Een handig hulpmiddel.
De Arabische taal is de taal waarin de Qor-aan geopenbaard is en een taal die moslims eigenlijk dienen te leren, zodat ze hun religie kunnen bestuderen vanuit de taal waarin het geopenbaard is. Lees de artikelen De Arabische taal en Religie heeft een taal. Maar tot de tijd dat we het Arabisch goed beheersen, is een lijst met veel gebruikte Arabische woorden wel gemakkelijk. We hopen dat de volgende woordenlijst van nut zal zijn voor diegenen die af en toe moeite hebben bij het lezen van een tekst, omdat zij bepaalde woorden niet begrijpen. (Zie ook Belangrijke definities.)
Het is een goede gewoonte om uit respect bepaalde woorden te zeggen na het noemen van Allah de Verhevene, Zijn boodschapper (salallaahoe ‘alayhie wa sallam) en diens metgezellen (radhyallaahoe ‘anhoem), profeten en engelen (vrede zij met hen allen). Hier volgt een overzicht van enkele van hen:
عز وجل |
‘Azza wa Djel | de Almachtige en Majesteitelijke | Dit wordt gezegd om Allah te prijzen. |
سبحانه و تعالى |
Soebh’aanahoe wa Ta’aalaa | Glorieus en Verheven is Hij | Dit wordt gezegd om Allah te prijzen. |
صلى الله عليه وسلم |
sallallaahoe ‘alayhie wa-sallam | Allahs zegeningen en vrede zijn met hem | Dit wordt gezegd na het noemen van de profeet Moh’ammed. |
ﻋﻟﻴﻪ السلام |
‘alayhie as-salaam | vrede zij met hem | Dit wordt gezegd na het noemen van een profeet of een engel. |
رضي الله عنه |
radhyallaahoe ‘anhoe | moge Allah tevreden met hem zijn | Dit wordt gezegd na het noemen van een sah’aabi (metgezel van de profeet). |
رضي الله عنهم |
radhyallaahoe ‘anhoem | moge Allah tevreden met hen zijn (meer dan 2 personen) | Dit wordt gezegd na het noemen van meer dan 2 metgezellen. |
رضي الله عنهما |
radhyallaahoe ‘anhoemaa | moge Allah tevreden met hen zijn (2 personen) | Dit wordt gezegd na het noemen van 2 metgezellen. |
رضي الله عنها |
radhyallaahoe ‘anhaa | moge Allah tevreden met haar zijn | Dit wordt gezegd na het noemen van een sah’aabiyyah (metgezellin van de profeet.) |
Het is best lastig om Arabische woorden in het Nederlands te spellen omdat niet elke Arabische letter een juist equivalent heeft. Er zijn dan ook verschillende manieren om Arabische woorden om te spellen. Zie onze Transcriptie Tabel voor onze manier om Arabische woorden te spellen.
Arabische woordenlijst:
A – B – D – F – G – H – I – K – L – M – N – O – Q – R – S – T – W – Y – Z
A
‘Aad: een oude stam die leefde na de profeet Noeh’ (Noah) (vrede zij met hem). Het was welvarend, maar onfatsoenlijk en ongehoorzaam tegenover Allah de Verhevene, dus vernietigde Allah het met een gewelddadige westerse wind.
‘Aa-in: iemand die een boos oog op iemand werpt, iemand die jaloers is en een ander een bepaalde gunst niet gunt. (Zie het artikel Jaloezie en het boze oog.)
‘Aalim: een geleerde, iemand die beschikt over kennis (‘ilm), meervoud is ‘oelamaa-e.
Aamien: amen – moge Allah het van ons accepteren; O Allah, accepteer onze doe’aa-e (smeekbede).
Aayah (meervoudsvorm – aayaat): aayah betekent een teken en het duidt op iets belangrijks. In de Qor-aan wordt het woord gebruikt met vier verschillende betekenissen: (1) teken of indicatie, (2) de fenomenen van het universum, (3) wonderen verricht door de profeten, (4) individuele eenheden (d.w.z.verzen) van de Qor-aan.
Abbasiden: een islamitische dynastie die van 750 n.C. tot 1258 n.C. vanuit hun hoofdstad Bagdad het islamitische Rijk regeerde. Het khalifaat (of kalifaat) van de Abbasiden, zoals het rijk ook wel wordt genoemd, kwam na het khalifaatschap van de Omajjaden. De opkomst van het Abbasidenrijk begon met een opstand tegen de Omajjaden in de streek Khorasan, in het oosten van het huidige Iran (Perzië).
‘Abd: dienaar of aanbidder van… ‘Abdoellaah: dienaar/aanbidder van Allaah. ‘Abdoer-Rah’maan: dienaar van aanbidder van ar-Rah’maan (een andere Naam van Allah). Etc. (Zie het artikel De Schone Namen van Allah.)
Aboe (Abie, Aba): vader van…; dit wordt gebruikt als middel voor identificatie. In het Arabisch wordt dit koenyaa genoemd, een soort bijnaam, en wordt meestal gevolgd door de naam van het eerste kind. Zie ook koenyaa.
Aboel-Qaasim: vader van Qaasim, dit was de koenyaa van de profeet Moh’ammed (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) i.v.m. met zijn zoon Qaasim (moge Allah tevreden zijn met hem), geboren uit zijn eerste vrouw Khadiedjah (moge Allah tevreden zijn met hem).
Adaab: manieren, gedrag.
Ad’ieyah: smeekbeden (enkelvoud: doe’aa-e).
Adzaan: oproep tot as-salaah (het gebed) wat hoorbaar uitgesproken wordt om aan te geven dat de tijd van het gebed aangebroken is. De adzaan gaat als volgt: Allaahoe Akbar (Allah is de Grootste), Allaahoe Akbar; Allaahoe Akbar, Allaahoe Akbar; ash-hadoe an laa ilaaha ill-Allaah [ik getuig dat er geen god is (die het recht heeft om aanbeden te worden) behalve Allah], ash-hadoe an laa ilaaha ill-Allaah; ash-hadoe anna Moeh’ammedan Rasoel-oellah (ik getuig dat Moh’ammed de boodschapper is van Allah), ash-hadoe anna Moeh’ammedan Rasoel-oellah; h’ayya ‘ala s-salaah (kom tot het gebed), h’ayya ‘ala s-salaah; h’ayya ‘alal-falaah’ (kom tot het succes), h’ayya ‘alal-falaah’; Allaahoe Akbar, Allaahoe Akbar; laa ilaaha ill-Allaah. (Zie Sah’ieh’ al-Boekhaarie , Vol. 1, blz. 334.) (Zie het artikel De adzaan: een verbazingwekkende ontdekking.)
Adzkaar: (meervoudsvorm van dzikr) het gedenken van Allah de Verhevene.
Adjzaa-e: (meervoud van djoez-e) een dertigste deel van de Qor-aan.
Ah’aadieth: meervoudsvorm van h’adieth – overlevering. (Zie o.a. Introductie tot de ah’aadieth (overleveringen) en Inleiding tot de wetenschap betreffende h’adieth.)
Ah’kaam: “verordeningen/wetsoordelen” volgens de islamitische wet: er zijn 5 soorten wetsoordelen:
1. verplicht (waadjib of fardh)
2. aanbevelenswaardig – niet verplicht (moestah’ab, soennah, naafilah of mendoeb)
3. verboden (h’araam)
4. afkeurenswaardig – niet verboden (makroeh)
5. algemeen toegestaan (h’alaal of moebaah’)
Ahl al-Dzimmah (dzimmies): letterlijk vertaalt als ‘Mensen van Bescherming’. De niet-moslim onderdanen van een islamitische staat die gegarandeerd zijn van bescherming van hun levens, eigendommen en praktiseren van hun religie.
Ahl al-Kitaab: letterlijk vertaalt als ‘Mensen van het Boek’. De term verwijst naar de volgelingen van monotheïstische Abrahamitische religies (joden en christenen) die openbaringen (vandaar ‘Boek’) van Allah de Verhevene ontvingen.
Ahloe l-Bayt: de leden van het huishouden van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem).
Ahloe s-Soennah wa l-Djamaa’ah: degenen die de pure Soennah van de boodschapper Moh’ammed (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) volgen en die zich aansluiten bij de gemeenschap van de oprechte moslims die de juiste methodologie hanteren.
Akhlaaq: gedrag.
Ah’zaab: (meervoud van h’iezb) een 60ste deel van de Qor-aan.
A-immah (meervoud van imaam): leider; voorganger in het gebed (as-salaah), leider in kennis of fiqh; leider van een staat.
Akhie: mijn broeder (akh = broeder).
Al-: het Arabische woord voor “de” of “het”. (Afhankelijk van de letter die er na komt, kan het ook geschreven als an-, at-, ad-, as-, ar-, az-, ash-.)
Al-Aakhirah: het (eeuwige) Hiernamaals.
Al-Amaanah: iets wat je in vertrouwen aan iemand geeft om te bewaren, zowel met betrekking tot geld, goederen of informatie. Maar ook de morele verantwoordelijkheid, eerlijkheid en alle verplichtingen die Allah de Verhevene bevolen heeft.
Al-Arba’a: letterlijk betekent dit ‘de vier’, dit is een verwijzing naar de vier samenstellers van ah’aadieth-verzamelingen, namelijk Aboe Daawoed, an-Nasaa-ie, at-Tirmidzie en Ibn Maadjah.
Al-Ardh: de aarde.
Al-Baytoe l-Ma’moer: het “Vaak Bezochte Huis”, het Huis in de hemel dat altijd bewoond is, bedoeld voor de bewoners van de hemel, net zoals de Ka’bah voor de bewoners van de aarde. Elke dag bidden er zeventigduizend engelen en als zij dan weggaan, komen zij er nooit meer terug, maar elke dag arriveert er een andere groep.
Al-Djennah: het Paradijs.
Al-Faatih’ah: de Opening; het eerste hoofdstuk van de Qor-aan.
Al-Firdaws: het middelste en hoogste (beste) deel van het Paradijs.
Al-Foerqaan: de Onderscheider (het criterium) van goed en kwaad, zoals de Qor-aan ook wel genoemd wordt. Het woord foerqaan komt van het woord faraqa, dat ‘scheiden’ betekend; scheiden tussen goed en slecht.
Al-Ghayb: het onwaarneembare, onzichtbare, verborgene, waarvan alleen Allah de Verhevene kennis heeft. Letterlijk betekent het een ding dat niet gezien wordt, maar dit woord omvat meerdere betekenissen, inclusief: geloof in Allah, Zijn engelen, Zijn Boeken, Zijn boodschappers, de Dag der Opstanding en al-qadr (de goddelijke voorbeschikking, het lot). [Zie het artikel De 6 pilaren van imaan.] Het omvat ook wat Allah de Verhevene en Zijn boodschapper (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) verteld hebben over de kennis van zaken in het verleden, tegenwoordige tijd en de toekomst, d.w.z. nieuws over de schepping van de hemelen, de aarde, botanisch en zoölogisch leven, het nieuws over de volkeren van het verleden, de gebeurtenissen in het graf, het Paradijs en de Hel etc.
Al-Ghasaq: een rotte, walgelijke en vreselijke vloeistof uit de Hel, waarvan als er één druppel in de zeeën van de aarde valt, het hele leven op de planeet aarde onmogelijk zal maken.
Al-Ghoerr-oel-Moeh’adjaloen: een naam wat aan de moslims gegeven zal worden op de Dag der Opstanding omdat de delen van hun lichamen, welke zij wasten bij de rituele wassing, dan zullen stralen.
Al-H’amdoelillah: alle lof is voor Allah.
Al-H’amiem: heet water van de Hel.
Al-H’ayaat ad-doenya: het (tijdelijke) wereldse leven (al-h’ayaat: het leven, ad-doenya: de wereld).
Al-H’idjr: dat deel van de Ka’bah zonder dak.
Al-Idjmaa’: unanimiteit/overeenstemming/consensus van de geleerden na de dood van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem), met bewijs vanuit de Qor-aan en de Soennah.
Al-Ih’daad: het rouwen om een overleden echtgenoot.
Al-Israa-e: de nachtelijke reis van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) van Mekkah naar de al-Aqsaa moskee in Jeruzalem vanwaar hij al-mi’raadj (de Hemelvaart) maakte.
Al-Kawthar: een rivier in het Paradijs (zie de Qor-aan, soerah 108). Deze rivier is de bron van de vier rivieren in al-Djannah (het Paradijs) en het voedt de h’awdh (poel) van de gezegende profeet Moh’ammed (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem). De h’awdh is een geschenk van Allah de Verhevene aan de profeet Moh’ammed (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) en het dient om de dorst van de ware gelovigen te lessen op de Dag der Opstanding.
Al-Khaashi’oen: de ootmoedigen, de ware gelovigen, degenen die Allah de Verhevene gehoorzamen met volle overgave, Zijn Bestraffing vrezend en zij geloven in Zijn Belofte en in Zijn Waarschuwingen.
Al-Khamsah: letterlijk betekent dit ‘de vijf’, dit is een verwijzing naar de vijf samenstellers van ah’aadieth-verzamelingen, namelijk Aboe Daawoed, an-Nasaa-ie, at-Tirmidzie, Ibn Maadjah en Ah’mad.
Al-khoelafaa-e ar-raashidoen: de rechtgeleiden khaliefen – Aboe Bakr, ‘Oemar, ‘Oethmaan en ‘Aliy (moge Allah tevreden zijn met hen).
Allaahoe Akbar: Allah is het grootst.
Allaah yasfiek of Allaahoe shafiek: moge Allah jou genezen
Al-La’nah: het totale verlies van de Genade van Allah de Almachtige.
Al-Lawh’oe l-Mah’foedhz: het bewaarde/beschermde Boek in de zevende hemel. De Qor-aan werd als eerste in zijn volledigheid geschreven in al-Lawh’oe l-Mah’foedhz voordat het neergezonden werd naar de Baytoel ‘Izza in de eerste hemel.
Allaah (Allah): Allah is de naam van de Enige God en uit deze naam komen al Zijn andere namen. (Zie het artikel De 99 Namen van Allah.)
Allaahoemma: O Allah… – dit wordt gezegd vóór een smeekbede.
Allaahoemma Amien: O Allah, aanvaard het van ons – dit wordt gezegd na een smeekbede.
Allaahoema baarak: moge Allah jou/het zegenen
Allaah yarh’amoe / yarh’amha / yarh’amna: moge Allah hem / haar / ons genadig zijn.
Al-Medienah: de stad die oorspronkelijk Yathrib heette, werd na de komst van de profeet Moh’ammed (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) Medinet an-Nabiyy, stad der profeet, genoemd, kortweg al-Medienah.
Al-Maghaazie: (meervoud van maghzah) d.w.z. een “heilige” oorlog (zie het artikel Jihad in de Islam); of de plaats waar de veldslag plaatsvond; of de daden en deugdzaamheden van ghaazie (strijders voor Allahs Zaak).
Al-Mannaan: iemand die zijn goede daden veelvuldig opnoemt bij aanwezigheid van mensen.
Al-Maqaam-al-Mah’moed: de hoogste plaats in het Paradijs, welke gegeven zal worden aan de profeet Moh’ammed (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) en aan niemand anders. (Zie h’adieth nr . 242, Vol. 6, Sah’ieh’ al-Boekhaarie.)
Al-Mi’raadj: de hemelreis, hemelvaart.
Al-Moeta’wwiloen: degenen die verkeerde meningen van koefr (ongeloof) vormen over hun moslimbroeders.
Al-Qasaamah: de eed die wordt afgelegd door 50 personen van een stam van een persoon die wordt beschuldigd dat hij iemand gedood heeft.
Al-Qaswaa-e: de naam van de vrouwelijke kameel van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem).
Al-Walaa-e wa al-Baraa-e: loyaliteit aan de wetgeving van Allah de Verhevene en verwerping/distantiëring van datgene wat tegenstrijdig is aan de wetgeving van Allah de Meest Verhevene. Vereniging en afstand: d.w.z. bondgenootschap met de gelovigen die Allah de Verhevene en Zijn boodschapper (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) gehoorzaam zijn, en vijandschap jegens en afstand nemen van de ongelovigen.
Al-Waasil: degene die goede relaties onderhoud met vrienden en verwanten.
Amma Ba’d: een uitdrukking gebruikt voor het scheiden van een introductie en de hoofdonderwerpen in een toespraak. De introductie wordt gewoonlijk gewijd aan het prijzen en verheerlijken van Allah de Verhevene. Letterlijk betekent het “alles wat er na komt”. Het wordt meestal vertaald als ‘voorts’.
Amier: leider.
Amieroel moe-eminien: leider der gelovigen, de titel van de leider van het islamitische rijk na het overlijden van de profeet Moh’ammed (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem).
An-Naar: het Vuur (de Hel).
An-Nabiyy: de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem). Nabiyy betekent profeet, maar met an- (de) ervoor, verwijst het naar de profeet Moh’ammed (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem).
An-Nadjsh: een list door een zeer hoge prijs te bieden voor iets zonder de intentie om het te kopen, maar alleen om iemand anders die het werkelijk wil kopen te bedriegen om zo een hogere prijs te krijgen hoewel het die prijs niet waard is. Dit is verboden in de Islaam.
An-Nadjwa: een vertrouwelijk gesprek tussen Allah de Verhevene en al Zijn aanbidders op de Dag des Oordeels. Het is een Gunst van Allah de Verhevene voor Zijn aanbidders. Voor de ongelovigen zal dit gesprek openlijk zijn en hun zonden zullen voor iedereen kenbaar gemaakt worden. Het betekent ook een geheim overleg of beraadslaging of bespreking.
An-Nah’r: het slachten voor het offerfeest.
Ansaar: “helpers”, de moslims van al-Medienah die de gemigreerde moslims (moehaadjirien) van Mekkah steunden.
Ansaarie: een inwoner van al-Medienah wordt ansaarie genoemd, omdat het Arabische woord naaser verdediger en helper betekent. De ansaar hielpen de moehaadjierien uit Mekkah om weer een normaal leven te kunnen leiden in al-Medienah. Zij deelden al hun bezittingen met de moehaadjierien (migranten).
‘Aqiedah: dat wat bindt of dat wat geworteld is in het hart; de principes en details van het geloof, de geloofsleer.
‘Aqieqah: het offeren van 1 schaap bij de geboorte van een dochter en 2 schapen bij de geboorte van een zoon, als een teken van dankbaarheid tegenover Allah de Verhevene (zie Sah’ieh’ al-Boekhaarie, Het Boek van ‘Aqieqah, Vol. 7)
‘Arafah (Yawm al-‘Arafah – de dag van ‘Arafah): de negende dag van de maand Dzoel H’idjah, waarop de rituelen van de h’adj (bedevaart) verricht worden.
‘Arafaat: een bekende plaats op zo’n 25 km ten zuidoosten van Mekkah, belangrijk voor de h’adj. Het staan op ‘Arafaat op de 9de dag van de maand Dzoel-H’idjah en het daar verblijven van de middag tot de zonsondergang is de essentie van de h’adj.
Ardh: aarde.
Ar-Raadifah: de tweede blaas op de Bazuin (as-Soer) op de Dag des Oordeels.
Ar-Raadjifah: de eerste blaas op de Bazuin (as-Soer) op de Dag des Oordeels.
Ar-Radhaa’ah: het geven van borstvoeding aan je eigen of iemand anders kind.
Ar-Radj’ah: het terugbrengen van een vrouw naar de echtgenoot na de eerste of tweede scheiding. Na de derde scheiding is de scheiding definitief en kan een vrouw niet meer naar haar man terugkeren, pas nadat ze met een andere man getrouwd is geweest.
Ar-Radjm: dit betekent (in de islamitische wetgeving) het dood stenigen van getrouwde personen die de misdaad van onwettige geslachtsgemeenschap (overspel – zinnaa) begaan hebben. (Zie het artikel Overspel en steniging – Waarom legt de Islaam zulke harde bestraffingen op voor seks buiten het huwelijk?)
Ar-Rayyaan: één van de acht poorten in het Paradijs. Alleen degenen die veelvuldig gevast hebben zullen op de Dag des Oordeels deze poort binnengaan.
‘Arsh: Troon (al-‘Arsh: de Troon van Allah de Verhevene).
‘Arsh: compensatie gegeven in het geval van een verwonding veroorzaakt door een andere persoon.
As-Sa’ah: het Uur, het Laatste Uur.
‘Asabieyyah: het onterecht en blind volgen van een bepaald idee, partij of plaats, het kleineren en berispen van degenen die anders zijn.
Ash’aab as-Soeffah: dit waren zo’n 80 mannen of meer die verbleven en onderwijs ontvingen in de masdjid (moskee) van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) in al-Medienah, en zij waren zeer arme mensen.
Ash’aab as-Soenan: de samenstellers van de profetische ah’aadieth (verzamelingen van overleveringen) over islamitische jurisprudentie.
‘Aashoeraa-e: de tiende dag van de maand Moeh’arram (de eerste maand van de islamitische kalender).
‘Ashrah Moebaashirah: tien moslims van onder de metgezellen (moge Allah tevreden zijn met hem) kregen van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) tijdens hun leven de goede tijdingen van het Paradijs. Zij zijn bekend als ‘ashrah moebaashirah (de Gezegende Tien). Zij zijn: Aboe Bakr, ‘Oemar, ‘Oethmaan, ‘Aliy, ‘Abdoer-Rah’maan ibn Awf, Talh’ah, Zoebayr, Sa’d ibn Aboe Waqqaas, Aboe ‘Oebaydah ibn al-Djarraah en Sa’ied ibn Zayd (moge Allah tevreden zijn met hem).
As-Shaam: het vroegere Levant en het huidige Syrië, Libanon, Palestina en Jordanië.
As-Shahaadah: het martelaarschap.
As-Shahaadah: de geloofsgetuigenis (zie shahaadah). [Zie het artikel De voorwaarden van de shahaadah.]
As-Shiqaaq: geschil tussen echtgenoot en vrouw, of elke twee personen.
Asmaa-e oer-Ridjaal: tak van wetenschap over de goede en slechte eigenschappen van de overleveraars van de h’adieth. Het is zelfs bekend wie wat zei en wie bekend staat als betrouwbaar of twijfelachtig en over wie bekend is dat hij gelogen heeft of zich regelmatig vergiste.
‘Asr: namiddag; ‘asr-gebedstijd.
As-Sab’ah: letterlijk betekent dit ‘de zeven, dit is een verwijzing naar de zeven samenstellers van ah’aadieth-verzamelingen, namelijk al-Boekhaarie, Moeslim, Aboe Daawoed, an-Nasaa-ie, at-Tirmidzie, Ibn Maadjah en Ah’mad.
As-Safaa en al-Marwah: twee heuvels rond om de Ka’bah, waartussen zeven keer wordt gelopen (dit noemt men sa’y) tijdens de h’adj en ‘oemrah.
As-Salaah: het gebed. (Zie Het gebed voor diverse artikelen over het gebed.)
As-Salaamoe ‘alaykoem: de vrede zij met jullie. Het is de begroeting van de moslims. Het antwoord is wa ‘alaykoem as-salaam – en met jullie zij de vrede.
As-Salaat al-Djahriyyah: de hoorbare recitatie tijdens het gebed.
As-Salaat as-Sierrieyyah: het gebed in stilte.
As-Sawm: het vasten. (Zie Vasten en de maand Ramadhaan voor diverse artikelen over het vasten.)
Ash-Shirk al-Akbar: de grote shirk (polytheïsme).
Ash-Shirk al-Asghar: de kleine shirk.
Ash-Shirk al-Khafiy: de onzichtbare shirk.
As-Selef as-Saalih’: de oprechte/vrome voorgangers (moge Allah hen genadig zijn) (zie selef).
As-Sih’ah’ as-Sittah: de zes boeken van ah’aadieth, namelijk al-Boekhaarie, Moeslim, Aboe Daawoed, an-Nasaa-ie, at-Tirmidzie en Ibn Maadjah.
As-Siraat: oorspronkelijk betekent dit ‘een weg’; het betekent ook de brug over de Hel waar de mensen overheen moeten op de Dag des Oordeels. Het is omschreven als scherper dan een zwaard en dunner dan een haar. Het heeft haken die sommige mensen zullen grijpen voor een bestraffing voordat zij het Paradijs binnen mogen.
As-Siraat al-Moestaqiem: het rechte pad.
As-Soer: de Hoorn of de Bazuin waarop geblazen wordt wanneer het Laatste Uur of de Dag des Oordeels begint.
Astaghfiroellah: ik vraag Allah om mij te vergeven.
At-Tahoer: het water waarmee je je schoonmaakt/reinigt.
Ath-Thalaathah: letterlijk betekent dit ‘de drie, dit is een verwijzing naar de drie samenstellers van ah’aadieth, namelijk Aboe Daawoed, an-Nasaa-ie en at-Tirmidzie.
Awliyaa-e: heiligen, meervoud van waliy. Het betekent ook beschermer, helper.
‘Awrah: datgene van het lichaam dat voor anderen bedekt moet zijn.
Ayaat al-Koersie: aayah 255 van soerat al-Baqarah (2).
Ayyaam (dagen van) at-Tashrieq: een term gebruikt voor de 11de , 12de en 13de dag van de maand Dzoel-H’idjah.
B
Badanah (meervoud: boedn): een kameel of een koe of een os gedreven om geofferd te worden als een offer, door de pelgrims in het Heiligdom van Mekkah.
Bay’a: een belofte van trouw afgelegd door de burgers etc. tegenover hun imaam (moslimleider) om hem gehoorzaam te zijn volgens de islamitische religie.
Bakkah: een andere naam voor Mekkah. Zie Qor-aan, soerat Aal ‘Imraan (3), aayah 96.
Balaa-e: test (beproevingen en problemen).
Banoe of Banie: stam van.
Banoe al-Asfar: de Byzantijnen.
Baarak Allaahoe fiek: moge Allah je zegenen. Het antwoord hierop is: wa fiek, of: wa fiek baarak Allaah. Tegen een vrouw zeg je: wa fiekie, of: wa fiekie baarak Allaah.
Baqie’: de begraafplaats van de mensen van al-Madienah; veel van de metgezellen van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) zijn er begraven.
Barra: vroom.
Barzakh: letterlijk betekent dit barrière; het leven tussen het leven in deze wereld en het Hiernamaals (d.w.z. de periode in het graf: al-qabr).
Baytoel Maal: een islamitische schatkist bedoeld voor profijt voor de moslims en de islamitische staat, niet voor de leiders of de rijken.
Bayt-oel-Maqdis: bayt betekent letterlijk ‘huis’: een moskee wordt vaak Baytoellaah (het Huis van Allah) genoemd. Bayt-oel-Maqdis is de bekende moskee in Jeruzalem, de al-Aqsa moskee, welke in de islamitische wereld beschouwd wordt als derde heilige moskee; de eerste is al-Masdjid-al-H’araam in Mekkah en de tweede is de moskee van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) in al-Medienah.
Bedr: een plaats op zo’n 150 km afstand ten zuiden van al-Madienah. Hier vond de eerste veldslag plaats tussen de moslims en de ongelovigen van de Qoeraysh, in de maand Ramadhaan. De moslims waren de overwinnaars dankzij de hulp van Allah de Almachtige. (Zie Beknopte Biografie van de profeet.)
Bida’: meervoudsvorm van bid’ah.
Bid’ah: toevoegingen (innovatie) aan de religie zonder geldig bewijs. Het toevoegen van nieuwe geloofsleerstellingen en/of rituelen in de Islaam, die noch de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem), noch zijn metgezellen (moge Allah tevreden zijn met hem) hebben voorgeschreven of gedaan. Er bestaat ook geen zogenaamde goede bid’ah, omdat je dan met andere woorden zegt dat de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) vergeten is iets goeds bekend te maken. [Zie het artikel Het verbod op innovaties (bid’ah).]
Bint: meisje. Het kan gebruikt worden in een naam, wat dan betekent “dochter van” – dit wordt gebruikt als middel voor identificatie, een soort bijnaam wat in het Arabisch koenyaa genoemd wordt. Zie ook koenyaa.
Bismiellaah: in de Naam van Allah.
Boeraaq: een dier dat op een paard lijkt, maar kleiner dan een muildier en groter dan een ezel, met vleugels, waarmee de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) de nachtelijke reis maakte.
D
Daabbah: het beest dat aan het einde der tijden uit de aarde zal komen en tot de mensen zal spreken, als teken van het Laatste Uur.
Daa’iyah: iemand die zich bezighoudt met da’wah.
Daar-al-Qadaa-e: Huis van Justitie; rechtbank.
Daawoed: de profeet David (vrede zij met hem).
Dadjaal: de antichrist. Al-A’war ad-Dadjaal of al-Masieh’ ad-Dadjaal: de valse messias. (Zie het artikel Wees gewaarschuwd voor ad-dadjaal – de antichrist!)
Daliel: bewijs.
Dammah: de kleine 9 boven de Arabische letters, wat aangeeft dat de uitspraak van die letter met een oe is.
Dars: les.
Da’wah: uitnodiging; anderen oproepen tot Allah de Verhevene, om Zijn weg te volgen. (Zie Da’wah voor diverse artikelen over da’wah.)
Dha’ief: zwak, niet authentiek (een h’adieth die dha’ief is, is een zwakke h’adieth).
Dha’ief Djiddan: zeer zwak (bijvoorbeeld een h’adieth dha’ief djiddan, een zeer zwakke overlevering).
Dhoh’a: voormiddag.
Dhzohr: middag
Dien: religie, manier van leven zoals is voorgeschreven door Allah de Verhevene, d.w.z. de Islaam.
Dienaar: een oude gouden munt.
Diyah: bloedgeld (voor wonden, doden etc.), een vergoeding betaald door de moordenaar aan de familieleden van het slachtoffer (in onbedoelde gevallen).
Dirham: een zilveren munt met het gewicht van 50 gerstekorrels met afgesneden uiteinden. Het is gelijk aan 1/12 van één oeqiya (128 gram) van goud in waarde.
Djaahiel: iemand die de manieren van vóór de Islaam hanteert, een onwetende.
Djaahiliyyah: onwetendheid. Dit verwijst meestal naar de periode vóór de Islaam. Het zijn ook niet-islamitische daden die bestonden in of geërfd werden uit de periode vóór de komst van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem).
Djahannam: over het algemeen wordt het vertaald als de Hel. Eigenlijk is het een van de zeven niveau’s van het Hellevuur.
Djah’iem: het Hellevuur.
Djalsat-oel-Istiraah’at: het kort zitten tussen het omhoog komen van de soedjoed (het neerknielen) en het gaan staan in het gebed.
Djamaa’ah: gezamenlijk, gemeenschap (bijvoorbeeld djamaa’ah gebeden).
Djamrah: (meervoud: djimaar) een stenen pilaar met een muur er omheen. Er zijn drie djamrah in Mina, vlakbij Mekkah. Een van de rituelen van de h’adj is het gooien van kiezels naar deze djamrah (als symbolische steniging van de duivel) op de vier dagen van ‘Ied-al-Adhh’a.
Djamrat-al-‘Aqabah: een van de drie stenen pilaren in Mina.
Djanaabah: de staat van een persoon na het hebben van geslachtsgemeenschap of na zaadlozing in een natte droom, menstruatie etc. Een persoon in deze toestand dient ghoesl te verrichten (d.w.z. een bad of douche) of tayammoem als een bad niet mogelijk is. (Zie het artikel Complete vs. acceptabele ghoesl.)
Djanaazah: islamitische regels rondom de dood/begrafenis, bijvoorbeeld wassing, salaah enz. [Zie het artikel Salaat al-Djanaazah (het begrafenis gebed).]
Djawami’ al-Kalim: de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) was begiftigd met een goed uitdrukkingsvermogen, met slechts een paar woorden kon de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) lange zaken bespreken.
Djazaak Allaahoe Khayran: moge Allah je met het goede belonen. Het antwoord hierop is: wa iyaak. Tegen een vrouw zeg je: wa iyaakie.
Djennah: Paradijs.
Djibriel: de engel Gabriël (vrede zij met hem).
Djihaad: jihad, strijd, streven, inspannen. In islamitische terminologie duidt het op alle vormen van strijd/inspanningen, inclusief de gewapende strijd. Djihaad wordt beschouwd als een van de fundamenten van de Islaam. (Zie de artikelen Jihad in de Islam en De djihaad van de ogen.)
Djihaad an-Nefs: strijd met je eigen “ik”, met je ego, je begeerten en je lusten.
Djinn (vaak vertaald als geesten): voor de mens onzichtbare schepsels geschapen door Allah de Verhevene van rookloos vuur, zoals mensen van aarde en engelen van licht. Djinn dienen niet verward te worden met het onstoffelijke (de ziel) van een overleden mens, die volgens de algemene misvatting ronddoolt na het overlijden. Djinn zijn ook schepsels met een eigen wil en dienen ook te kiezen tussen goed en kwaad. Er zijn onder de djinn ook moslims, christenen, joden en ongelovigen etc. Men kan contact leggen met de djinn d.m.v. zwarte magie, glaasje draaien, Ouijabord, pendelen, etc., wat h’araam (verboden) is in de Islaam. Het is zeer gevaarlijk om djinn op te roepen, omdat je niet weet of je met goede/eerlijke of slechte/leugenachtige djinn te maken gaat krijgen. Slechte djinn zullen hun best doen om de mens schade te berokkenen door hen tot ongeloof uit te nodigen, te achtervolgen, angstaanvallen teweeg te brengen etc. en zelfs zelfmoord te laten plegen. (Zie het artikel De wereld van de djinn.)
Djizyah: een soort belasting die betaald dient te worden door niet-moslims die leven in een islamitische staat en die hun eigen religie willen behouden. Aangezien niet-moslims vrijgesteld zijn van militaire dienst en belasting die opgelegd is aan moslims, dienen zij deze belasting te betalen als compensatie. Het garandeert hen veiligheid en bescherming. Als de staat degenen die djizyah betalen niet kan beschermen, dan wordt het bedrag aan hen teruggeven. [Zie o.a. Sah’ieh’ al-Boekhaarie, Vol. 4, hoofdstuk 21, en ah’aadieth nr. 384, 385 en 386.] Het betalen van djizyah is een teken van koefr (ongeloof) en schande.
Djoemada al-Awwal: de vijfde maand van de islamitische kalender.
Djoemada ath-Thaaniyah: de zesde maand van de islamitische kalender.
Djoemoe’ah: vrijdag.
Djoenoeb: een persoon die in staat van djanaabah is: staat van grote onreinheid, bijvoorbeeld na geslachtsgemeenschap en menstruatie.
Djoez-e: een dertigste deel van de Qor-aan.
Doe’aa-e: smeekbede (meervoudsvorm: ad’ieyah). (Zie het artikel Smeekbeden – doe’aa-e.)
Doe’aat: meervoudsvorm van da’iyah.
Doenyaa: wereld, -> h’ayaat ad-doenyaa = het (tijdelijke) wereldse leven.
Dzikr: het gedenken van Allah de Verhevene.
Dzimmie: een niet-moslim burger van een islamitische staat die de djizyah moet betalen om recht te hebben op bescherming en die vrij is van het betalen van andere soorten belasting. (Zie Ahl al-Dzimmah.)
Dzoel-H’idjah: de twaalfde maand van de islamitische kalender.
Dzoel-Qa’dah: de elfde maand van de islamitische kalender.
Dzoel-Qarnayn: een groot heerser in het verleden die heerste over de hele wereld en hij was een ware gelovige. Zijn verhaal is genoemd in de Qor-aan (V.18:83)
Dzoen-Noerayn: (Noerayn: de twee lichten) Dzoen-Noerayn is een bijnaam van de derde khalief ‘Oethmaan ibn ‘Affaan (moge Allah tevreden zijn met hem) omdat hij twee van de dochters van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) trouwde, namelijk Roeqayah en Oemm Khoelthoem (moge Allah tevreden zijn met hen). Hij trouwde met de laatstgenoemde na het overlijden van de eerstgenoemde.
F
Faah’ish: iemand die kwaad spreekt.
Faasiq: een zware zondaar, maar treedt niet buiten de oevers van de Islaam.
Fadjr: dageraad of de vroege ochtend vóór de zonsopkomst, of het ochtendgebed.
Faqieh (meervoud foeqahaa-e): een islamitische geleerde (in fiqh – islamitische jurisprudentie) die religieuze uitspraken/oordelen kan geven.
Faraa-id: betekent de delen van de erfenis die bepaald zijn voor de dichtstbijzijnde familieleden van de overledene. Deze delen zijn voorgeschreven in de Qor-aan en dit is: 1/2, 1/3 , 2/3 , 1/4, 1/6 en 1/8. [Zie de Qor-aan, soerat an-Nisaa-e (4), aayah 11, 12 en 176.]
Fardh: verplicht.
Fardh ‘ayn: individuele verplichting; elk individu die voldoet aan bepaalde voorwaarden, is belast met de verplichting, zoals het gebed, zakaah, vasten.
Fardh kifaayah: gemeenschappelijke verplichting; als een deel van de gemeenschap zich er mee bezig houdt, dan is dat voldoende en zijn anderen er van vrijgesteld.
Fariedhah (meervoud faraa-idh): een opgelegde verplichting.
Fatwaa (meervoud fataawaa): islamitische uitspraak, wettige bepaling.
Fat-h’ah: het streepje boven de Arabische letters, wat aangeeft dat de uitspraak van die letter met een a is.
Fay-e: oorlogsbuit verkregen zonder te vechten.
Fidyah: een boetedoening voor een gemiste of verkeert uitgevoerde religieuze verplichting (zoals in de h’adj), meestal in de vorm van het geven van geld of voeding als liefdadigheid aan armen, of offeren (door een dier te slachten).
Fie sabieliellaah: op de weg van Allah. Het is een herhaaldelijk gebruikte uitdrukking in de Qor-aan wat benadrukt dat goede daden alleen verricht moeten worden om Allah de Verhevene tevreden te stellen.
Fiqh: letterlijk betekent dit begrip. Islamitisch betekent het de islamitische jurisprudentie, wetgeving. De volledige definitie van fiqh is: het kennen van de islamitische oordelen over islamitische praktijkzaken met daarbij de uitgebreide duidelijke bewijsvoering.
Fir’awn: farao. De farao ten tijde van de profeet Mozes (vrede zij met hem).
Fisq: zondigen.
Fitnah: beproeving, kwelling (meervoud: fitan).
Fitrah: natuurlijke aanleg waarmee men wordt geboren. (Zie het artikel al-Fitrah – de natuurlijke aanleg.)
Foeqahaa-e: geleerden in fiqh – jurisprudentie.
Foerqaan: kennis waarmee de Waarheid van de valsheid kan worden onderscheiden, een andere naam voor de Qor-aan (al-Foerqaan).
Foessaaq: slechtdoeners.
G
Ghaazie: een moslimstrijder die terugkeert na deelname aan de djihaad.
Ghafla: onachtzaamheid tegenover het feit dat je op een dag zult sterven.
Ghiebah: dit is geen gemakkelijke term om te vertalen. Er is geen enkel equivalent woord in de Nederlandse taal, hoewel het globaal bedekt kan worden door de term “roddelen”. Ghiebah omvat ook kwaadspreken, lasteren, kletspraat etc. (Zie de artikelen Roddelen – je hebt je broeders vlees gegeten, De Drievoudige Filtertest en Kijk naar je tong en je handen.)
Ghazwa: (meervoud: ghazawaat) een heilige oorlog of gevecht voor de Zaak van Allah de Verhevene, bestaand uit een grote legerunit met de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) zelf als leider van het leger.
Ghazwat-oel-Khandaq: de naam van een veldslag tussen de vroegere moslims en de afgodenaanbidders waarin de moslims een khandaq (greppel) om al-Medienah groeven om te voorkomen dat de vijanden de stad zouden binnenkomen.
Ghoeloel: het stelen van de oorlogsbuit vóór de verdeling.
Ghoesl: grote rituele wassing om de staat van djoenoeb op te heffen. Zie het artikel Complete vs. acceptabele ghoesl.)
Ghirah: dit woord omvat een brede betekenis: jaloersheid met betrekking tot je vrouw(en) en het betekent ook het voelen van grote woede wanneer je eer en prestige aangetast is of uitgedaagd wordt.
H
H’aafidhz (al-Qor-aan): (meervoud: h’oeffaadhz) iemand die de hele Qor-aan uit zijn hoofd kent. (H’aafidhz betekent bewaren.) (Zie het artikel H’aafidhz al-Qor-aan.)
H’aasid: jaloerse.
H’abieboellaah: geliefde van Allah; dit is een verwijzing naar Moh’ammed (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem).
H’adieth (meervoud: ah’aadieth): overleveringen van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem), van wat hij gezegd, gedaan of stilzwijgend goedgekeurd heeft, of een overlevering die zijn eigenschappen bevat. [Zie de artikelen Introductie tot de ah’aadieth en Inleiding tot de wetenschap betreffende h’adieth.] Nu volgen de classificaties van ah’aadieth:
– Dha’ief (zwak) – een onnauwkeurige overlevering welke niet de kwalificatie haalt om s h’ieh (betrouwbaar) of h’asan (goed) te zijn, en kan daarom niet als basis/bewijs gebruikt worden voor een islamitische mening. Dha’ief Djiddan = zeer zwak.
– Gharieb (ongewoon of vreemd) – een h’adieth of versie verhaald door een betrouwbare of onbetrouwbare verteller welke afwijkt in context met een andere h’adieth of versie van een groep betrouwbare vertellers. Een gharieb h’adieth kan s h’ieh (betrouwbaar) zijn of dha’ief (zwak).
– H’asan (goed) – een moesnad h’adieth verhaald door een betrouwbare keten (van overleveraars), maar bereikt niet het niveau van een sah’ieh (betrouwbare) h’adieth.
– Madjhoel (onbekend) – als er een onbekende persoon in de keten van overleveraars van een h’adieth is.
– Maqtoe’ (niet verbonden) – (a) een h’adieth die eindigt bij een taabi’ie (volgeling) bij zowel daad en woord, (b) een h’adieth met een onvolledige keten van overleveraars, (c) een h’adieth waarin een sah’aabie iets omschrijft door te zeggen: “Wij deden…”
– Marfoe’ (naspeurbaar) – een h’adieth toegeschreven aan de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem), hetzij een uitspraak of een daad, hetzij moettasil (verbonden), moenqata’ (onderbroken) of moersal (niet toegeschreven).
– Mawdoe’ (verzonnen) – een h’adieth valselijk toegeschreven aan de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem).
– Mawqoef (niet naspeurbaar) – dit is een h’adieth over een sah’aabie [metgezel van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem)]. Een omschrijving, verslag of informatie gegeven door een sah’aabie. Een mawqoef wordt ook wel een athar genoemd.
– Moedhtarib (verwarrend) – een h’adieth waarbij de overleveraars het oneens zijn over een bepaalde bron of over enig ander aspect met even sterke argumenten en zonder mogelijkheid dat een mening zwaarder weegt dan de andere. Dit meningsverschil kan zijn over de keten van vertellers of over de tekst.
– Moenqati’ (onderbroken) – een h’adieth met onvolledige keten van vertellers, of het heeft in de keten een onbekende verteller.
– Moersal (niet toegeschreven) – een h’adieth met de keten van vertellers eindigend bij een taabi’ie (volgeling), zonder de verwijzing naar de metgezel die het citeert van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem).
– Moesnad (subjectief) – (1) een h’adieth met een complete keten van vertellers tot aan de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem), (2) een h’adieth verzameling waarin alle overleveringen van een overleveraar samen zijn verzameld.
– Moettasil (verbonden) of mawsoel – een h’adieth met een complete keten van vertellers totdat het zijn bron bereikt. Het kan zowel een marfoe’ (naspeurbaar) zijn, toegeschreven aan de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem), of een mawqoef (niet naspeurbaar), eindigend bij een sah’aabie.
– Sah’ieh’ (betrouwbaar/authentiek) – een moesnad h’adieth met een volledig doorlopende keten van vertellers, die allemaal bekend zijn als betrouwbare personen met een goed geheugen, tot aan de bron, zonder het zijn van een shaadz (vreemd) of een moe’allal (onjuist/gebrekkig).
H’adieth Qoedsie: een heilige overlevering van Allah de Verhevene die niet in de Qor-aan staat. Het is een h’adieth die de boodschapper (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) overleverde van Allah de Verhevene, maar het behoort niet tot de Qor-aan en het is ook niet mogelijk om de recitatie daarvan als aanbidding te zien. H’adieth Qoedsie betekent dat deze van al-Qoeddoes afkomstig is, al-Qoeddoes is de Heilige, één van de Schone Namen van Allah de Verhevene. (Zie het artikel Het verschil tussen de Qoraan en hadieth Qoedsie.)
H’adieth Sah’ieh’: authentieke (betrouwbare) overleveringen van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem).
H’adj: de verplichte pelgrimstocht (bedevaart) naar Mekkah. (Zie al-H’adj & al-‘Oemrah voor diverse artikelen over de h’adj.)
H’adj-al-Akbar: de dag van nah’r (slachten), d.w.z. de tiende dag van de maand Dzoel-H’idjah.
H’adj-al-Asghar: ‘oemrah [de kleine (vrijwillige) bedevaart].
H’adj-al-Ifraad: hierbij treedt een pelgrim in de staat van ih’raam met de intentie om alleen de h’adj te verrichten.
H’adj-al-Qiraan: hierbij treedt een pelgrim in de staat van ih’raam met de intentie om zowel de h’adj als ‘oemrah samen te verrichten.
H’adj-at-Tamattoe’: hierbij treedt een pelgrim in de staat van ih’raam met de intentie om de ‘oemrah te verrichten, en vervolgens de tawaaf en sa’y te verrichten, hij gaat dan uit de staat van ih’raam. Bij het aanvangen van de dagen van de h’adj treed hij weer in de staat van ih’raam en verricht vervolgens de h’adj.
H’adj Mabroer: een door Allah de Verhevene geaccepteerde h’adj omdat de h’adj perfect is verricht volgens de Soennah van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) en met wettig verdiend geld.
H’adjar al-Aswad: de Zwarte Steen die afkomstig is uit het Paradijs, en die zich nu op een hoek van de Ka’bah bevindt. (Zie Vraag 9 voor meer informatie.)
H’adjat-oel-Wadaa’: de afscheidsbedevaart; de laatste h’adj van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem), in het jaar voordat hij overleed.
Hady: een dier (een kameel, een koe, een schaap of een geit) geofferd als een offer door de pelgrims.
H’alaal: toegestaan volgens de sharie’ah.
H’alaalah: het tijdelijk trouwen van een gescheiden vrouw met de intentie om haar wettig te laten hertrouwen met haar vorige echtgenoot. Deze daad is niet toegestaan. Een huwelijk gebaseerd op een geplande scheiding is verboden, of de periode bepaald is of niet.
H’anafieyyah: de religie van Ibraahiem (vrede zij met hem), het duidt aan dat men Allah (de Verhevene) met zuiver geloof [tawh’ied – het toeschrijven (van Allah) aan Eenheid] moet aanbidden, en dat is de boodschap die Hij de gehele mensheid heeft bevolen en daarvoor heeft Hij hen geschapen.
H’anief: rechtzinnig, in de zin van het zuivere monotheïsme. Ibraahiem (vrede zij met hem) de h’anief aanbad alleen Allah de Verhevene.
H’araam: verboden volgens de sharie’ah of sharia. Als men het verricht, dan wordt men hiervoor bestraft, en als men het niet verricht, dan wordt men beloond.
H’aram: de heiligdommen Mekkah en al-Medienah.
Hardj: het doden.
H’asad: jaloezie, nijd, afgunst, het boze oog (al-‘ayn). (Zie het artikel Jaloezie en het boze oog.)
H’asan: goed; een term die gebruikt wordt voor een authentieke h’adieth, maar bereikt niet het niveau van sah’ieh’.
H’asanaat (meervoudsvorm van h’asanah): (beloning voor) een goede daad.
H’awaalah: het overbrengen van een schuld van de ene persoon naar de andere. Het is een overeenkomst waarbij een debiteur verlost wordt van zijn schuld doordat een andere er verantwoordelijk voor wordt.
Hawwaa-e: Eva, de vrouw van Aadam (vrede zij met hem).
H’ayaa-e: deze term omvat een groot aantal zaken. Het kan ‘bescheidenheid’, ‘zelfrespect’, ‘verlegenheid’, ‘eer’ etc. betekenen. H’ayaa-e bestaat uit 2 soorten: goed en slecht; de goede h’ayaa-e is om beschaamd te zijn om een misdaad te begaan of iets wat Allah de Verhevene of Zijn boodschapper (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) verboden hebben verklaard, en de slechte h’ayaa-e is om beschaamd te zijn om iets te doen wat Allah de Verhevene of Zijn boodschapper (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) opgedragen hebben te doen. (Zie Sah’ieh’ al-Boekhaarie, Vol. 1, h’adieth nr. 8.) Zie het artikel H’ayaa-e, verlegenheid, schaamte.
H’ayaat ad-doenyaa: het (tijdelijke) wereldse leven
Hibah: het geven van een cadeau aan iemand omwille van Allah de Verhevene.
H’idjaab: wordt vaak gebruikt als aanduiding van de hoofddoek, maar is eigenlijk ook de gezichtsbedekking. De h’idjaab is een lang gewaad voor een moslimvrouw dat haar bedekt van top tot teen. (Zie het artikel De boodschap van de hidjaab.)
Hidjaaz: gebied in Saoedi-Arabië aan de Rode Zee, en het omvat de steden Mekkah en al-Madinah en de havens van Djeddah en Yanbu.
Hidjrah: letterlijk betekent dit ‘migratie’. Deze term wordt gebruikt voor: (1) de migratie van moslims van een vijandelijk land naar een veilige plaats voor religieuze redenen, (2) de eerste vlucht van de moslims van Mekkah naar Abyssinië (Ethiopië) en later naar al-Medienah, (3) de migratiereis van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) van Mekkah naar al-Medienah, en (4) de islamitische kalender welke begint vanaf de migratie van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) van Mekkah naar al-Medienah.
Hidjriyyah: de aanduiding voor de islamitische jaartelling. Hidjriyyah ofwel al-Hidjrah is de migratie van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) van Mekkah naar al-Medienah.
Hiedaayah: leiding (al-Hiedayah : goddelijke Leiding).
H’iezb: een 60ste deel van de Qor-aan.
H’ikmah: wijsheid.
H’innaa-e (henna): een plant die gebruikt wordt voor het kleuren van de haren.
H’iraa-e: een bekende grot in een berg vlakbij Mekkah waar de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) de eerste Openbaring ontving.
Hoebal: de naam van een afgodsbeeld in de Ka’bah in de pre-islamitische periode van onwetendheid (djaahiliyyah).
H’oedoed: (meervoudsvorm van h’add) Allahs grenzen voor h’alaal (wettig) en h’araam (onwettig).
H’oekm: een oordeel of wettige beslissing (in het bijzonder van Allah de Verhevene).
H’oesn al-Khaatima: het Goede Einde.
H’oories (al-h’oor al-‘iyn): zeer mooie vrouwen met hele mooie ogen, geschapen door Allah de Verhevene als beloning voor de mannen die het Paradijs binnen mogen gaan. Door Zijn grote Wijsheid heeft Allah de Verhevene niet genoemd wat de vrouwen zullen hebben als gelijkwaardig genoegen aan de al-h’oor al-‘iyn voor mannen. Aldus heeft Hij er eenvoudig naar verwezen, zoals in het volgende vers (Nederlandstalige interpretatie): “…En voor jullie is daarin (alles) wat jullie zielen wensen, en voor jullie is daarin (alles) wat jullie vragen.” [Soerat Foessilat (41), aayah 31.] (Zie het artikel al-H’oor al-‘Iyn – De vrouwen van het Paradijs.)
I
‘Ibaadah: deze term wordt gebruikt voor drie betekenissen; (1) aanbidding (zowel innerlijk als uiterlijk) en verering, (2) gehoorzaamheid en onderdanigheid, (3) dienstbaarheid en onderwerping. De fundamentele boodschap van de Islaam is dat de mens – als Allah’s schepping – zijn ‘ibaadah naar Hem dient te richten in alle drie bovengenoemde betekenissen en niemand als deelgenoot daarin toe te kennen.
Iblies: het betekent letterlijk “door en door teleurgesteld, iemand in uiterste wanhoop”. In islamitische terminologie verwijst het naar de djinn (geest) die vanwege arrogantie en racisme weigerde het bevel van Allah de Verhevene uit te voeren om te buigen (uit respect) voor Aadam (vrede zij met hem). Iblies wordt ook wel shaytaan (satan) genoemd (moge Allah hem vervloeken).
Ibn: zoon, zoon van. Zie ook koenyaa.
Ibraahiem: de profeet Abraham (vrede zij met hem).
Ibtilaa-e: beproeving.
‘Iddah: de door Allah voorgeschreven wachtperiode voor een vrouw na een scheiding of overlijden van haar echtgenoot, waarna ze met een andere persoon kan trouwen. (Zie de Qor-aan, soerah 65.)
Idjbaar: verplichting (waadjib).
Idjmaa’: overeenstemming van de geleerden (zie al-idjmaa’).
Idjtihaad: dit is de inspanning van een islamitische geleerde, heerser, rechter en dergelijke om tot een oordeel te komen in een bepaalde zaak. Met het woord idjtihaad wordt er verwezen naar het proces om tot beredeneerde beslissingen te komen die passen bij nieuwe omstandigheden, en de beslissingen zelf.
‘Ied (of ‘eid, ‘eed): feest, een feestdag voor de moslims (er zijn elk jaar twee feestdagen: ‘Ied-oel-Adh’a en ‘Ied-oel-Fitr.
‘Ied-oel-Adhh’a: het offerfeest, slachtfeest; het feest beginnend op de tiende dag van de maand Dzoel-H’idjah.
‘Ied-oel-Fitr: het feest dat het einde van de Ramadhaan aangeeft (op de eerste dag van de maand Shawwaal, de maand na de Ramadhaan), in de volksmond wordt dit feest ook wel suikerfeest genoemd, maardit is in feite geen correcte naam. Fitr betekent letterlijk ‘het verbreken van as-sawm (het vasten)’. (Zie het artikel De gezegende maand Ramadhaan voor meer informatie over ‘ied al-fitr.)
‘Iesaa: de profeet Jezus (vrede zij met hem). (Zie o.a. de artikelen Wij geloven in Jezus en De neerdaling van Jezus.)
Iesbaal: kleding voor mannen dat tot over de enkels hangt, wat niet is toegestaan.
Iftaar: het tegenovergestelde van sawm (vasten), (het verbreken van het vasten).
Ih’raam: een toestand waarin het voor iemand verboden is om bepaalde daden te verrichten die op andere tijden toegestaan zijn. De verplichtingen van ‘oemrah en h’adj worden verricht in zo’n toestand. Wanneer een persoon in deze staat treedt, is het mentaal en hoorbaar uiten van deze intentie om in ih’raam te treden het eerste wat men dient te doen met als doel het verrichten van h’adj of ‘oemrah. In ih’raam draagt een man slechts twee doeken zonder stiksel, namelijk (1) izaar: gedragen om zijn middel wat zijn onderlichaam bedekt, en de andere (2) ridaa-e: gedragen om het bovenste gedeelte van zijn lichaam. Zaken zoals geslachtsgemeenschap, het gebruik van parfum, het knippen van haren en nagels etc. zijn in ih’raam verboden.
Ih’saan: perfectie van aanbidding, het aanbidden van Allah de Verhevene net alsof je Hem ziet, en als je Hem niet ziet, weet dan dat Hij jou wel ziet, uitmuntendheid in het geloof.
Ih’tikaar: dit betekent een geplande bevoorrading (het hamsteren) van iets voor toekomstige winst. Ih’tikaar is verboden en onwettig omdat het een kunstmatige schaarste veroorzaakt van essentiële voeding.
Ikhlaas: oprechtheid, zuiverheid van daden, voor de zaak van Allah de Verhevene, de Almachtige.
Ikhtilaaf fie ar-Ra-ey: verschil in mening. (Ikhtilaaf: verschil, ar-ra-ey: mening.)
Ilaah: god (Al-Ilaah: de God = Allah)
‘Ilm: kennis. (Zie Kennis is licht voor enkele artikelen over kennis.)
Iliyaa-e: Jeruzalem.
Imaam (mv. a-immah): leider; voorganger in het gebed (salaah), leider in kennis of fiqh; leider van een staat.
Imaamah: het leiderschap zelf.
Imaan: geloof. Imaan is de bevestiging van de islamitische geloofsgetuigenis (de shahaadah) terwijl men er in gelooft met volle overtuiging en er dienovereenkomstig naar handelt. Imaan heeft 6 zuilen: (1) geloof in Allah, (2) Zijn engelen, (3) Zijn Boeken, (4) Zijn boodschappers, (5) de Laatste Dag (de Dag des Oordeels of de Dag der Opstanding etc.) en (6) het goede of slechte dat al-Qadar (het lot) brengt. (Zie het artikel De 6 pilaren van imaan.)
Indjiel: Evangelie. Indjiel beduidt de geïnspireerde redevoering en uitspraken van Jezus (vrede zij met hem) die hij gaf tijdens de laatste twee jaar van zijn aardse leven in zijn hoedanigheid van een profeet. De Indjiel (Evangelie) genoemd in de Qor-aan dient echter niet vereenzelvigd te worden met de vier Evangeliën van het Nieuwe Testament die voor een groot deel bestaan uit materiaal dat is toegevoegd aan de geïnspireerde redevoering en uitspraken van de profeet Jezus (vrede zij met hem). Vermoedelijk vormen de uitspraken die expliciet aan de profeet Jezus (vrede zij met hem) toe worden geschreven, een deel van de ware, originele Indjiel. Het is belangrijk om op te merken dat de uitspraken die in de Evangeliën expliciet aan de profeet Jezus (vrede zij met hem) worden toe geschreven, gelijkwaardige leringen bevatten als die van de Qor-aan.
In shaa-a Allaah: als Allah wil.
Iqaamah: aankondiging dat het gebed gaat beginnen, dit vindt enige tijd na de adzaan plaats.
Iqaamat-as-Salaat: Iqaamat-as-salaah: het onderhouden van as-salaat (de gebeden). Dit betekent: (A) elke moslim, man of vrouw, is verplicht om zijn salaat (gebeden) vijf keer per dag te verrichten op de gespecificeerde tijden; de mannen gezamenlijk in de moskee (indien zij de adzaan – oproep tot het gebed – horen) en de vrouwen thuis (aanbevolen). De profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) heeft gezegd (Nederlandstalige interpretatie): “Hetgeen waar Allah het meest van houdt, is wanneer Zijn mensen het gebed op tijd verrichten.” (Overgeleverd door al-Boekhaarie.) (B) Dat de salaat (gebeden) verricht worden op de manier zoals de profeet Moh’ammed (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) dat deed, d.w.z. staan (qiyaam), buigen (roekoe’), knielen (soedjoed), zitten (qoe’oed), de juiste en correcte recitaties etc., zoals hij gezegd heeft (Nederlandstalige interpretatie): “Verricht jullie salaat (gebeden) zoals jullie mij hebben zien bidden.” (Zie Het gebed voor diverse artikelen over het gebed.)
Iqra-e: lees!
‘Ishaa-e: avond, het avondgebed dat zo’n anderhalf uur na de zonsondergang verricht wordt.
Ish’aaq: de profeet Isaak (vrede zij met hem), [de zoon van Ibraahiem (vrede zij met hem)].
Islaam: dit houdt overgave aan Allah de Verhevene in, door erkenning van Zijn Eenheid, gehoorzaamheid aan Zijn bevelen en het vermijden van shirk (polytheïsme) en haar aanhangers. Het beduidt dat je jouw wil ondergeschikt maakt aan de Wil van Allah. Als alle mensen dit doen, ontstaat er vrede (salaam) op aarde.
Ismaa’iel: de profeet Ismaël (vrede zij met hem), [de zoon van Ibraahiem (vrede zij met hem).]
Isnaad: (meervoudsvorm van sanad) keten van overleveraars van een profetische h’adieth (overlevering), die de verzamelaar van de h’adieth koppelt aan degene die het verhaald heeft.
Israa-iel: een andere naam voor de profeet Ya’qoeb (Jacob) (vrede zij met hem).
Istih’aadah: een bloeding uit de buik van een vrouw tussen haar normale perioden in.
Istih’saan: het geven van een oordeel met een bewijs (daliel) uit het hart met tevredenheid, en men kan dit niet uiten. [Alleen Aboe H’aniefah en zijn leerlingen zeggen dit, maar de overige islamitische geleerden van de Soennah (en zij vormen de meerderheid) zijn het er niet mee eens.]
Istikhaarah: leiding (raad) van Allah de Verhevene zoeken. Het is een salaat (gebed) bestaande uit twee rak’ah waarin de biddende persoon een beroep doet op Allah om hem te leiden naar de juiste weg, met betrekking tot bepaalde (toegestane) zaken die hij wil ondernemen of keuzes die hij wil maken; bijvoorbeeld bij de partnerkeuze voor een huwelijk, het ondernemen van een reis etc. (Zie het artikel Salaat al-Istikhaarah.)
Istisqaa-e: een salaat (gebed) bestaande uit twee rak’ah waarin Allah de Verhevene om regen wordt gevraagd in periodes van droogte.
I’tikaaf: afzondering in de moskee met als doel Allah alleen te aanbidden. Degene in zo’n staat dient geen geslachtsgemeenschap te hebben met zijn vrouw, en het is niet toegestaan om de moskee te verlaten behalve voor een zeer korte tijd, en dat is alleen bij uiterste noodzaak, d.w.z. het doen van zijn behoeften, het bijwonen van een begrafenis etc.
Izaar: een doek dat gedragen wordt om iemands middel wat zijn onderlichaam bedekt.
K
Kaafir: een ongelovige.
Kaafirien of kaafiroen of koeffaar: ongelovigen, meervoudsvorm van kaafir.
Kabaa-ir (al-): grote zonden zoals shirk (polytheïsme), qatl (moord), zinna (overspel, ontucht), ribaa (rente), sirq (diefstal)…
Ka’bah: het Heilige Huis van Allah de Verhevene te Mekkah, die oorspronkelijk gebouwd is door Ibraahiem (vrede zij met hem) en zijn zoon Ismaa’iel (vrede zij met hem). Het is het vierkante gebouw (vaak bedekt met een zwart kleed) in al-Masdjid-al-H’araam (de Heilige moskee in Mekkah) waar alle moslims zich naar toe richten tijdens de salaah (het gebed). (Zie het artikel Het ontstaan van Zamzam en de bouw van de Kabah.)
Kaffaarah: een boetedoening voor het uitspreken of verrichten van iets onwettigs in de Islaam.
Kasrah: het streepje onder de Arabische letters, wat aangeeft dat de uitspraak van die letter met een i is.
Kefen: doodskleed, lijkwade; het witte kleed dat om de dode persoon wordt gewikkeld voordat het begraven wordt.
Khalaf: degenen die na de selef kwamen.
Khaliel: boezemvriend, degene waar je heel veel liefde voor hebt en het is superieur aan vriend of geliefde. Ibraahiem al-Khaliel: Abraham de boezemvriend (van Allah). De profeet Moh’ammed (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) had maar één Khaliel, d.w.z. Allah de Verhevene, maar hij had vele vrienden.
Khalifah: leider van de moslims.
Khalifaat (khilaafah): leiderschap over de moslims, islamitische staat.
Khamr: wijn, hiermee wordt letterlijk het gefermenteerde sap van druiven bedoeld, maar door analogisch te redeneren duidt het op alle gegiste dranken en verder ook op alle bedwelmende dranken of drugs.
Khasoef: maansverduistering.
Khatieb: degene die de khoetbah (preek) verricht.
Khawf: eerbiedige angst.
Khimaar: een stuk stof waarmee een vrouw haar hoofd en nek bedekt, sluier.
Khoeff: lederen sokken.
Khoel’: een vorm van scheiding waarbij de vrouw scheiding zoekt met haar echtgenoot door het geven van een bepaalde compensatie aan hem, of het teruggeven van de mahr (bruidsschat) welke hij haar gegeven heeft.
Khoeshoe’: kalmte, helderheid, concentratie, rust, waardigheid, ootmoed en nederigheid (belangrijk voor bijvoorbeeld tijdens het gebed). (Zie het artikel Khoeshoe’ tijdens het gebed.)
Khoetbah: religieuze toespraak.
Khoetbat-oen-Nikaah’: een toespraak gegeven op het moment van het afronden van het huwelijkscontract.
Kibr: trots, hoogmoed.
Kinderen van Israa-iel of Banie Israa-iel: Israa-iel (Israël) is een andere naam voor de profeet Ya’qoeb (Jacob – vrede zij met hem) en met Kinderen van Israa-iel worden zijn nakomelingen bedoeld, de stam (Banie) Israa-iel.
Kiswah: de bedekking van de Ka’bah.
Kitaab: boek (meervoudsvorm: koetoeb).
Koefie: een Arabische schrijfstijl welke vaak gebruikt werd voor de vroegere geschreven kopieën van de Qor-aan.
Koefr: het is voornamelijk ongeloof in enig van de leringen van het islamitische geloof en deze zijn: te geloven in Allah (God), Zijn engelen, Zijn boodschappers, Zijn geopenbaarde Boeken, de Dag der Opstanding en al-qadar (d.w.z. de goddelijke voorbestemming, het lot, zowel het goede als het slechte, wat Allah ook bepaald heeft dient te gebeuren).
Koefr al-akbar: groot ongeloof.
Koefr al-asghar: klein ongeloof.
Koenyaa: een bijnaam welke begint met Aboe (vader van) of Oemm (moeder van) of Ibn (zoon van) of Bint (dochter van). Meestal bevat deze naam (Aboe of Oemm) de naam van de oudste zoon. Het kan ook een bijnaam zijn dat een persoon omschrijft, zoals Aboe Hoerayrah, de koenyah van ‘Abdoer-Rahm’aan ibn Sakhrt, een belangrijke metgezel van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) die veel ah’aadieth (overleveringen) overgeleverd heeft. Aboe Hoerayrah betekent letterlijk ‘vader van het poesje’. De profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) gaf hem deze bijnaam, omdat hij vaak een poes of kat bij zich droeg.
Koesoef: zonsverduistering.
L
Laa ilaaha ill-Allaah: er is geen god (die het recht heeft om aanbeden te worden) behalve Allah.
Labbayka wa sa’dayka: ik geef gehoor aan uw oproep, ik ben gehoorzaam aan uw bevelen.
Ladhaa: de Hel.
Lah’d: nis van het graf.
Laylatoe l-Qadr: de Waardevolle Nacht in Ramadhaan waarin de Qor-aan is neergezonden. (Zie het artikel Laylatoe l-Qadr.)
Lih’yah: baard. (Zie het artikel Het islamitische oordeel over de baard.)
M
Madzhab (meervoud madzaahib): islamitische wetschool, stroming. Madzhab is ontleend van het werkwoord dzahabah, wat betekent “te gaan”. Madzhab betekent letterlijk “een manier om te gaan” of eenvoudig “een pad”. Er werd ook naar de positie van een voortreffelijke geleerde betreffende een bepaald punt verwezen met zijn madzhab (het pad van zijn ideeën of zijn mening). Uiteindelijk werd het gebruikt om te verwijzen naar het totaal aan meningen van een geleerde, hetzij wettelijk of filosofisch. Later werd het gebruikt om niet alleen de mening van de geleerde aan te duiden, maar ook die van zijn studenten en volgelingen. (Zie het artikel Ontwikkeling van fiqh – de islamitische wet: bronnen, wetscholen (madzaahib) en meningsverschillen.)
Maghfirah: vergeving.
Maghrib: zonsondergang, het zonsonderganggebed.
Maghrib: Marokko.
Mahr: bruidschat die de man aan zijn nieuwe vrouw geeft op het moment van het trouwen.
Mah’ram: mannen die volgens de Sharie’ah niet met een bepaalde vrouw mogen trouwen in verband met hun nauwe verwantschap. Een mah’ram is een man waarbij een vrouw zich ‘openlijk’ mag vertonen zoals haar man, broer, vader en alle andere mannen die genoemd zijn in soerat an-Noer (24), aayah 31.
Makroeh: afkeurenswaardig, afgeraden. Als men het verricht, dan wordt men niet bestraft, maar als men het niet verricht, dan wordt men beloond.
Malak: engel (meervoud: malaa-iekah).
Malak al-Mawt: engel des doods.
Mandoeb: aanbevelenswaardig, aanbevolen (moestah’ab, soennah, nafilah). Als men het verricht, dan wordt men hiervoor beloond, maar als men het niet verricht, dan wordt men niet bestraft.
Maqaam Ibraahiem: een plek heel dicht bij de Ka’bah, de standplaats van Ibraahiem (vrede zij met hem), toen hij de Ka’bah bouwde samen met zijn zoon Ismaa’iel (vrede zij met hem). Deze steen bevat de voetafdrukken van Ibraahiem (vrede zij met hem) .
Ma’roef: het goede, d.w.z. het islamitische monotheïsme en alles wat de Islaam opdraagt om te doen (het tegenovergestelde van moenkar).
Maryam: Maria, de moeder van Jezus (vrede zij met hem).
Masaah’ief: meervoud van moes-h’af.
Masdjid: moskee (meervoud: masaadjid).
Masdjidoel H’araam (al-): de Heilige Moskee in Mekkah.
Masdjid al-Nabawie: een andere naam voor de Masdjid ar-Rasoel, de moskee van de profeet Moh’ammed (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) in al-Medinah.
Mashaa-e Allaah: Allah heeft het zo gewild (een expressie van verwondering).
Mawt (al-): de dood.
Mawdoe’: verzonnen (bijvoorbeeld een mawdoe’ h’adieth).
Menhadj: methodologie van de Qor-aan en Soennah.
Mih’raab: gebedsruimte.
Mina: een pelgrimsplaats buiten Mekkah onderweg naar ‘Arafaat. Het ligt 8 km buiten Mekkah en zo’n 16 km van ‘Arafaat.
Minbar: preekstoel.
Mieswaak of siewaak: een takje, meestal van de Arakboom, waarvan het uiteinde zacht is en dit wordt gebruikt om de tanden schoon te maken. (Voor meer informatie over mieswaak, zie al-Fitrah, de natuurlijke aanleg.)
Miqaat: (meervoudsvorm: mawaaqiet) een van de verschillende plaatsen gespecificeerd door de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) voor de mensen waar zij in de staat van ih’raam kunnen treden, op hun weg naar Mekkah wanneer zij de intentie hebben om h’adj of ‘oemrah te verrichten.
Mi’raadj: de hemelvaart van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) (met lichaam en ziel).
Miskien: een arme, zielig.
Misr: Egypte.
Moe’aamalah: handeling tussen mensen.
Moe-adzdzin: degene die de adzaan luid verricht om de mensen op te roepen om naar de masdjid (moskee) te komen om gezamenlijk as-salaah (het gebed) te verrichten.
Moebaah’: algemeen toegestaan (h’alaal). Als men het verricht, dan wordt men niet beloond, en als men het niet verricht, dan wordt men niet bestraft.
Moebashiraat: goede tijdingen.
Moebiqaat: grote vernietigende zonden.
Moebtadi’: vernieuwer, iemand die een bid’ah (innovatie) introduceert.
Moeh’addieth: iemand die ah’aadieth gestudeerd heeft, een h’adieth-geleerde.
Moedjaahid: strijder in de djihaad. De meervoudsvorm is moedjaahiddien.
Moedjrimoen: criminelen, ongelovigen, polytheïsten, zondaren etc.
Moedjtahidoen: (meervoudsvorm van moedjtahid) onafhankelijke religieuze geleerden die geen religieuze meningen volgen behalve met bewijs (daliel) van de Qor-aan en de Soennah van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem), van over de hele islamitische wereld.
Moe-emin (mv: moe-eminien): gelovige.
Moefassal of moefassalaat: de soerah beginnend van Qaaf tot het einde van de Qor-aan (d.w.z. van nr. 50 tot het einde van de Qor-aan, namelijk 114).
Moefassiroen: geleerden die de uitleg (tefsier) van de Qor-aan gebundeld hebben.
Moeftie: degene die fataawaa mag uitspreken.
Moehaadjiroen of moehaadjirien: (enkelvoud: moehaadjir) de vroegere moslims die migreerden van Mekkah naar al-Madienah tijdens het leven van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) vóór de verovering van Mekkah. En ook de (e)migranten die (e)migreren van het land van de ongelovigen naar het land van de moslims, omwille van Allah de Verhevene en de Islaam, en ook degene die stopt met alle dingen die Allah de Verhevene verboden heeft.
Moeh’arram: de eerste maand van de islamitische kalender.
Moeh’kamaat: de moeh’kamaat verzen van de Qor-aan vormen de basis van de Qor-aan en hier dient naar verwezen te worden voor uitleg. De moeh’kamaat zijn duidelijke, door iedereen te begrijpen verzen die de afgeschafte regelgevingen, de toegestane en verboden zaken, wetten en grenzen uitleggen waarin geloofd en die toegepast moeten worden. Ze kunnen niet veranderd of op meerdere manieren uitgelegd worden. Zie ook moetashaabihaat.
Moeh’rim: een persoon in staat van ih’raam om de h’adj of ‘oemrah te verrichten.
Moeh’rimah: een vrouw in staat van ih’raam.
Moeh’sar: een moeh’rim die van plan is om de h’adj of ‘oemrah te verrichten maar kan dit niet door enige belemmering.
Moeh’sinoen: is de meervoudsvorm van moeh’sin, en dit is een persoon die ih’saan toepast, dus degene die dat verricht wat verplicht is, vermijdt wat verboden is, die acht slaat op de rechten van Allah de Verhevene en die Hem continu gehoorzaam is.
Moekhadhram: (meervoudsvorm: moekhadhramoen) een persoon die moslim werd tijdens het leven van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) maar hem niet gezien heeft.
Moekhannath: verwijfde man, een man die vrouwen imiteert.
Moekallaf: iemand die verantwoordelijk gehouden wordt voor zijn daden, d.w.z. volwassen en geestelijk gezond. Verhaald door ‘Aa-ishah (moge Allah tevreden zijn met haar) dat de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) zei (Nederlandstalige interpretatie): “De daden van de volgende drie personen worden niet genoteerd door de pen (d.w.z. zij worden niet verantwoordelijk gehouden voor hun daden): (1) een slapende persoon totdat hij wakker wordt, (2) een kind totdat hij de pubertijd bereikt, en (3) een geestelijk zieke persoon totdat hij geestelijk gezond wordt.” (Deze h’adieth is aangehaald door an-Nasaa-ie, het Boek van Scheiding, hoofdstuk 21.)
Moenaafiq: hypocriet, huichelaar; degene die geloof laat zien maar in zijn hart is ongeloof.
Moenaafiqien of moenaafiqoen: hypocrieten (meervoudsvorm van moenaafiq).
Moenkar: het afkeurenswaardige, slechte, verwerpelijke, d.w.z. polytheïsme en ongeloof en alles wat de Islaam verboden heeft (het tegenovergestelde van ma’roef).
Moerted: een afvallige.
Moesaa: de profeet Mozes (vrede zij met hem).
Moesalla: een gebedsruimte.
Moesh’af: schrift, vaak wordt hier de Qor-aan mee bedoeld.
Moeslim: moslim, iemand die zich overgeeft aan Allah de Verhevene.
Moeshrik: veelgodenaanbidder, polytheïst; iemand die anderen naast Allah aanbidt, of één of meerdere eigenschappen van Hem toeschrijft aan anderen, iemand die shirk begaat.
Moeshrikien of moeshrikoen: meervoudsvorm van moeshrik.
Moestah’aadah: een vrouw met bloeding van uit de buik tussen haar normale perioden in.
Moestah’ab: aanbevelenswaardig, aanbevolen (nafilah, soennah, mendoeb). Als men het verricht, dan wordt men hiervoor beloond, maar als men het niet verricht, dan wordt men niet bestraft.
Moet’ah: een tijdelijk huwelijk wat toegestaan was in de beginperiode van de Islaam wanneer iemand van huis weg was, maar later is het opgeheven (afgeschaft) en nu is het dus verboden.
Moe’takif: een persoon in de staat van i’tikaaf.
Moetashaabihaat: de moetashaabihaat verzen van de Qor-aan zijn mogelijk voor meer uitleg vatbaar en omvatten de afgeschafte verzen waar we in dienen te geloven maar niet dienen toe te passen, gelijkenissen, eden. Moh’ammad ibn Ish’aaq ibn Yasar zei: “Zij kunnen (maar dienen niet) veranderd worden, en dit is een test van Allah de Verhevene voor de dienaren, net zoals Hij ze test met de toegestane en verboden zaken. Dus deze verzen dienen niet veranderd te worden om een onjuiste betekenis aan te duiden of om de waarheid te verdraaien (volgens de begeerte).” Dus degenen die verwijzen naar de moeh’kamaat verzen om de moetashaabihaat verzen te begrijpen, hebben de correcte leiding verworven.
Moetazahid: toegewijde godsdienstig persoon.
Moettafaqoen ‘Alayh: letterlijk betekent dit ‘zij tweeën zijn het hiermee eens’, d.w.z. dat deze h’adieth terug te vinden is in zowel al-Boekhaarie als Moeslim.
Moettaqoen of moettaqien: degenen met taqwaa (godsvrees). Het wordt vaak vertaald als ‘godvrezenden’, maar dit geeft niet de volledige betekenis weer. Het beduidt meer de vrome gelovigen in het islamitische monotheïsme die Allah veel vrezen (en daardoor alle soorten zonden en slechte daden die Hij heeft verboden of waar Hij een afkeer van heeft mijden) en veel van Allah houden (en daardoor alle soorten goede daden verrichten die Hij heeft opgedragen of waar Hij van houdt).
Moewahh’id: iemand die alleen Allah de Verhevene aanbidt en die Zijn Eenheid erkent.
Moewahh’idien: meervoud van moewahh’id (zij die de ware tawh’ied belijden).
Moewa tt aa-e: een h’adieth boek samengesteld door imaam Maalik ibn Anas, een van de vier fiqh imaams.
Moezdalifah: een plaats tussen ‘Arafaat en Mina waar de pelgrims, terwijl zij terugkeren van ‘Arafaat, moeten stoppen en de hele nacht verblijven (of het grootste deel van de nacht), tussen de negende en tiende dag van de maand Dzoel-H’idjah en daar dienen zij het Maghrib en ‘Ishaa-e gebed samen te verrichten.
Moh’ammed of Moeh’ammad: Moh’ammed stamt af van de lijdende vorm van het deelwoord “Mah’moed” (wat ook een naam is van de profeet), wat betekent: degene in wie de beste prijzenswaardige eigenschappen zo uitstekend zijn verenigd, dat er geen ruimte over is voor enige toevoeging of verbetering.
Moltah’iyien: mannen met lih’ya, baard. (Zie het artikel Het islamitische oordeel over de baard.)
Monaqabah (mv. monaqabaat): vrouwen met niqaab, de gezichtssluier. (Zie het artikel De boodschap van de h’idjaab.)
Moslim (moeslim), mv.: moeslimoen of moeslimien; vrouwelijke vorm: moeslimah (mv.: moeslimaat). De naam moslim wordt vaak gegeven aan alleen diegenen die geloven in de Islaam en de profeet Moh’ammed (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem), maar in feite is dit niet juist. Dit wordt duidelijk als we kijken naar de betekenis van moslim. Een moslim is iemand die zich overgeeft aan God, aan Allah. Dus alle volgelingen van de waarheid, zoals die door verschillende profeten en boodschappers is verkondigd, zijn moslims. Dus de profeet ‘Iesaa (Jezus – vrede zij met hem) en zijn ware volgelingen zijn moslims, de profeet Moesaa (Mozes – vrede zij met hem) en zijn ware volgelingen zijn moslims etc., en de religie/boodschap waar de profeten en boodschappers mee kwamen was altijd Islaam (overgave aan God). Alle profeten riepen de mensen op tot tawh’ied [het toeschrijven (van Allah) aan Eenheid] en verwierpen shirk (polytheïsme, afgoderij). Bijvoorbeeld de naam jood (Jodendom) en christen (Christendom) zijn later onterecht door mensen (vaak door de ongelovigen en tegenstanders van de ware gelovigen) ingevoerd, en nu hebben zij ook onjuist de naam Mohammedaan (Mohammedanisme) voor moslims geïntroduceerd.
Moslimah (moeslimah): vrouwelijke moslim.
N
Naafilah: (meervoudsvorm: nawaafil) aanbevelenswaardig, aanbevolen (moest-h’ab, soennah, mendoeb). Als men het verricht, dan wordt men hiervoor beloond, maar als men het niet verricht, dan wordt men niet bestraft.
Naas: mensen; naas betekent vergeetachtig.
Nabiyy: profeet, iemand die een openbaring krijgt maar die het voor zichzelf moet houden.
Nadjasah: onreinheid.
Nafath: hekserij.
Nafkh: het hijgen van satan.
Nahd: het delen van de kosten van een reis of het samenvoegen van het voedsel voor de reis van de reizigers om het in gelijke delen te verdelen.
Nah’r: letterlijk betekent dit het slachten van alleen de kamelen en dit gebeurd door de halsslagader door te snijden aan het begin van de nek; de dag van nahr is de tiende dag van Dzoel al-H’ieddjah (de maand waarin de h’adj plaatsvind) waarop de pelgrims hun offerdieren slachten.
Namimah: is het informeren van mensen wat er in hun afwezigheid over hen gezegd is, om zo haat in een samenleving te creëren.
Nasieh’ah: advies.
Nefs: innerlijk, ego.
Nifaaq: hypocrisie.
Nifaas: bloedingen na een geboorte.
Nikaah’: huwelijk volgens de islamitische wet. (Zie Huwelijk/Familie voor diverse artikelen over het huwelijk.)
Ni’mah: gunst (meervoudsvorm: ni’m).
Niqaab: gezichtsbedekking.
Niyyah: intentie.
Noeh’: de profeet Noah (vrede zij met hem).
Noesk: religieuze daad van aanbidding.
Noesoek: een offer.
O
Oeh’oed: een hele belangrijke slag (Ghazwa Oeh’oed) die plaatsvond tussen de moslims en de ongelovigen, vlakbij de bekende berg Oeh’oed. (Zie Beknopte biografie van de profeet Mohammed.)
‘Oelemaa-e: geleerden (meervoudsvorm van ‘aalim).
‘Oeloem al-Qor-aan: Qor-aanwetenschappen. (Zie Artikelen over de Koran.)
Oemm: moeder, moeder van. Zie ook koenyaa.
Oemm al-Moe-eminien: moeder van de gelovigen, dit wordt gebruikt als titel voor de vrouwen van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem). De meervoudsvorm is Oemmahaat-oel-Moe-eminien.
Oemmah: gemeenschap, volk, meestal wordt dit gebruikt voor de islamitische gemeenschap.
‘Oemrah: de kleine bedevaart (naar Mekkah) waarbij men de tawaaf (7 x lopen om de Ka’bah) verricht en de sa’y (het 7 x lopen tussen de heuvels as-Safaa en al-Marwa.
Oesoel: grondbeginsel (fundament).
Okhti: mijn zuster (okht = zuster).
Oeloe l-‘Azm: de vijf grote boodschappers; Noeh’, Ibraahiem, Moesaa, ‘Iesaa en Moh’ammed (vrede zij met hen).
Omajjaden (of Omayyaden, Oemayyaden, Umayyaden, enz.): een islamitische dynastie (regerende familie) die van 661 n.C. tot 750 n.C. vanuit Damascus het islamitische Rijk bestuurde. De Omajjaden waren van oorsprong een belangrijke clan uit Mekkah en werden binnen de islamitische wereld de belangrijkste clan. In totaal regeerden veertien leden van de clan als khalief over de toenmalige islamitische wereld. Nadat de Omajjaden in 750 n.C. verslagen waren door de Abbasiden, zette de gevluchte prins ‘Abder-Rah’maan ibn Moe’awiyyah de dynastie in Spanje voort tot 1027 n.C. (de Spaanse Omajjaden). De Omajjaden-clan behoorde tot de Qoeraysh (Qoeraisj) en ontlenen deze naam aan de Banoe Oemayyah (Omajja).
Q
Qaadie: een moslimrechter.
Qaarie-e: de vroegere islamitische religieuze geleerden werden qoerraa-e (meervoud van qaarie-e genoemd – dit woord wordt ook gebruikt voor een persoon die de Qor-aan uit het hoofd kent). De qoerraa-e waren de vroegere geleerden van de moslims.
Qaarin: degene die h’adj-al-qiraan verricht.
Qabr (al-): het graf.
Qadr of qadar (al-): het lot, lotsbestemming, de goddelijke voorbeschikking.
Qalb: hart; qalb betekent verandering.
Qattaat: een persoon die informatie over iemand bekendmaakt bij anderen met de intentie om kwaad en vijandigheid tussen hen te veroorzaken.
Qiblah: de richting van de Ka’bah te Mekkah, gebedsrichting.
Qiel wa Qaal: zondig en nutteloos gepraat (d.w.z. roddelen, liegen etc.).
Qiraat: een speciaal gewicht; soms een zeer groot gewicht zoals de berg Oeh’oed (bij al-Madinah). 1 Qiraat = ½ Daaniq , en 1 Daaniq = 1/6 Dirham.
Qisaas: de wet van gelijkheid in bestraffing voor wonden etc. in vergelding.
Qiyaam: staan, de staande positie tijdens as-salaat (het gebed).
Qiyaam al-layl: letterlijk: staan in de nacht. Hier wordt het nachtgebed mee bedoeld.
Qiyaas: analogische gevolgtrekking; uitspraken en oordelen gegeven door de islamitische religieuze geleerden. Deze worden gegeven volgens de volgende bewijzen, respectievelijk: (A) van de Qor-aan, (B) van de Soennah van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem), (C) van het unaniem geaccepteerde oordeel van de moedjtahidoen, (D) Qiyaas: d.w.z. het oordeel gegeven door een moedjtahid die de aangelegenheid gelijkwaardig beschouwd in vergelijking met een aangelegenheid beoordeeld door de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem). Qiyaas vindt niet plaats behalve als het oordeel van de aangelegenheid niet gevonden kan worden in de eerste drie bovenvermelde bewijzen, A, B en C.
Qoenoet: een smeekbede in de salaah (het gebed). (Zie het artikel Doe’aa-e al-Qoenoet.)
Qoe’oed: de zitpositie in de salaah (het gebed).
Qoeraysh: dit was een van de grootste Arabische stam in de pre-islamitische periode van Onwetendheid, de profeet Moh’ammed (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) behoorde tot deze stam die veel macht had zowel spiritueel als financieel en zowel vóór en na dat de Islaam kwam.
Qoerayshie: een persoon die tot de Qoeraysh behoorde.
Qor-aan: Koran, het Woord van Allah de Verhevene dat via de engel Gabriël (vrede zij met hem) aan de profeet Moh’ammed (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) geopenbaard is.
R
Radhiyallaahoe ‘anhoe / ‘anha / ‘anhoem / ‘anhoemaa: moge Allah tevreden zijn met hem / haar / hen/ hen beide.
Rabb: vaak vertaalt als Heer. Eigenlijk is er geen goed equivalent voor in de Nederlandse taal. Het betekent de Ene en Enige Heer van het hele universum, zijn Schepper, Eigenaar, Voorziener, Meester, Planner, Onderhouder, Liefhebber en Schenker van veiligheid etc. Rabb is ook een van de Namen van Allah. Wij hebben het woord ‘Heer” gebruikt als het meest nabij bij Rabb.
Rabboeka: jullie Heer, jullie Meester.
Rabie’ oel-Awwal: de derde maand van de islamitische kalender.
Radghatoe l-Khabaal: viezigheid, pus, vet en zweet van de mensen van de Hel.
Radjab: de zevende maand van de islamitische kalender.
Rah’imahoellaah/Rah’imahoemoellaah: moge Allah hem/hen genadig zijn, dit wordt gezegd na het noemen van iemand (een gelovige) die overleden is.
Rah’mah: genade.
Rak’ah: één volledig deel van as-salaah (het gebed), bestaande uit 1 x staan (qiyaam), 1 x buigen (roekoe-e), 2 x knielen (sadjdah of soedjoed) en qoe’oed (zitten). De meervoudsvorm is raka’aat en de tweevoudsvorm is rak’atayn.
Ramadhaan: de negende maand van de islamitische kalender, waarin de moslims dienen te vasten. In deze maand begon de Openbaring van de Edele Qor-aan aan onze geliefde profeet Moh’ammed (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem). (Zie Vasten en de maand Ramadhaan voor diverse artikelen.)
Ramal: een snelle wandel gepaard met de bewegingen van de armen en benen om je fysieke kracht te tonen. Dit dient verricht te worden in de eerste drie rondes van de tawaaf rond om de Ka’bah, en dit dient alleen door de mannen gedaan te worden en niet door vrouwen.
Ramy: het gooien van kiezels naar de djimaar in Mina.
Rasoel: boodschapper, iemand die een openbaring krijgt en die het moet verkondigen.
Rayyaan: de naam van een van de poorten van het Paradijs waardoor de mensen die vaak vastten binnen zullen gaan.
Riba: rente, woekerrente. [Zie het artikel Het consumeren van ribaa (rente).]
Riddah: afvalligheid (van Islaam naar koefr, van geloof naar ongeloof).
Rieyaa-e: te koop lopen met aanbidding en goede daden.
Risaalah: boodschap.
Rizq: levensonderhoud, voorzieningen van Allah de Verhevene.
Roeh’: geest, ziel.
Roeh’oel-Qoedoes: de Heilige Geest, de engel Djibriel (Gabriël) (vrede zij met hem).
Roekn: pilaar of zuil [verplicht onderdeel] (van bijvoorbeeld het gebed).
Roekoe’: de gebogen houding tijdens het gebed.
Roeqyah: een geneeswijze die gedaan wordt om een zieke d.m.v. Qor-aanrecitatie of bepaalde smeekbeden te genezen.
Roewyaa: dromen.
S
Saa’: een maateenheid dat gelijk is aan 4 moedd (ongeveer 3 kg.).
Saabi-oen: een volk dat leefde in Irak en zij zeiden laa ilaaha illallaah [er is geen god (die het recht heeft om aanbeden te worden) behalve Allah], en zij lazen az-Zaboer (de Psalmen van de S aabi-oen ) en zij waren noch joden, noch christenen.
Saalih’: vroom, oprecht.
Saabirien: geduldigen, mensen met geduld.
Sab’a-al-Mathaanie: de zeven herhaaldelijk gereciteerde verzen, d.w.z. soerat al-Faatih’ah.
Sabr: geduld.
Sadaqah: alles wat als liefdadigheid wordt gegeven of gedaan (eten, geld, hulp, glimlach etc.) omwille van Allah de Verhevene.
Sadaqah Djaariyah: doorlopende/voortdurende sadaqah, liefdadigheid waarvan de beloning voortduurt, b.v. door boeken te drukken en te verspreiden, moskee te bouwen, kinderen die doe’aa-e voor hun ouders verrichten etc.
Sadjdah: ter aarde werping, de knieling tijdens het gebed (zie ook soedjoed).
Safar: de tweede maand van de islamitische kalender.
Sah’aabah: metgezellen van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem), de moslims die de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) gezien hebben en die stierven als moslims (radhiyallahoe’anhoem).
Sah’aabie: metgezel (enkelvoud van sah’aabah).
Sah’ieh’: juist, betrouwbaar; een authentieke overlevering (h’adieth).
Sah’ieh’ al-Boekhaarie: verzameling van authentieke ah’aadieth verzameld en samengesteld door imaam al-Boekhaarie (moge Allah hem genadig zijn) en wordt na de Edele Qor-aan als meest betrouwbare boek beschouwd.
Sah’ieh’ Moeslim: verzameling van authentieke ah’aadieth verzameld en samengesteld door imaam Moeslim.
Sah’ieh’ayn: de twee h’adieth boeken van imaam al-Boekhaarie en imaam Moeslim.
Sah’oer: maaltijd vóór het vasten (vóór het fadjr gebed). Sah’oer is een maaltijd in de nacht met als bedoeling het versterken van het lichaam om de dag vastend door te kunnen brengen.
Sahw: vergeten (hier betekent het het vergeten van hoeveel raka’aat men verricht heeft in de salaah (het gebed) waardoor men twee neerknielingen van sahw moet verrichten.
Sa’ier: de Hel.
Sakienah: kalmte, rust en geruststelling etc.
Salaah of Salaat: voorgeschreven gebed (d.w.z. de vijf verplichte gebeden).
Salaamoe ‘alaykoem: vrede zij met jullie.
Salaat al-‘Asr: het namiddaggebed (het derde verplichte gebed van de dag, bestaande uit vier raka’aat).
Salaat adh-Dhoh’a: een vrijwillig gebed dat men na de fadjr en vóór de dhzohr kan bidden. (Zie het artikel De voortreffelijkheid van het doh’a gebed.)
Salaat al-Djanaazah: het begrafenisgebed. [Zie het artikel Salaat al-Djanaazah (het begrafenis gebed).]
Salaat al-Djoemoe’ah: het vrijdagmiddag gebed.
Salaat adhz-Dhzohr: het middaggebed (het tweede verplichte gebed van de dag, bestaande uit vier raka’aat).
Salaat al-Fadjr: het ochtendgebed of zonsopkomstgebed [het eerste verplichte gebed van de dag, bestaande uit raka’aatayn (twee raka’h ‘s)].
Salaat al-‘Ishaa-e: het avondgebed (het vijfde verplichte gebed van de dag, bestaande uit vier raka’aat).
Salaat al-Istiekhaarah: het bidden van twee raka’aat en de doe’aa-e van al-istiekhaarah verrichten, om Allah de Verhevene om raad te vragen. (Zie het artikel Salaat al-Istikhaarah.)
Salaat al-Maghrib: het zonsonderganggebed (het vierde verplichte gebed van de dag, bestaande uit drie raka’aat).
Salaat al-Witr: letterlijk het oneven gebed, dit is een gebed dat tussen s alaat al-ishaa-e en al-fadjr in oneven aantal verricht wordt.
Salaat at-Taraawieh (tahadjjoed): vrijwillig gebed na het ‘ishaa-e gebed in Ramadhaan.
Salab: bezittingen (wapens, paard etc.) van een overleden strijder gedood in een oorlog.
Sallallaahoe ‘alayhie wa sallam (saws): Allahs zegeningen en vrede zijn met hem. Dit wordt gezegd na het noemen van de profeet Moh’ammed.
Samaa-e: (meervoudsvorm: samawaat) hemel.
Saqar: de Hel.
Sawm (mv. siyaam): vasten.
Sa’y: het zeven keer lopen tussen de heuvels as-Safaa en al-Marwa in Mekkah tijdens het verrichten van de h’adj en ‘oemrah.
Sayyid: meester of mijnheer [het wordt ook gebruikt als een titel voor de afstammelingen van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem)].
Sayyidi: mijn meester.
Selef (as-selef as-saalih’): de vrome voorgangers, de eerste drie generaties: dus de sah’aabah (metgezellen) van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem), hun volgelingen (de taabi’ien) en de leerlingen daarvan.
Selefie: degene die de weg van de vrome voorgangers (as-selef) volgt.
Shaam (ash-): het vroegere Levant en het huidige Syrië, Libanon, Palestina en Jordanië.
Sha’baan: de achtste maand van de islamitische kalender.
Shafaa’ah: voorspraak, het recht van voorspraak ten behoeve van de mensheid, die Allah de Verhevene aan Zijn boodschappers en andere mensen heeft geschonken op de Laatste Dag.
Shahaadah: de geloofsgetuigenis en eerste zuil van Islaam: “Ash-hadoe allaa ilaaha iell-Allaah, wa ash-hadoe anna Moh’ammadan rasoeloellaah” [ik getuig dat er geen god is (die het recht heeft om aanbeden te worden) behalve Allah, en ik getuig dat Moh’ammed Zijn boodschapper is]. (Zie het artikel De voorwaarden van as-shahaadah.)
Shahaadatayn: de tweevoudsvorm van shahaadah – de twee getuigenissen; (1) dat er geen god is die het recht heeft om aanbeden te worden behalve Allah, en (2) dat Moh’ammed Zijn boodschapper is.
Shahied: een martelaar.
Shakl: de leestekens boven de Arabische letters (h’arf) en woorden (kalimaat), voor de uitspraak.
Sharie’ah: islamitische wetgeving, de goddelijke Wet.
Shawwaal: de tiende maand van de islamitische kalender.
Shaytaan: satan, de duivel. De meervoudsvorm is shayaatien.
Shaykh: sheikh, geleerde. De meervoudsvorm is shoeyoekh.
Shirk: polytheïsme, afgoderij; iets of iemand naast Allah de Verhevene aanbidden, deelgenoten aan Allah toekennen, eigenschappen van Allah aan iemand anders toekennen, het schenden van tawh’ied. (Zie Monotheïsme in de Islaam voor diverse artikelen over tawh’ied en shirk.)
Shoeraa: onderlinge beraadslaging, overleg. In de Islaam kennen we geen democratie waarbij de mens volledige vrijheid heeft om eigen wetten te maken. Democratie is ongetwijfeld een moderne vorm van shirk (polytheïsme) in termen van gehoorzaamheid en volgen, of wetgeving, aangezien het de Soevereiniteit van de Schepper en Zijn absolute recht om wetten uit te vaardigen ontkent, en men dit recht toekent aan menselijke schepsels [zie Mawsoe’at al-Adyaan wa al-Madzaahib al-Moe’aasirah (2/1066, 1067)]. In de Islaam kennen we ook geen autocratie of dictatuur, waarbij de macht in handen is van één persoon. Maar wij volgen de middenweg van shoeraa (overleg, beraadslaging): de handelwijze van moslims is open – d.w.z. op die gebieden waar Allah de Verhevene of Zijn boodschapper (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) geen beslissingen over genomen hebben – en dit wordt bepaald door onderling overleg (rekening houdend met de islamitische sharie’ah – wetgeving) tussen diegenen die recht hebben om hun stem te laten horen. Bijvoorbeeld in persoonlijke huiselijke kwesties, zoals tussen een echtgenoot en echtgenote, of andere betrokken leden van een gezin; in zakelijke kwesties, zoals tussen zakenpartners of andere belanghebbende partijen; en staatsaangelegenheden, zoals tussen leiders en onderdanen, of zoals tussen verschillende bestuurlijke organen. (Uit A. Yusuf Ali Quran Commentary, de herziene versie.) Rechtvaardigheid eist dat iedereen – om wier belangen het gaat – geraadpleegd wordt. Als het gaat om een groot aantal mensen, dan dienen hun betrouwbare vertegenwoordigers deel te nemen aan de beraadslaging. Het is onrechtvaardigheid als iemand een kwestie besluit volgens zijn persoonlijke mening en anderen negeert wanneer het om de belangen van twee of meer mensen gaat. Het is ook een zeer grote verantwoordelijkheid om beslissingen te nemen in kwesties die betrekking hebben op de rechten en belangen van anderen. Niemand die God vreest en weet hoe groot die verantwoordelijkheid jegens God is, zal deze zware last volledig op zich durven te nemen. Een dergelijke stoutmoedigheid wordt alleen maar getoond door diegenen die God niet vrezen en die achteloos zijn jegens het Hiernamaals. Door een diepe overpeinzing van deze aspecten zal men in staat zijn volledig te begrijpen dat beraadslaging (shoeraa) een noodzakelijke eis is voor de moraliteit die de Islaam de mens onderwijst, en afwijking daarvan is een grote verdorvenheid wat de Islaam niet toestaat. (Uit Tefhiem al-Qor-aan van Sayyid Aboe al-A’laa Mawdoedie.)
Sidhdhiek en sidhdhiekoen: die volgelingen van de profeten die als eerste in hen geloofden (zie Qor-aan, aayah 4:69).
Sierah: biografie (levensverhaal).
Sierat an-Nabiy: levensloop van de profeet Moh’ammed (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem).
Siewaak of miswaak: een takje, meestal van de Arakboom, waarvan het uiteinde zacht is en dit wordt gebruikt om de tanden schoon te maken. (voor meer informatie over siewaak, zie al-Fitrah, de natuurlijke aanleg.)
Siffien: een veldslag die plaatsvond bij Siffien tussen de volgelingen van ‘Aliy ibn Abie Taalib (moge Allah tevreden zijn met hem) en de volgelingen van Moe’aawiyah (moge Allah tevreden zijn met hem) na de dood van ‘Oethmaan ibn ‘Affaan (moge Allah tevreden zijn met hem).
Sih’r: tovenarij.
Siraat al-Moestaqiem: het rechte pad. Dit is het pad dat de profeet Moh’ammed (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) aan de mensheid heeft getoond d.m.v. de Qor-aan.
Siyaam: je onthouden van, vasten. Het is niet alleen je onthouden van eten en drinken en geslachtgemeenschap, maar ook van alle verboden zaken, zoals kijken naar zaken die h’araam zijn, roddelen, liegen etc. Je legt de nadruk op het laten van deze zaken.
Soebh’aanallaah: Glorieus is Allah.
Soebh’aanahoe wa Ta’aalaa: Glorieus is Hij en Verheven.
Soedjoed: ter aarde werping, de knieling tijdens het gebed (zie sadjdah).
Soedjoed as-Sah’w: soedjoed (knieling) van vergeetachtigheid, men verricht soedjoed as-sah’w (bestaande uit twee rak’ah’s) als men een fout heeft begaan in het gebed, of als men twijfelt.
Soedjoed at-tilaawah: neerknieling na het reciteren van sommige verzen van de Qor-aan.
Soeh’oer: maaltijd genomen vóór al-fadjr in de maand Ramadhaan voordat men met het vasten begint.
Soekoen: de kleine “o” boven de Arabische letters, wat aangeeft dat er geen klinker (a, oe, i) komt na deze letter.
Soennah: aanbevelenswaardig, aanbevolen (moest-h’ab, naafilah, mendoeb). Als men het verricht, dan wordt men hiervoor beloond, maar als men het niet verricht, dan wordt men niet bestraft.
Soennah: dit betekent letterlijk de weg of manier. Islamitisch duidt de Soennah de woorden, daden en stilzwijgende goedkeuringen van de profeet Moh’ammed (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) aan. (Zie De Soennah voor enkele artikelen over de Soennah.)
Soennah Moe-akkadah: sterk aanbevolen soennah (b.v. het witr- gebed en de rak’atayn (twee rak’ah’s) vóór salaat al-fadjr).
Soenan: meervoudsvorm van soennah.
Soenan ar-rawaatib: de soennah-gebeden die de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) regelmatig verrichtte.
Soerat of soerah: een hoofdstuk uit de Qor-aan (totaal zijn er 114 soewar).
Soetrah: de afscheiding (pilaar, muur, stok, stoel etc.) die je voor je dient te hebben tijdens het gebed en die dient als een symbolische barrière tussen degene die bidt en de andere mensen die niet voor hem door mogen lopen.
Soewar: meervoudsvorm van soerat.
T
Taabah: een andere naam voor al-Madinah al-Moenawwarah.
Taabi’ien (volgelingen): de meervoudsvorm van taabi’ie (volgeling); de generatie na de sah’aabah (moge Allah tevreden zijn met hen), die de sah’aabah [metgezellen van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem)] gezien of vergezeld hebben.
Taaghoet (of Taaghoot): het woord taaghoet heeft een brede betekenis: letterlijk betekent het ‘degene die overschrijdt’. In de religie betekent het alles dat naast Allah Ta’aalaa aanbeden wordt en dit goed vindt, zoals shaytaan (de duivel) en afgodsbeelden. De meervoudsvorm is tawaaghiet. Het betekent alles dat aanbeden wordt naast de Echte en Enige God (Allah de Verhevene), d.w.z. alle valse afgoden.
Tabarroedj: wanneer een vrouw haar charme en schoonheid toont in aanwezigheid van anderen dan haar man. Het betekent ook heupwiegen wanneer ze loopt.
Tahadjjoed: vrijwillig nachtgebed dat verricht kan worden na het ‘ishaa-e gebed en voor het fadjr gebed.
Tahaarah: schoonheid, reinheid, het verwijderen van onreinheden, opheffen van de nadjaasah-toestand (rituele onreinheid).
Tadjwied: recitatieregels van de Qor-aan.
Tahliel: het zeggen van laa iellaaha iellallaah [er is geen god (die het recht heeft om aanbeden te worden) behalve Allah].
Tah’mied: het zeggen van al-h’amdoeliellaah (de lof is voor Allah).
Tah’niek: een islamitische gewoonte om een stukje dadel te kauwen en om een deel van het sap in de mond van een pasgeborene te doen en om de adzaan in het kind zijn oren te zeggen. (Zie het artikel Het verwelkomen van een pasgeboren kind.)
Tah’iyyat al-Masdjid: gebed (bestaande uit twee raka’aat) als begroeting voor de moskee.
Takbier: het zeggen van Allaahoe Akbar (Allah is het Grootst).
Takbierah: het 1 x zeggen van Allaahoe Akbar.
Takbieratoe l-Ih’raam: de eerste takbier waarmee je het gebed begint.
Talbieyah: het zeggen van labbayk, Allahoema labbayk (O Allah! Ik ben Uw Bevelen gehoorzaam, ik beantwoord Uw Oproep).
Taqwaa: godsvrees, vrees voor Allah de Verhevene.
Taraawieh (tahadjjoed): vrijwillig gebed na het ‘ishaa-e gebed in Ramadhaan.
Tarbiyah: islamitische opvoeding.
Tasbieh’: het zeggen van Soebh’aanallaah (Glorieus is Allah), het prijzen van de Glorie van Allah.
Tashah-hoed: letterlijk betekent dit “getuigenis”. Het duidt op het reciteren van de smeekbede tijdens qoe’oed, d.w.z. de zitpositie in de salaah (het gebed): “Attaah’ieyyaatoe liellah wa ssalawaatoe, wattayyiebaatoe, assalaamoe ‘alayka ayyoeha nnabieyyoe wa rah’matoe llaahie wa barakaatoeh, assalaamoe ‘alayna wa ‘ala ‘iebadie llaahie ssaalieh’ien. Ash-hadoe an laa ielaaha iella llaah wa ash-hadoe anna Moeh’ammedan ‘abdoehoe wa rasoeloeh [Attah’ieyaat (groeten en smeekbeden) aan Allah, gebeden en al het goede, komen toe aan Allah. Vrede zij met u, O profeet en de Genade van Allah en Zijn Zegeningen! Vrede zij met ons, en met de oprechte dienaren van Allah! Ik getuig dat er geen god is (die het recht heeft om aanbeden te worden) behalve Allah, en ik getuig dat Moh’ammed Zijn dienaar en boodschapper is].” [Zie al-Boekhaarie Vol. 1, h’adieth 794; Moeslim 1/301. Zie ook al-‘Asqalaanie, Fat-h’ al-Baarie 1/13.] Het betekent ook het getuigen dat laa ilaaha illallaah, wa anna Moeh’ammadan roesoel Allaah [er is geen god (die het recht heeft om aanbeden te worden) behalve Allah, en Moh’ammed is de boodschapper van Allah].
Tasliem: om het gebed te beëindigen, draait men het gezicht naar rechts en zegt: “As-Salamoe ‘alaykoem wa Rah’matoellaah (vrede en Barmhartigheid van Allah voor jou)”, daarna draait men het gezicht naar links en herhaald de begroeting. Deze handeling wordt tasliem genoemd en het is een begroeting van de twee engelen (rechts en links) die onze daden opschrijven.
Tawaaf: het zeven keer om de Ka’bah lopen als een handeling van aanbidding (veel onwetende mensen zijn begonnen met het lopen om graven en dergelijke, dit is absoluut verboden!!!).
Tawaaf-al-Ifaadah: de ommegang om de Ka’bah door de pelgrims nadat zij van Mina komen op de tiende dag van Dzoel-H’idjah. Deze tawaaf is een van de essentiële rituelen (roekn) van de h’adj (bedevaart).
Tawaaf-oel-Wadaa-e: de (afscheids) tawaaf vóór het vertrek uit Mekkah na het verrichten van h’adj of ‘oemrah. Dit is het laatste wat een pelgrim dient te doen voor zijn vertrek uit Mekkah.
Tawbah: berouw.
Tawh’ied: het toeschrijven (van Allah) aan Eenheid – het islamitische monotheïsme, het betekent het verklaren dat Allah de Enige God is, het bestaat uit drie aspecten: (1) Tawh’ied ar-Roeboebieyyah, het uitzonderen van Allah in de Heerschappij, (2) Tawh’ied al-Oeloehiyyah, het uitzonderen van Allah in Zijn Goddelijkheid en recht op aanbidding, en (3) Tawh’ied al-Asmaa-e wa s–Sefaat, het uitzonderen van Allah in de Namen en Eigenschappen. (Zie Monotheïsme in de Islaam voor diverse artikelen, waaronder Het concept van monotheïsme in de Islam.)
Tawraat: Torah, het Heilige Boek dat door Allah de Verhevene aan de profeet Mozes (vrede zij met hem) geopenbaard is.
Tayammoem: rituele reiniging i.p.v. woedoe-e of ghoesl, met schone aarde als er geen water aanwezig is, of als men om gezondheidsredenen geen water kan/mag gebruiken. Men dient dan licht met de handen op schone aarde te slaan en vervolgens de palm van de ene hand over de andere te vegen, de stof er van af te blazen en dan over het gezicht te vegen.
Taybah: een van de namen van de stad al-Medienah.
Tefsier: uitleg van de Qor-aan.
Toelaqaa-e: die personen die de Islaam aanvaarden op de dag van de verovering van Mekkah.
W
Waadjib: verplicht volgens de Sharie’ah. Als men het verricht, dan wordt men hiervoor beloond, en als men het niet verricht, dan wordt men hiervoor bestraft.
Wahn: zwakheid en slapheid; liefde voor de wereld en een afkeer van de dood. (Zie het artikel Al-Wahn, een dodelijke ziekte.)
Wah’y: de Openbaring of Inspiratie van Allah de Verhevene aan Zijn profeten.
Waliemah: het trouwfeest.
Waliy: (meervoudsvorm: awliyaa-e) een heilige. Het betekent ook beschermer, bewaker, helper, vriend etc. Het verwijst ook naar de wettige voogd van een minderjarige of vertegenwoordiger van de bruid die haar in het huwelijk weggeeft.
Wallaahi: bij Allah! Dit wordt gebruikt bij het zweren. (Echter, het is niet goed om dit vaak en zonder dringende reden te gebruiken!)
Waqf: een religieuze schenking wat blijvend is.
Wara’: vroomheid.
Wasaayaa: (enkelvoud: wasiyyah ) testamenten. (Zie Het Testament in de Islaam.)
Wasielah: de middelen om Allah te benaderen of om nabijheid tot Hem te bereiken door Zijn Gunsten (ni’m) te verkrijgen.
Waswaas (of wiswaas etc.): influisteringen van shaytaan.
Wayh’aka: moge Allah jou Genadig zijn.
Waylaka: wee jij.
Wisaal: het vasten (sawm) van meer dan een dag achter elkaar.
Witr: oneven.
Woedhoe-e: kleine rituele reiniging/wassing; een rituele staat van reinheid als voorwaarde voor bepaalde daden van aanbidding, zoals het gebed. (Zie de artikelen De wijsheid achter de woedhoe-e en De woedhoe-e, stap voor stap.)
Y
Ya-edjoodj en Ma-edjoodj: de volken Gog en Magog.
Yah’yaa: de profeet Johannes (vrede zij met hem).
Yamaamah: een plaats in Saoedi-Arabië richting Najd. Hier vond de veldslag plaats tussen de vroegere moslims en de volgelingen van Moesaylimah de leugenaar – de valse profeet.
Yaqien: zekerheid; perfect en absoluut geloof.
Ya’qoeb: de profeet Jacob (vrede zij met hem) .
Yarh’amoek Allaah: moge Allah u vergeven.
Yarh’amoehoe Allaah: moge Allah hem vergeven.
Yathrib: de naam van de stad vóórdat het al-Medienah genoemd werd.
Yawm: dag.
Yawm ad-Dien: de Dag des Oordeels.
Yawm al-Ba’th: de Dag der Opstanding.
Yawm an-Nah’r: de dag van het slachten van de offerdieren, d.w.z. de 10 de dag van Dzoel-H’idjah.
Yawm at-Tarwiyyah: de 8ste dag van de maand Dzoel-H’idjah wanneer de pelgrims Mekkah verlaten en naar Mina gaan.
Yawm-oel-Qiyaamah: letterlijk betekent dit: de Dag van het staan (het is een van de namen van de Dag des Oordeels, de Laatste Dag).
Yoenoes: de profeet Jona (vrede zij met hem).
Yoesoef: de profeet Jozef (vrede zij met hem).
Z
Zaboer: Psalmen, het Heilige Boek dat door Allah aan de profeet Daawoed (David) (vrede zij met hem) geopenbaard is.
Zakaah of zakaat: de vierde pilaar van de Islaam; liefdadigheid die verplicht is voor iedereen die een bezit heeft boven een bepaalde grens en wat een jaar in zijn/haar bezit is geweest. Het is een bepaald gedeelte van iemands bezittingen die onderhevig zijn aan zakaah en dient jaarlijks betaald te worden ten gunste van o.a. de armen van de gemeenschap. Het betalen van zakaah reinigt iemands bezittingen en het is het grootste economische middel om sociale rechtvaardigheid te bewerkstelligen en het leidt de moslimgemeenschap naar voorspoed en veiligheid. (Zie het artikel Az-Zakaah.)
Zakaat-oel-Fitr: een verplichte sadaqah (liefdadigheid) dat door moslims gegeven dient te worden vóór het gebed van ‘Ied al-Fitr (de eerste dag na de Ramadhaan, een van de twee feestdagen van de moslims). (Zie het artikel De gezegende maand Ramadhaan voor meer informatie over zakaat al-fitr.)
Zamzam: een bijzondere (heilige) waterbron bij de Ka’bah in Mekkah, ontstaan in de tijd dat Ismaa’iel (vrede zij met hem) [de zoon van Ibraahiem (vrede zij met hem)] nog een baby was. (Zie het artikel Het ontstaan van Zamzam en de bouw van de Kabah.)
Zaqqoem: is het fruit van een kwaadaardige boom die ontspringt vanuit de bodem van de Hel.
Zienah: versieringen, sierraden, vrouwelijke schoonheid.
Zinaa: ontucht, overspel, onwettige geslachtsgemeenschap. (Zie het artikel Zinaa, een gruweldaad en een slechte weg.)
Zoehd: ascese = levenswijze van een asceet = iemand die uit overtuiging een sober en streng leven leidt.
Relevante artikelen: