen. At-Tawh’ied (het tot één maken) komt dus van wah’h’ada (tot één maken). At-Tawh’ied is dus hetgeen wat iemand doet “bij” iets of iemand anders. Oftewel: het is een daad van iemand.

Al-Fayroezaabaadiyy (gest. 817 H.) zei in het bekende woordenboek al-Qaamoes al-Moeh’iet (ar-Risaalah Naashiroen, 1433 H., 3de druk, p. 324):

وَوَحَّدَهُ تَوْحِيدًا: جَعَلَهُ وَاحِدًا

“En wah’h’adahoe tawh’iedan betekent: hij maakte het tot één.”

In het Woordenboek Arabisch-Nederlands (Bulaaq, Amsterdam, 2de herziene druk, 2003 n.C., p. 966) staat:

  1. وَحَّدَ (wah’h’ada)
  2. 1: [جَمَّعَ] verenigen (ov.; h.), integreren (ov.; h.), samentrekken (ov.; trok samen, h. samengetrokken); وَحَّدَ الْجُهُودَ de krachten bundelen; وَحَّدَ بَلَدًا een land verenigen/een land één maken;
  3. 2: [rel.] in de eenheid van God geloven, monotheïst zijn.

En tevens (p. 967):

  1. تَوْحِيدٌ (tawh’ied)

(…)

  1. 2: [مَصْدَر] vereniging (v.; –en), samenbundeling (v.; –en); (…)
  2. 3: [rel.] monotheïsme (o.; –), het geloof in de eenheid van God.

At-Tawh’ied draagt dus de betekenis van het één maken van iets, het uitzonderen van iets, het geloven in de eenheid van iets of iemand, het verenigen van iets of iemand of een groep mensen, enzovoorts.

Oftewel: tawh’ied is dus niet ‘eenheid’ op zich, maar het is de toeschrijving van iets of iemand aan ‘eenheid’. In de wettelijke definitie van at-tawh’ied, waarbij het draait om de Tawh’ied van Allah, is de betekenis dan ook: het toeschrijven van Allah aan Eenheid.

En hierom is het ook correct om te spreken van een moewah’h’id. Moewah’h’id is de zogenoemde ism faa-il (het naamwoord van de pleger), oftewel de pleger van wah’h’ada / at-tawh’ied, dus: hij is de pleger van de toeschrijving van Allah aan Eenheid, oftewel: hij is degene die Allah toeschrijft aan Eenheid.

Wanneer at-tawh’ied vertaald wordt als ‘de Eenheid van Allah’, dan zou de moewah’h’id de pleger van ‘de Eenheid van Allah’ zijn, en dit klopt natuurlijk niet.

2.) Vervolgens: al-wah’daaniyyah [الْوَحْدَانِيةُ]. Dit is een Eigenschap van Allah, wat wél ‘Eenheid’ betekent, en het komt van al-wah’dah. Al-wah’dah is, in tegenstelling tot at-tawh’ied, niet afkomstig van wah’h’ada, maar van wah’ada [وَحَدَ] (zonder shaddah op de h’), wat betekent: één zijn, uniek zijn, afgezonderd zijn, enzovoorts.

Ibn Faaris (gest. 395 H.) zei in het bekende woordenboek Maqaayies al-Loeghah (Daar al-H’adieth, 1429 H., p. 948–949):

وحد: الواو والحاء والدال: أصل واحد يدل على الانفراد. ومن ذلك الوحدة

Hij zei: “[وحد] De waaw, de h’aa-e en de del, vormen één wortel, die duidt op al-infiraad. En daarvan komt al-wah’dah.”

En al-infiraad betekent: uniekheid/uniciteit, eenzaamheid, afgezonderdheid, enzovoorts. En al-wah’dah betekent: eenheid, uniformiteit. En al-wah’daaniyyah is afkomstig van deze al-wah’dah, en al-wah’daaniyyah betekent dan ook: het een zijn, eenheid.

In het Woordenboek Arabisch-Nederlands (Bulaaq, Amsterdam, 2de herziene druk, 2003 n.C., p. 966) staat:

ww, وَحَدَ (wah’ada) |i. حِدَة، وَحْدَة، وَحِدَة، وَحْد| alleen zijn, uniek zijn.

(…)

  1. وَحْدَانِيَّة (wah’daaniyyah): het een/enig zijn; وَحْدَانِيَّة اللهِ (wah’daaniyyatoe l-Laah) de eenheid van God.

Conclusie:

i.) De Wah’daaniyyah van Allah is de Eenheid van Allah, en dit is een Eigenschap van Hem: Hij is Een in Zijn Wezen, Een in het Recht op Aanbidding, Een in Zijn Namen en Eigenschappen en Een in Zijn Daden.

ii.) De tawh’ied van Allah is de toeschrijving van Allah aan Eenheid, en dit is een daad van de dienaar, namelijk van de moewah’h’id, die Allah toeschrijft aan Eenheid in alles wat specifiek, exclusief en uniek voor Hem alleen is:

a.) Door Hem alleen te aanbidden en de aanbidding van alles buiten Hem te verwerpen en te geloven dat Hij geen deelgenoten heeft in het Recht op Aanbidding;

En dit is Tawh’ied al-‘Ibaadah, het toeschrijven (van Allah) aan Eenheid inzake Aanbidding. Het wordt tevens Tawh’ied al-Oeloehiyyah genoemd: het toeschrijven (van Allah) aan Eenheid inzake Goddelijkheid. Een gedetailleerdere vertaling zou zijn: het toeschrijven van Allah inzake het zijn van een aanbedene.

b.) Door te geloven dat Zijn Daden – zoals het Scheppen, het Voorzien, het Besturen en Regelen van de schepselen, het geven van leven, het brengen van de dood, enzovoorts – enkel en alleen aan Hem toe behoren en dat Hij daarin geen deelgenoten heeft;

En dit is Tawh’ied ar-Roeboebiyyah: het toeschrijven (van Allah) aan Eenheid inzake de Heerschappij

c.) Door te geloven dat Zijn Namen en Eigenschappen enkel en alleen aan Hem toebehoren en specifiek Zijn voor Hem, en dat Hij er geen deelgenoten in heeft.

En dit is Tawh’ied al-Asmaa-e wasSifaat: het toeschrijven (van Allah) aan Eenheid inzake de Namen en Eigenschappen.

De juiste vertaling van at-tawh’ied

De juiste vertaling van at-tawh’ied is dan ook: het toeschrijven (van Allah) aan Eenheid. En omdat het zo is dat het toeschrijven aan Eenheid in feite gelijk staat aan ‘het uitzonderen’, is de meest duidelijke vertaling die eraan gegeven kan worden: het uitzonderen (van Allah). Hierdoor krijgen we:

– het uitzonderen van Allah in de Aanbidding (Tawh’ied al-‘Ibaadah);

– het uitzonderen van Allah in de Heerschappij (Tawh’ied ar-Roeboebiyyah);

– en het uitzonderen van Allah in de Namen en Eigenschappen (Tawh’ied al-Asmaa-e wasSifaat).

Wie at-tawh’ied echter vertaalt als ‘de Eenheid van Allah’, die heeft in feite slechts het woord al-wah’daaniyyah vertaald, en die heeft daarmee een Eigenschap van Allah verward met de daad van de dienaar.

Wallaahoe a’lam (En Allah weet het best).

 


Monotheïsme

Het concept van monotheïsme [in het Arabisch bekend als tawh’ied – het toeschrijven (van Allah) aan Eenheid] is het allerbelangrijkste concept in de Islam. Monotheïsme wijst naar de eerste van de Tien Geboden, en in de Islam is alles gebouwd op de eenheid van God. De Islam roept de mensheid weg van shirk (afgoderij, polytheïsme) – het aanbidden van enig deel van de schepping, en roept op tot het aanbidden van de Ene, Enige en Ware God. Geen enkel deel van aanbidding of toewijding heeft enige waarde of betekenis als het concept van monotheïsme op enige manier geschonden wordt. Om de bespreking van het concept monotheïsme gemakkelijk te maken, kunnen we het vanuit de volgende drie perspectieven bekijken:

– Het uitzonderen van Allah in de Heerschappij (Almachtigheid).

– Het toewijden van alle aanbidding aan alleen de Ene en Enige Ware God.

– De uniekheid en eenheid van God betreffende Zijn Namen en Eigenschappen.

Deze uitsplitsing is op geen enkele manier de enige weg om het onderwerp dat God één en uniek is te benaderen, maar het vergemakkelijkt de analyse en bespreking van het onderwerp. Monotheïsme is de sleutel tot het begrijpen van de Islam en het bestuderen van dit concept wordt zeer aangeraden. (Zie de rubriek Monotheïsme.)

 


Polytheïsme

Een afgod hoeft niet per se een schepsel (mens, dier etc.) te zijn dat naast de Enige Ware God aanbeden wordt, of een beeld gemaakt van steen of hout. Een afgod kan ook in de vorm zijn van een bepaalde waarde, een concept of principe. Door de eigen wil – gebaseerd op begeerten en bevliegingen – te prefereren boven de Wil van Allah, neemt hij zijn eigen wil als een god. Alles wat hij bewondert en als goed ziet volgens zijn eigen begeerten, wordt zijn religie en zijn weg (manier van leven) i.p.v. de weg van Allah. Sayyid Qoetb schreef in zijn tefsier Fie Dhzilalie l-Qor-aan: “Zo wordt er ook overdreven aandacht geschonken aan materialistische waarden en deze worden de voornaamste zorg van de mensen en worden koste wat het kost in stand gehouden. Aldus worden mensen niet meer dan machines, terwijl spirituele en morele waarden verloren raken en met voeten worden getreden. Maar dit geschiedt niet toevalligerwijs! Het geschiedt allemaal volgens een geniepig plan (van satan) die de oude afgoden tracht te vervangen met nieuwe en deze behandelt als de oppermachten die aan het roer zitten van alle waarden en normen. Wanneer materialisme dus transformeert in een afgod waar de mensen eerbied aan bewijzen (hun hele leven wordt hierdoor bepaald, alles wordt gemeten in geld), zullen alle waarden en overwegingen – inclusief moraliteit, familie, eer, vrijheid en veiligheid – opgeofferd worden voor diens belang.”

Allah de Verhevene zegt (Nederlandstalige interpretatie): “Heb jij (O Mohammed) degene gezien die zijn begeerte als god nam?…” [Soerat al-Foerqaan (25), aayah 43.]

 


Moslim

De naam moslim (Arabisch: moeslim) wordt vaak gegeven aan alleen diegenen die geloven in de Islaam en de profeet Mohammed (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem), maar in feite is dit niet juist. Dit wordt duidelijk als we kijken naar de betekenis van moslim. Een moslim is iemand die zich overgeeft aan God, aan Allah. Dus alle volgelingen van de waarheid, zoals die door verschillende profeten en boodschappers is verkondigd, zijn moslims. Dus de profeet ‘Iesaa (Jezus – vrede zij met hem) en zijn ware volgelingen zijn moslims, de profeet Moesaa (Mozes – vrede zij met hem) en zijn ware volgelingen zijn moslims etc., en de religie/boodschap waar de profeten en boodschappers mee kwamen was altijd Islaam (overgave aan God). Alle profeten riepen de mensen op tot tawhied (de eenheid van God) en verwierpen shirk (polytheïsme, afgoderij). Bijvoorbeeld de naam jood (Jodendom) en christen (Christendom) zijn later onterecht door mensen (vaak door de ongelovigen en tegenstanders van de ware gelovigen) ingevoerd, en nu hebben zij ook onjuist de naam Mohammedaan (Mohammedanisme) voor moslims geïntroduceerd.

 


Geloof

Allah de Verhevene zegt (Nederlandstalige interpretatie): “O degenen die geloven! Plaats jezelf niet (met jullie beslissingen) voor Allah en Zijn boodschapper (Moh’ammed) en vrees Allah. Waarlijk, Allah is Alhorend, Alwetend.” [Soerat al-H’oedjoeraat (49), aayah 1.]

Dit is de meest belangrijke en fundamentele eis van geloof (imaan). Degene die Allah als zijn Heer beschouwt, Allahs boodschapper als zijn gids en leider accepteert en oprecht is in zijn geloof, kan nooit de attitude hebben dat hij zijn eigen mening en standpunt de voorkeur geeft boven de beslissing van Allah en Zijn boodschapper. Noch kan hij een onafhankelijke opinie over kwesties vormen en zijn eigen oordelen vellen – zowel qua individuele als gemeenschappelijke kwesties – zonder zich te bekommeren of Allah en Zijn boodschapper leiding hebben gegeven in die kwesties of niet, en als zij leiding gegeven hebben, wat dit dan inhoudt. (Tefhiem al-Qor-aan, Sayyid Aboe al-A’laa Mawdoedie.) ‘Geloof’ heeft zes pilaren: geloven in Allah, de engelen, de Boeken, de profeten, de Laatste Dag en het lot. ‘Geloof’ jegens deze zaken is een bevestiging met het hart, handelingen met de lichaamsdelen en uitspraak met de tong. (Zie het artikel De 6 pilaren van geloof.)

 


Dood en leven

‘Dood’ en ‘leven’ zijn geschapen. De dood is dus niet louter een negatieve toestand. De dood beduidt (1) de toestand (van de ziel) voordat zijn leven (op aarde) begon, wat op de een of andere manier bestaand of niet bestaand is, (2) de toestand waarbij leven zoals wij dat kennen (waarnemen) stopt, maar het bestaan (van de ziel) niet eindigt; we gaan dan over naar al-barzakh, de periode in het graf, een tussenperiode tussen het wereldse leven en de Dag der Opstanding, waarna er een compleet nieuw leven zal zijn onder de term eeuwigheid. (Zie het artikel De ziel, maak kennis met je ware zelf.)

 

Meld je aan voor onze nieuwsbrief

Meld je aan voor onze nieuwsbrief

Salamualeykum! Meld je aan voor onze nieuwsbrief om op de hoogte te blijven van de laatste updates.

DJazaak Allahu ghairan