Komt tot het gebed! Kom tot het succes!
Bron: Islam Q&A
Vertaald door broeder Said en Aboe Yoesoef ‘Abdoellaah.
Het Arabische woord adzaan (أَذَان) betekent afkondigen of aankondigen. Allah de Verhevene zegt (Nederlandstalige interpretatie): “En verkondig (adzdzin) de h’adj (bedevaart) onder de mensen…” [Soerat al-H’adj (22), aayah 27.]
In sharie’ah terminologie betekent het: het aanbidden van Allah door op een bepaalde manier het tijdstip van het verplichte gebed aan te kondigen, gebruik makend van woorden die overgeleverd zijn van de profeet ﷺ (salallaahoe ‘alayhie wa sellem – vrede en zegeningen van Allah zijn met hem).
De adzaan is de oproep tot gebed en wordt verricht zodra het tijdstip van een verplicht gebed aanbreekt. De profeet ﷺ heeft gezegd (Nederlandstalige interpretatie): “Wanneer de tijd van het gebed begint, laat een van jullie dan de adzaan verrichten voor jullie.” (Moettafaqoen ‘alayh.)
Degene die de adzaan verricht noemt men de muezzin of moe-adzin (gebedsomroeper). Adzaan wordt ook wel weergegeven als azan, azaan, adzan, athan, athaan of adhan, en het wordt vaak vertaald als “oproep tot gebed” of “gebedsoproep”.
Het verrichten van de adzaan is een fardh kifaayah: als iemand die bekwaam is het doet, dan rust er geen zonde op de rest. De geleerden van de Permanente Commissie hebben gezegd: “De adzaan is een fardh kifaayah (gemeenschappelijke verplichting) in een gemeente, en hetzelfde geldt voor de iqaamah (de aankondiging dat het gebed gaat beginnen, dit vindt enige tijd na de adzaan plaats). (Maar) als iemand begint met bidden zonder de adzaan of iqaamah, hetzij uit vergeetachtigheid of onwetendheid, of enige andere reden, dan is het gebed nog steeds geldig.” (Fataawaa al-Ladjnah ad-Daa-imah, 6/54.)
Manieren om de adzaan te verrichten
Betrouwbare overleveringen van de profeet ﷺ (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) geven verschillende versies van de adzaan. Het is Soennah om al deze versies te gebruiken zodat de Soennah (levenswijze van de profeet Moh’ammed ﷺ) kan herleven, alsook om een einde te maken aan de discussies en meningsverschillen die zijn ontstaan door hen die geen kennis hebben of door de fanatieke aanhangers van hun eigen madzaahib (meervoud van madz-hab: wetsschool).
Sheikh Ibn ‘Oethaymien zei hierover het volgende: “Alles dat is overgeleverd in de Soennah van de profeet ﷺ over de adzaan is toegestaan. Het is zelfs aangeraden om soms de ene versie en soms een andere versie te reciteren, zolang dit niet leidt tot verwarring en fitnah (beproeving, onenigheid).
Maalik leverde over dat de adzaan bestaat uit zeventien zinnen, te beginnen door de woorden Allaahoe Akbar twee keer voor te dragen; dan moet de moe-adzin de shahaadatayn (de twee getuigenissen) stil reciteren (voor zichzelf), vervolgens moet hij de shahaadatayn luidop zeggen en verder gaan met de adzaan.
Volgens as-Shaafi’ie zijn er negentien zinnen, met vier keer de takbier (Allaahoe Akbar) aan het begin; vervolgens dient de moe-adzin de shahaadatayn eerst stil voor zichzelf te reciteren en daarna hardop en verder gaan met de adzaan.
Dit alles is overgeleverd in de Soennah. Dus als je de oproep tot het gebed de ene keer zus en de andere keer zo verricht, dat is beter. Indien er meerdere mogelijkheden overgeleverd zijn om daden van aanbidding te verrichten, dan is het volgens de basisregel verkieselijk dat een moslim het op al die manieren verricht.” (Einde citaat sheikh Ibn ‘Oethaymien, al-Sharh’ al-Moemti’, 2/51, 52.)
De madz-hab van imaam Ah’med en Aboe H’aniefah is dat de adzaan bestaat uit vijftien zinnen; dit is de adzaan van Bilaal (moge Allah tevreden zijn over hem).
Het bewijs voor de mening van Maalik en as-Shaafi’ie luidt:
Aboe Mah’dzoerah verhaalde dat de profeet van Allah ﷺ (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) hem de volgende versie van de adzaan onderwees:
Allaahoe Akbar, Allaahoe Akbar, (dan zachtjes voor zichzelf) ash-hadoe an laa ilaah ill-Allaah, ash-hadoe an laa ilaah ill-Allaah, ash-hadoe anna Moh’ammadan rasoel-Allaah, ash-hadoe anna Moh’ammadan rasoel-Allaah. Vervolgens dient hij (hardop) te herhalen: ash-hadoe an laa ilaah ill-Allaah, ash-hadoe an laa ilaah ill-Allaah, ash-hadoe anna Moh’ammadan rasoel-Allaah, ash-hadoe anna Moh’ammadan rasoel-Allaah. H’ayyaa ‘ala as-salaah – twee keer; h’ayyaa ‘ala al-falaah’ – twee keer; Allaahoe Akbar, Allaahoe Akbar, laa ilaaha ill-Allaah. (Overgeleverd door Moeslim, 379.)
Deze h’adieth is het bewijs die geciteerd wordt voor de mening van Maalik en as-Shaafi’ie omdat het twee manieren beschrijft waarop de takbier gereciteerd kan worden in het begin van de adzaan – volgens de versie van Maalik twee keer en volgens as-Shaafi’ie vier keer.
An-Nawawie (moge Allah barmhartig zijn jegens hem) zei: “Deze h’adieth in Sah’ieh’ Moeslim geeft aan dat men twee keer Allaahoe Akbar dient te zeggen. Andere bronnen geven aan dat men vier keer Allaahoe Akbar dient te reciteren. Al-Qaadie ‘Iyaad (moge Allah barmhartig zijn jegens hem) zei: in sommige overleveringen in Sah’ieh’ Moeslim wordt er vermeld dat de adzaan begint met vier keer Allaahoe Akbar te reciteren. As-Shaafi’ie, Aboe H’aniefah, Ah’med en de meeste geleerden stelden dat je de takbier vier keer moet herhalen; en Maalik stelde dat het twee keer herhaald moet worden, en hij citeerde deze h’adieth als bewijs.”
Het bewijs voor de mening van Aboe H’aniefah en Ah’med:
Het is overgeleverd dat ‘Abdoellaah ibn Zayd zei: “Toen de boodschapper van Allah ﷺ (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) de opdracht gaf een bel te maken zodat het de mensen kon oproepen tot het gebed, liep er een man om me heen terwijl ik aan het slapen was (d.w.z. in een droom), met een bel in zijn hand. Ik zei: ‘O dienaar van Allah! Wil je deze bel verkopen?’ Hij vroeg: ‘Wat wil je hiermee doen?’ Ik antwoordde: ‘We zullen de mensen hiermee oproepen tot het gebed.’ Hij zei: ‘Zal ik jou iets vertellen dat beter is dan dat?’ Ik zei: ‘Ja.’ Daarop antwoordde hij: ‘Zeg:
Allaahoe Akbar, Allaahoe Akbar, Allaahoe Akbar, Allaahoe Akbar, ash-hadoe an laa ilaah ill-Allaah, ash-hadoe an laa ilaah ill-Allaah; ash-hadoe anna Moh’ammadan rasoel-Allaah, ash-hadoe anna Moh’ammadan rasoel-Allaah; h’ayyaa ‘ala as-salaah, h’ayyaa ‘ala as-salaah; h’ayyaa ‘ala al-falaah’, h’ayyaa ‘ala al-falaah’; Allaahoe Akbar, Allaahoe Akbar; laa ilaaha ill-Allaah
(Allah is het Grootst, Allah is het Grootst, Allah is het Grootst, Allah is het Grootst. Ik getuig dat er geen god is die het recht heeft om aanbeden te worden behalve Allah, ik getuig dat er geen god is die het recht heeft om aanbeden te worden behalve Allah. Ik getuig dat Moh’ammed de boodschapper van Allah is, ik getuig dat Moh’ammed de boodschapper van Allah is. Kom tot het gebed, kom tot het gebed. Kom tot het succes, kom tot het succes. Allah is het Grootst, Allah is het Grootst. Er is geen god die het recht heeft om aanbeden te worden behalve Allah).’
Vervolgens ging hij een kleine afstand van mij weg en zei: ‘En wanneer het gebed gaat beginnen (iqaamah), zeg: Allaahoe Akbar, Allaahoe Akbar; ash-hadoe an laa ilaah ill-Allaah; ash-hadoe anna Moh’ammadan rasoel-Allaah; h’ayyaa ‘ala as-salaah; h’ayyaa ‘ala al-falaah’; qad qaamat is-salaah, qad qaamat is-salaah (het gebed gaat beginnen); Allaahoe Akbar, Allaahoe Akbar; laa ilaaha ill-Allaah.’
De volgende ochtend ging ik naar de boodschapper van Allah ﷺ (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) en vertelde hem wat ik gezien had. Hij zei (Nederlandstalige interpretatie): ‘Dit is een waarheidsgetrouwe droom, in shaa-a Allaah. Sta op met Bilaal en leer hem wat je hebt gezien, want hij heeft een meer melodieuze stem dan jij.’ Aldus stond ik met Bilaal op en onderwees hem en hij verrichtte de oproep tot gebed. ‘Oemar ibn al-Khattaab hoorde dit vanuit zijn huis en hij kwam naar buiten, zijn kleding slepend over de grond, en hij zei: ‘Bij Degene Die jou met de waarheid gestuurd heeft, o boodschapper van Allah! Ik heb hetzelfde gezien als wat hij zag!’ De boodschapper van Allah ﷺ zei: ‘Alle lof behoort aan Allah.’”
(Overgeleverd door Aboe Daawoed, 499; als sah’ieh’ geclassificeerd door Ibn Khoezaymah 1/191 en Ibn Hibbaan 4/572. At-Tirmidzie heeft overgeleverd dat imaam al-Boekhaarie deze h’adieth sah’ieh’ heeft verklaard, men kan dit terugvinden in Soenan al-Bayhaqie, 1/390.)
Shaykh al-Islaam Ibn Taymieyyah zei: “Aldus kunnen we concluderen dat de juiste mening de mening is van de Ahl al-H’adieth (de mensen van de overleveringen) en degenen die het met hen eens zijn; namelijk alles accepteren dat van de profeet ﷺ overgeleverd is en om geen enkele van deze overleveringen af te keuren, omdat de variaties in de adzaan en de iqaamah gelijken op de variaties in de verschillende wijzen van recitatie (H’afs, Warsh etc.) en de variaties in de tashahhoed etc.…
Niemand heeft het recht om iets af te keuren dat de boodschapper van Allah ﷺ heeft voorgeschreven voor zijn oemmah. Wat betreft de mensen die redetwisten en verdeeld zijn over dergelijke kwesties, in die mate dat ze de mensen beschouwen als vrienden of vijanden, of ruziën over dergelijke kwesties waarin variatie toegestaan is door Allah de Verhevene, zoals sommige mensen in het oosten doen, zij behoren tot de mensen die verdeeldheid zaaien in hun religie (d.w.z. ze verlieten het ware islamitische monotheïsme) en werden sekten [d.w.z. ze bedachten nieuwe zaken in de religie (bid’ah – zie het artikel Het verbod op innovaties) en volgden hun verwerpelijke begeerten.] (Zie o.a. soerat ar-Roem 30:32.)
<<<Toevoeging van uwkeuze.net: Allah Soebh’aanahoe wa Ta’aalaa (Glorieus en Verheven is Hij) zegt (Nederlandstalige interpretatie): “Degenen die hun religie opsplitsten en sekten werden, elke groepering is verheugd over hetgeen zij hebben.” [Soerat ar-Roem (30), aayah 32.]>>>
Om de Soennah volledig te volgen dienen we het de ene keer op de ene manier te verrichten en op een andere keer op een andere manier, deze manier op de ene plaats en de andere manier op een andere plaats. Want het verzaken van wat in de Soennah overgeleverd is en het vasthouden aan iets anders, kan leiden tot het bestempelen van wat Soennah is als bid’ah; en het bestempelen van zaken die moestah’abb (aanbevelenswaardig) zijn als verplicht (waadjib), wat dan weer kan leiden tot verdeeldheid en geschillen als anderen het op een andere manier doen. Moslims moeten dus aandacht schenken aan de algemene principes die pleiten voor het vasthouden aan de Soennah en de Djamaa’ah (gemeenschap #1), vooral met betrekking op de gezamenlijke gebeden (in de masdjid). (Zie het artikel Salaat al-djamaa’ah – het gezamenlijk gebed.)
<<<(#1) Noot uwkeuze.net: Ahloes-Soennah wal-Djamaa’ah: degenen die de leiding en methodiek volgen van de boodschapper Moh’ammed ﷺ (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) en zijn metgezellen (moge Allah tevreden zijn over hen), alsook hun opvolgers (at-taabi’ien) en de opvolgers daarvan (taabi’ at-taabi’ien) vóór het ontstaan van innovaties. Deze drie generaties vormen as-Selef as-Saalih’ – de rechtschapen voorgangers, die wij volgen wat betreft kennis, overtuiging, uitspraken en daden. [Zie Sharh’ al-‘Aqiedah at-Tah’aawieyyah van Moh’ammed Khalil Harras (blz. 61) en Bayaan ‘Aqiedat al-Moeslim fie Dhaw-ie l-Kietaabie wa s-Soennah van dr. Sa’ied ibn Wahf al-Qah’taaniey (1/120-121) en Mabaah’ieth fie ‘Aqiedat Ahlie s-Soennah wa l-Djamaa’ah wa Mawqief al-H’arakaat al-Islaamiyyah al-Moe’aasirah Minha van sheikh Naasir al-‘Aql.]>>>
Het twee keer zachtjes zeggen van de shahaadatayn en het dan twee keer met een luide stem herhalen genoot de voorkeur van Maalik en as-Shaafi’ie. Maar Maalik zei dat de takbier twee keer gereciteerd moet worden en as-Shaafi’ie zei dat het vier keer gereciteerd moet worden, terwijl Aboe H’aniefah dacht dat de shahaadatayn niet zachtjes gereciteerd moet worden in de adzaan. Wat betreft Ah’med, hij zei dat beide manieren Soennah zijn, maar hij had de voorkeur het niet te doen, omdat het de adzaan van Bilaal was.
Wat betreft de iqaamah, Maalik, as-Shaafi’ie en Ah’med zeiden dat je de zin één keer moet opzeggen, maar Ah’med zei dat het twee keer opzeggen Soennah is. Zowel Aboe H’aniefah, as-Shaafi’ie en Ah’med gaven de voorkeur om qad qaamat is-salaah twee maal te reciteren, wat Maalik niet deed. En Allah weet het best.” (Einde citaat van Ibn Taymieyyah, Madjmoo’ al-Fataawaa, 22/66-69.)
De adzaan van salaat al-fadjr
In verschillende sah’ieh’ ah’aadieth is overgeleverd dat aan de adzaan van salaat al-fadjr de volgende woorden worden toegevoegd: as-salaatoe khayroen min an-nawm (het gebed is beter dan de slaap) (twee keer). Dit moedigt degene die slaapt aan om wakker te worden en op te staan om iets te gaan doen dat beter is.
Er is overgeleverd dat Anas (moge Allah tevreden zijn over hem) zei: “Het is Soennah voor de moe-adzin om na het zeggen van h’ayyaa ‘ala al-falaah’ (kom tot het succes) twee keer te zeggen: as-salaatoe khayroen min an-nawm (het gebed is beter dan de slaap).”
Sheikh al-Albaanie zei: “Dit is overgeleverd door ad-Daaraqoetnie (90), Ibn Khoezaymah in zijn Sah’ieh’ en al-Bayhaqie in zijn Soenan (1/423), en hij zei: ‘De isnaad ervan is sah’ieh’.’ Het is ook overgeleverd door ad-Daaraqoetnie en at-Tah’h’aawie (1/82) via Hoeshaym van Ibn ‘Awn met de bewoording: ‘In de adzaan voor salaat al-fadjr, wanneer de moe-adzin h’ayyaa ‘ala al-falaah’ (kom tot het succes) zegt, zei hij twee keer as-salaatoe khayroen min an-nawm (het gebed is beter dan de slaap).’ Deze versie is overgeleverd door Ibn as-Sakan die het als sah’ieh’ classificeerde, zoals aangegeven wordt in at-Talkhies, 3/148.” (At-Thamr al-Moestataab, p. 132.)
Voor meer details over de adzaan van salaat al-fadjr kan men http://islamqa.info/en/45518 (Engels) of http://islamqa.info/ar/45518 (Arabisch) raadplegen.
[Nu volgt een toevoeging van uwkeuze.net, genomen uit het boekje Citadel van de moslim van sheikh Sa’id ibn Ali ibn Wahf al-Qah’tani, uitgegeven door Uitgeverij Momtazah:]
Smeekbeden bij het horen van de oproep tot het gebed (al-adzaan)
1.) Herhaal wat de moe-adzin (gebedsomroeper) zegt, behalve wanneer hij zegt: “H’ayyaa ‘ala as-salaah” (kom tot het gebed) en “h’ayyaa ‘ala al-falaah’” (kom tot het succes), hier dient men te zeggen:
“لاَ حَـوْلَ وَلاَ قُـوَّةَ إِلاَّ بِاللهِ.”
“Laa h’awlaa walaa qoewwata iella biellaah (er is geen kracht noch macht behalve bij Allah).” (Al-Boekhaarie 1/152; Moeslim 1/288.)
2.) Na de tashahhoed (geloofsgetuigenis) van de moe-adzin kan men in het Arabisch zeggen (Ibn Khoezaymah 1/220):
“وَأَنَا أَشْهَدُ أَنْ لاَ إِلَهَ إِلاَّ اللهُ وَحْدَهُ لاَ شَرِيكَ لَه، وَأَنَّ مُحَمّـداً عَبْـدُهُ وَرَسُـولُهُ، رَضِيْـتُ بِاللهِ رَبَّاً، وَبِمُحَمَّدٍ رَسـُولاً وَبِالإِسْلاَمِ دِينَـاً.”
“Wa ana ash-hadoe allaa ielaaha illaa llaahoe wah’dahoe laa sharieka lahoe, wa anna Moeh’ammedan ‘abdoehoe wa rasoeloeh; radetoe biellaahie rabban, wa bie Moeh’ammedan rasoelan wa bie l-islaamie dienan (en ik getuig dat er geen god is die het recht heeft om aanbeden te worden behalve Allah, Hij is de Enige, Hij heeft geen deelgenoot, en dat Moh’ammed Zijn dienaar en Zijn boodschapper is; ik ben tevreden met Allah als Heer, met Moh’ammed als boodschapper en met de Islaam als religie).” (Moeslim 2/290.)
3.) Na het herhalen van de adzaan van de moe-adzin, kan men in het Arabisch Allahs zegeningen over de profeet ﷺ (salallaahoe ‘alayhie wa sellem) zeggen (Moeslim 1/288), door te zeggen:
“اللّهُـمَّ صَلِّ عَلـَى مُحمَّـدٍ، وَعَلَـى آلِ مُحمَّدٍ، كَمَـا صَلَّيْـتَ عَلَـى إبْرَاهِـيمَ وَعَلـى آلِ إبْرَاهِـيمَ، إِنَّكَ حَمـيدٌ مَجِـيدٌ، اللّهُـمَّ بارِكْ عَلَـى مُحمَّـدٍ، وَعَلَـى آلِ مُحمَّـدٍ، كَمَـا بارِكْتَ عَلَـى إبْرَاهِـيمَ وَعَلَـى آلِ إبْرَاهِيمَ، إِنَّكَ حَمـيدٌ مَجِـيدٌ.”
“Allaahoemma sallie ‘ala Moeh’ammadien wa ’ala aalie Moeh’ammadien, kamaa sallayta ‘ala iebraahiema wa ’ala aalie iebrahiema, iennaka h’amiedoen madjied. Allaahoemma baariek ‘ala Moeh’ammadien wa ‘ala aalie Moeh’ammadien kamaa baarakta ‘ala iebraahiema wa ‘ala aalie iebrahiema. Iennaka h’amiedoen madjied (O Allah! Schenk Uw gunsten over Moh’ammed en zijn familieleden, zoals U over Ibraahiem en zijn familieleden Uw gunsten hebt geschonken. Voorwaar, U bent Meest Prijzenswaardig, Meest Vrijgevig. O Allah! Zegen Moh’ammed en zijn familieleden, zoals U over Ibraahiem en zijn familieleden zegeningen hebt geschonken. Voorwaar, U bent Meest Prijzenswaardig, Meest Vrijgevig.).”
4.) Men kan ook zeggen:
“اللَّهُـمَّ رَبَّ هَذِهِ الدّعْـوَةِ التّـامَّةِ، وَالصَّلاَةِ القَـائِمَة، آتِ مُحَـمَّداً الوَسِيـلَةََ وَالْفَضِـيلَةَ، وَابْعَـثْهُ مَقـَامـاً مَحْـمُوداً الَّذِي وَعَـدْتَهُ، إِنَّـكَ لاَ تُـخْلِفُ المِيـعَادْ.”
“Allaahoemma rabba haadhiehie adda’watie attaamah, was-salaatie lqaa-iemah, aatie Moeh’ammedan al-wasielata wal-fadhielata wab’ath-hoe maqaaman mah’moedan alladhie wa’adtah [iennaka laa toekhliefoe lmiee-‘aad] (O Allah, die de Heer van deze perfecte oproep en te verrichten gebed (salaat) is, schenk Moh’ammed al-Wasielah (een plaats in het Paradijs) en al-Fadielah (een rang boven de rest van de schepselen) en geef hem de geëerde rang die U hem heeft beloofd, (voorwaar, U verbreekt geen beloftes).” (Al-Boekhaarie 1/152, de toevoeging tussen haakjes is van al-Bayhaqie 1/410. De geleerde Ibn Baaz heeft de keten van deze h’adieth goed verklaard in zijn boek Toeh’fatoel Akhyaar blz. 38.)
5.) Tussen de oproep tot het gebed (adzaan) en de iqaamah kunt u smeekbedes voor uzelf aan Allah de Verhevene richten. Smeekbedes in deze tijd worden niet geweigerd. (At-Tirmidzie, Aboe Daawoed en Ah’mad. Zie ook al-Albaanie, Irwaa-oe l-Ghaliel 1/262.)
Relevante artikelen:
De adzaan, een verbazingwekkende ontdekking
Het gebed (diverse artikelen)