Het vergrootglas voor het verduidelijken van veel gangbare fouten
Door Saalih’ ibn ‘Abdoel-‘Aziez ibn Moh’ammed Aal s-Shaykh.
Uit het boek al-Mindhzaar Fie Kathierien Mina l-Akhtaa-ie as-Shaa-i’ah.
Vertaald en bewerkt door ‘Abdoellaah Bekx. (Het oorspronkelijke artikel bevatte 40 punten, door de vertaler uitgebreid tot 50.) Zie ook het artikel Ga terug en bid, want je hebt niet gebeden, en de relevante artikelen die onder aan deze pagina genoemd worden.
Alle lof is voor Allah, en vrede en zegeningen zijn met de profeet, zijn familieleden, metgezellen en iedereen die hun voetstappen volgt. Voorts.
Aboe Hoerayrah (moge Allah tevreden zijn met hem) verhaalde dat de boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) zei (Nederlandstalige interpretatie): “De eerste van zijn werken waarover een dienaar op de Dag der Opstanding rekenschap gevraagd zal worden, is zijn salaat (gebed). Wanneer die in orde bevonden wordt, slaagt hij en heeft hij succes; wanneer die niet in orde bevonden wordt, is hij geruïneerd en verloren. Wanneer hij tekortschiet met betrekking tot zijn verplichte gebeden, zal de Heer zeggen (tegen Zijn engelen): ‘Bezie of er bij de vrijwillige handelingen van Mijn dienaar iets is dat de tekortkomingen in zijn verplichte gebeden compenseert.’ Vervolgens worden al zijn (verplichte) handelingen zo bekeken.” (Overgeleverd door at-Tirmidzie.)
We dienen dus ons uiterste best te doen om het gebed zo perfect mogelijk te verrichten. Dit is een artikel betreffende 50 veelvoorkomende fouten in as-salaat (het gebed):
1.) Het verzaken van het gebed in zijn totaliteit. Dit is werkelijk koefr (ongeloof) en het bewijs hiervoor wordt gevonden in de Qor-aan, de authentieke Soennah en de consensus (al-idjmaa’) van de oemmah. Allah de Verhevene verklaart (Nederlandstalige interpretatie): “Als zij dan berouw tonen (#1) en as-salaah (het gebed) onderhouden en az-zakaah (de verplichte liefdadigheid) geven, dan zijn zij jullie broeders in de religie…” [Soerat at-Tawbah (9), aayah 11.]
<<< (#1) Door het afstand nemen van het aanbidden van anderen naast Allah en het woord van tawh’ied (eenheid van Allah) uit te spreken. (Zie at-Tefsier al-Moeyassar.)>>>
En Allah de Verhevene zegt (Nederlandstalige interpretatie): “Wat bracht jullie in het Hellevuur? Zij zullen zeggen: ‘Wij behoorden niet tot de biddenden.’” [Soerat al-Moeddaththir (74), aayah 42-43.] Enzovoort.
Wat betreft de Soennah; volgens de h’adieth van Djaabir (moge Allah tevreden zijn met hem) heeft de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) gezegd (Nederlandstalige interpretatie): “Tussen een man en shirk (polytheïsme, afgoderij) is het verlaten van as-salaat.” (Overgeleverd door Moeslim.)
Er is overgeleverd door Aboe Daawoed, an-Nasaa-ie, Ibn Maadjah en at-Tirmidzie, op gezag van Boeraydah ibn al-Hoesayb, dat Allahs boodschapper (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) heeft gezegd (Nederlandstalige interpretatie): “Het verbond tussen ons en hen (d.w.z. de profeet – en/of zijn opvolgers – en degenen die beweren moslims te zijn) is de salaah, dus eenieder die het verlaat heeft niet geloofd.” [Overgeleverd door Ah’med en anderen, en het is sah’ieh’ (authentiek).]
Wat betreft de consensus; ‘Abdoellaah ibn Shaqieq (moge Allah tevreden zijn met hem) gaf aan: “De metgezellen van Moh’ammed (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) beschouwden het verlaten van geen enkele daad als koefr (ongeloof) behalve (het verlaten van) as-salaat (het gebed).” (At-Tirmidzie en anderen, met een authentieke keten.)
(Lees ook het artikel Het islamitische oordeel over degene die het gebed nalaat van sheikh Moh’ammed ibn ‘Oethaymien.)
2.) Het uitstellen van as-salaat tot na zijn toegewezen tijd. Dit is een overtreding volgens de Uitspraak van Allah de Verhevene (Nederlandstalige interpretatie): “…Waarlijk, as-salaah is voor de gelovigen voorgeschreven op vastgestelde tijden (mawqoet).” [Soerat an-Nisaa-e (4), aayah 103.]
Al-Mawqoet duidt op een specifiek aangewezen tijdstip, en het uitstellen van de salaah tot na de verplichte (fardh) tijd is een grote zonde. En Allah de Almachtige is Degene van Wie we afhankelijk zijn. Op gezag van Anas (moge Allah tevreden zijn met hem) is overgeleverd: “Ik hoorde de boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) zeggen (Nederlandstalige interpretatie): ‘Dit is de salaat van de hypocriet (moenaafiq): wanneer hij zit, kijkt hij naar de zon totdat het tussen de hoorns van shaytaan (satan) is, dan staat hij op om vier (raka’aat) te verrichten (d.w.z. salaat al-‘asr), Allah weinig gedenkend.” (Overgeleverd door Moeslim.)
Als dit de salaah is van de hypocriet, wat dan betreft de salaah van iemand die het gebed uitstelt tot nadat de volledige periode van de salaah voorbij is, zonder enig (geldig) excuus?
(Lees verder onder de afbeelding.)
3.) Het verzaken van het gezamenlijke gebed (salaat al-djama’aah) in de masdjid (moskee) door mannen die daartoe in staat zijn, hetzij altijd of regelmatig. Het bevel is gegeven om de salaah te verrichten in gemeenschap in de masaadjid (meervoud van masdjid). Het gezamenlijke gebed is een verplichting (voor mannen) behalve voor degenen die een geldig excuus hebben volgens de sharie’ah. De boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) zei (Nederlandstalige interpretatie): “Eenieder die de oproep (al-adzaan) hoort en het daarna niet beantwoord (d.w.z. het gezamenlijke gebed niet bijwoont), er is geen salaat voor hem behalve voor een geldig excuus.” [Overgeleverd door Ibn Maadjah en anderen met een sterke keten (isnaad), en al-H’aafidzh Ibn H’adjar zei: “De keten is in overeenstemming met de voorwaarden van Moeslim.”]
Allah de Verhevene zegt (Nederlandstalige interpretatie): “…en buig samen met ar-raaki’ien (degenen die buigen of zichzelf onderwerpen met gehoorzaamheid aan Allah).” [Soerat al-Baqarah (2), aayah 43.]
In een h’adieth moettafaqoen ‘alayh (letterlijk betekent dit ‘zij tweeën zijn het hiermee eens’; d.w.z. dat deze h’adieth terug te vinden is in zowel Sah’ieh’ al-Boekhaarie als Sah’ieh’ Moeslim) (Nederlandstalige interpretatie): “…Ik ga dan weg (nadat de salaat is begonnen) en ga naar de huizen van die mannen die (zonder geldige reden) niet aanwezig zijn bij de salaat (salaat al-djama’aah) en steek hun huizen boven hen in brand.” (Zie het artikel Salaat al-djamaa’ah – het gezamenlijke gebed.)
4.) Gebrek aan rust/kalmte (at-toma-enienah) in de salaah. Dit wordt normaal gesproken gedaan uit onwetendheid en het is een openlijke zonde omdat rust en kalmte een pilaar/zuil (roekn) van de salaah is en zonder rust en kalmte is de salaah incorrect. (Zie het artikel De zuilen en verplichtingen van het gebed.) De h’adieth over de man die zijn salaat slecht verrichtte is een duidelijk bewijs hiervoor. De betekenis van toma-enienah (kalmte/rust) is dat degene die bidt kalm is in de roekoe’ (buiging), het staan (qiyaam of ‘itidaal), de ter aarde werping/knieling (soedjoed of sadjdah) en het zitten tussen de twee knielingen (djoeloes), en hij dient in de positie te gaan waarin elk bot op zijn plaats gaat. Hij dient zich niet te haasten tussen de delen van het gebed totdat hij rust en kalmte verkregen heeft in die positie en het zijn gepaste tijd heeft gegeven. De profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) zei tegen degene die zich haastte in zijn salaah zonder het in acht nemen van de juiste kalmte (Nederlandstalige interpretatie): “Ga terug en maak de salaat (d.w.z. herhaal het gebed), want je hebt de salaat niet verricht.” En in de h’adieth van Rifaa’ah over het verhaal van degene die slecht bad, staat (Nederlandstalige interpretatie): “Dan verricht hij takbier (het zeggen van Allaahoe Akbar) en buigt en plaatst zijn handen op zijn knieën totdat elk gewricht op zijn plaats en ontspannen is. Vervolgens zegt hij ‘sami’allaahoe limen h’amidah (Allah hoort degene die Hem prijst)’, gaat dan recht staan totdat elk bot op zijn plaats is.”
De boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) zag een man die zijn roekoe’-houding niet af maakte (hij boog niet volledig) en deze man maakte een heel korte soedjoed (ter aarde werping) waarop hij zei (Nederlandstalige interpretatie): “Als deze man sterft terwijl hij op deze manier bidt, sterft hij met een andere religie dan die van Moh’ammed.”
Aboe Hoerayrah (moge Allah tevreden zijn met hem) zei: “Mijn geliefde vriend Moh’ammed (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) heeft mij verboden het gebed te verrichten met bewegingen die lijken op die van een pikkende haan (met andere woorden, het snel uitvoeren van het gebed), het bewegen van de ogen zoals een vos en het zitten zoals apen, d.w.z. zitten op je hurken (al-iq’aa-e, zie punt 13 in dit artikel).” De boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) zei (Nederlandstalige interpretatie): “De slechtste dief is degene die steelt van zijn eigen gebed.” Mensen vroegen hem: “O boodschapper van Allah! Hoe kan iemand van zijn eigen gebed stelen?” Hij antwoordde: “Door zijn roekoe’ en soedjoed (sadjdah) niet volledig af te maken.”
Om een roekoe’– of soedjoed-houding volledig af te maken, dient men lang genoeg in deze houding te staan of te zitten om drie keer op een rustige manier Soebh’aana Rabbiyal-‘Adziem (in roekoe’) en drie keer Soebh’aana Rabbiyal-A’ala (in soedjoed) te reciteren. Hij (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) zei ook (Nederlandstalige interpretatie): “Degene die zijn roekoe’– en soedjoed-houding niet volledig uitvoert, zijn gebed is ongeldig.”
(Lees verder onder de afbeelding.)
5.) Gebrek aan gepaste eerbied en nederigheid (khoeshoe’) in de salaah en buitensporige beweging erin. De plaats van khoeshoe’ is in het hart en het is zichtbaar in de kalmte van de ledematen en nederigheid tegenover Allah Ta’aalaa. Allah de Verhevene prees waarlijk Zijn dienaren door Zijn Uitspraak (Nederlandstalige interpretatie): “Degenen die ootmoedig (#2) in hun gebed zijn.” [Soerat al-Moe-eminoen (23), aayah 2.]
<<< (#2) Het Arabische woord voor ootmoed is khoeshoe’, zowel uiterlijk als innerlijk. Wat betreft het uiterlijk: dit heeft betrekking op het hoofd door deze nederig te buigen; de ootmoed van de ogen geschiedt door ze te weerhouden van het wegkijken (je dient niet om je heen te kijken, zie punt 11 en 12 in dit artikel); de ootmoed van de oren geschiedt door nederig te luisteren; de ootmoed van de tong geschiedt door (alleen Qor-aan en dzikr) te reciteren en waakzaam en kalm te zijn; de ootmoed van de handen geschiedt door de rechterhand op de linkerhand te plaatsen (tijdens het gebed) en het besef van onderdanigheid te hebben zoals een dienaar in deze houding dat heeft; de ootmoed van de rug geschiedt door deze recht te houden tijdens de roekoe’ (buiging tijdens het gebed); de ootmoed van de geslachtsdelen geschiedt door afstand te nemen van begerige gedachten; de ootmoed van de voeten geschiedt door te blijven staan op de plaats van het gebed en ze niet te bewegen. Wat het innerlijk betreft: de ootmoed van het ego is het vinden van kalmte en rust, vrij van alle gedachten (die afleiden van het gebed); de ootmoed van het hart geschiedt door het constant gedenken van Allah de Verhevene en voortdurend besef van Zijn aanwezigheid (Hij ziet en hoort alles); …de ootmoed van de ziel geschiedt door deze te dompelen in de zee van liefde… (Tefsier H’adaa-ieq ar-Rawh’ wa ar-Rayh’aan fie Rawaabie ‘Oeloemie al-Qor-aan.)>>>
Ook (prees Hij) de profeten door Zijn Uitspraak (Nederlandstalige interpretatie): “…Waarlijk, zij plachten zich te haasten in het verrichten van goede daden en zij riepen Ons aan, (Onze beloning) verlangend en (Onze bestraffing) vrezend, en tegenover Ons waren zij nederig.” [Soerat al-Anbiyaa-e (21), aayah 90.]
De ledematen van de dienaar dienen in het gebed rustig te zijn en zijn hart dient serieus te zijn totdat hij beloond is voor zijn salaah. Het is overgeleverd op gezag van ‘Ammaar ibn Yaasir (moge Allah tevreden zijn met hem) dat hij zei: “Ik hoorde de boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) zeggen (Nederlandstalige interpretatie): ‘Waarlijk, een man vertrekt na het beëindigen van zijn gebed en niets is er voor hem opgeschreven behalve een tiende van zijn salaat, een negende, een achtste, een zesde, een vijfde, een vierde, een derde, of de helft ervan.’” (Aboe Daawoed, an-Nasaa-ie en anderen, en het is een authentieke h’adieth.)
De reden van de tekortkoming in de beloning is het gebrek aan khoeshoe’ in het hart van degene die bid, of in de ledematen. (Zie het artikel Khoeshoo’ tijdens het gebed, of het boek 33 Manieren om khoeshoo’ tijdens het gebed te ontwikkelen van sheikh Moh’ammed Saalih’ al-Moenadjjied, uitgegeven door Uitgeverij Momtazah – te bestellen in onze islamwinkel, in shaa-a Allaah.)
6.) De imaam opzettelijk voorgaan in de bewegingen van het gebed of het niet volgen van zijn bewegingen. Dit maakt de salaat of rak’ah ongeldig voor eenieder die buigt voordat zijn imaam zijn eigen rak’ah verricht, tenzij hij het later opvolgt met een andere buiging. Dit geldt ook voor alle andere arkaan (zuilen/pilaren) van de salaat. Het is verplicht voor de biddende persoon om de imaam volledig te volgen zonder hem voor te gaan of achter te blijven in één roekn (zuil/pilaar) of meer. Aboe Daawoed en anderen leverden met een authentieke keten over van Aboe Hoerayrah (moge Allah tevreden zijn met hem) dat de boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) zei (Nederlandstalige interpretatie): “Waarlijk, de imaam dient volledig gevolgd te worden, dus als hij takbier verricht, dan dienen jullie takbier te verrichten; en verricht geen takbier totdat hij dat doet. En als hij buigt, buig dan en buig niet totdat hij dat doet…” Het komt oorspronkelijk uit de twee sah’ieh’s, en al-Boekhaarie heeft een andere verhaald via Anas (moge Allah tevreden zijn met hem). Degene die vergeet of degene die onwetend is, wordt geëxcuseerd.
7.) Het opstaan om een gemiste rak’ah in te halen voordat de imaam zijn tweede tesliem (d.w.z. het sluiten van het gebed door “as-salaamoe ‘alaykoem wa rah’matoellaahie” naar rechts en links te zeggen) volledig heeft afgemaakt. Het is overgeleverd in Sah’ieh’ Moeslim dat de boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) heeft gezegd (Nederlandstalige interpretatie): “Ga mij niet voor in de roekoe’ (buiging), niet in de soedjoed (knieling), noch in het weggaan van het gebed (al-insiraaf).” De geleerden hebben gezegd dat de betekenis van al-insiraaf de tesliem is, en het is zo genoemd omdat de biddende persoon erna mag weggaan, en hij gaat alleen weg na de tweede tesliem (naar links). Degene die een rak’ah van het gebed gemist heeft dient op zijn plaats te blijven totdat de imaam zijn salaat volledig heeft voltooid, dan op te staan en afmaken wat hij gemist heeft. En Allah weet het beste.
8.) Het hoorbaar uitspreken van de intentie (niyyah) voor het gebed. Dit is een bid’ah (innovatie)! De profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) maakte nooit de intentie voor de salaah hoorbaar. Ibn al-Qayyim (rah’imahoellaah) gaf aan in Zaad al-Ma’aad of in al-Hoedaa an-Nabawiyy: “Wanneer de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) stond voor het gebed, zei hij: ‘Allaahoe Akbar,’ en zei er niets vóór, noch sprak hij zijn intentie hoorbaar uit. Noch zei hij: ‘Ik ga bidden voor Allah dit-en-dat gebed, richting de qiblah (gebedsrichting), vier raka’aat, als imaam of volger.’ Niemand heeft dit met een authentieke keten overgeleverd, noch met een zwakke, noch moesned, noch moersal, noch een enkel woord, dat hij dit gedaan heeft. Waarlijk, niet één overlevering van de sah’aabah (metgezellen – moge Allah tevreden zijn met hen) of van de beste volgende generatie (at-taabi’ien – de volgelingen), noch de vier a-immah (imams).” (Dit geldt ook voor de intentie om te vasten etc. De enige intentie die hoorbaar uitgesproken moet worden is de intentie om ‘oemrah of h’adj te verrichten. En Allah weet het best.) (Er is ook geen doe’aa-e of iets dergelijks wat men na de iqaamah dient te zeggen. Men is stil en geconcentreerd op het gebed dat gaat beginnen, met de intentie in het hart.)
9.) Het niet reciteren van al-Faatih’ah in de salaah. De recitatie van al-Faatih’ah is een pilaar/zuil (roekn) en de salaah is ongeldig van eenieder die het niet reciteert. Dit is volgens de uitspraak van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) (Nederlandstalige interpretatie): “Eenieder die een salaat verricht waarin al-Faatih’ah niet is gereciteerd, het is dan verloren gegaan – en hij herhaalde het drie keer – en incompleet.” (Moeslim, van Aboe Hoerayrah – moge Allah tevreden zijn met hem.)
Aboe Hoerayrah (moge Allah tevreden zijn met hem) vertelde dat de boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) zei (Nederlandstalige interpretatie): “Als iemand bidt en daarin de Moeder van de Qor-aan (soerat al-Faatih’ah) niet leest, dan is dat ongeldig (en hij herhaalde het drie keer) en niet compleet.” Aan Aboe Hoerayrah (moge Allah tevreden zijn met hem) werd gevraagd: “Wat moeten we doen als we achter een imaam bidden?” Hij antwoordde: “Reciteer het zachtjes…” (Overgeleverd door Moeslim.)
Ook overgeleverd in de twee sah’ieh’s is de h’adieth van ‘Oebaadah ibn Saamit (moge Allah tevreden zijn met hem), marfoe’an (toegeschreven aan de profeet) (Nederlandstalige interpretatie): “De salaat is ongeldig voor eenieder die de Opening van het Boek niet gereciteerd heeft.” In een andere bewoording van ‘Oebaadah: “Is het mogelijk dat jullie reciteren achter jullie imaam?” Wij zeiden: “Ja.” Hij zei: “Doe dat niet, behalve met de Opening van het Boek (al-Faatih’ah), want jullie salaat is ongeldig van eenieder die het niet reciteert.” (Ah’med, Aboe Daawoed, at-Tirmidzie, Ibn H’ibbaan.)
10.) Recitatie van de Qor-aan in roekoe’ (buiging) of tijdens soedjoed (ter aarde werping). Dit is verboden, gebaseerd op een overlevering van Ibn ‘Abbaas (moge Allah tevreden zijn met hem) dat de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) gezegd heeft (Nederlandstalige interpretatie): “Ik ben verhinderd van het reciteren van de Qor-aan tijdens het buigen of in neerknieling…” (Overgeleverd door Moeslim.) ‘Aliy (moge Allah tevreden zijn met hem) verhaalde: “De boodschapper van Allah verhinderde mij van het reciteren van de Qor-aan tijdens het buigen en neerknielen.” (Overgeleverd door Moeslim en anderen.)
11.) Het omhoog kijken tijdens de salaat. Wat betreft het omhoog kijken, dit is verboden en leidt tot bestraffing. Het is verhaald door Djaabir ibn Samoerah (moge Allah tevreden zijn met hem), die zei: “De boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) zei (Nederlandstalige interpretatie): ‘Laat de mensen stoppen met het omhoogkijken naar de hemel tijdens de salaat, of laat hun zicht niet naar hen terugkeren.’” (Overgeleverd door Moeslim.) De boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) waarschuwde ons (Nederlandstalige interpretatie): “Laat hen die hun blikken opheffen tijdens het gebed ermee ophouden, of anders zullen hun blikken niet naar hen terugkeren.” (Overgeleverd door Moeslim.)
12.) Naar rechts en links kijken zonder goede reden. Het onnodig rondkijken is een gebrek in de salaat van de aanbidder zo lang hij niet zijn gehele lichaam in een andere richting heeft gewend [d.w.z. weg van de qiblah]. Als echter het gehele lichaam gedraaid wordt, dan is de salaat ongeldig gemaakt. Het is verhaald door ‘Aa-ieshah (moge Allah tevreden zijn met haar), die zei: “Ik vroeg de boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) over het rondkijken tijdens de salaat. Hij zei (Nederlandstalige interpretatie): ‘Er wordt gestolen door shaytaan van de salaat van de aanbidder.’” (Overgeleverd door al-Boekhaarie.) At-Tirmidzie verzamelde ook een authentieke h’adieth (Nederlandstalige interpretatie): “Wees gewaarschuwd voor het draaien en rondkijken in de salaat, want het is vernietiging.” En er zijn andere ah’aadieth over het rondkijken tijdens de salaat.
13.) Het zitten op je hurken tijdens de salaat. Het zitten op je hurken is verboden, zoals dat verhaald is door Aboe Hoerayrah (moge Allah tevreden zijn met hem), die zei: “Mijn dierbare vriend verbood me drie dingen: hij verbood me het pikken als een haan [het zeer snel verrichten van soedjoed zodat het hoofd amper de grond raakt – vert.] (zie punt 4 van dit artikel), het zitten op de hurken als een hond, en het rondkijken als een vos.” [Overgeleverd door Ah’mad en anderen, en de isnaad (keten van overleveraars) is h’asan (goed) geclassificeerd door al-Moendzirie en al-Haythamie.]
14.) Soedjoed verrichten met de ellebogen op de grond. De boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) verbood een man het spreiden van zijn armen op de grond als een roofdier. Een h’adieth overgeleverd door Moeslim van ‘Aa-ieshah (moge Allah tevreden zijn met haar), alsook door at-Tirmidzie, Ah’mad en anderen van Djaabir (moge Allah tevreden zijn met hem), marfoe’an (toegeschreven aan de profeet – Allahs zegeningen en vrede zijn met hem), betekent samengevat: als iemand van jullie neerknielt (sadjdah), houd dan de armen recht en spreid ze niet (op de grond) zoals het liggen van een hond.
15.) Het dragen van dunne (doorschijnende, strakke) kleding welke de ‘awrah (datgene van het lichaam dat voor anderen bedekt moet zijn) niet voldoende bedekt. Dit is iets wat de salaat ongeldig maakt omdat het bedekken van je ‘awrah een voorwaarde is voor een geldig gebed. De ‘awrah van een man is – volgens wat het meest authentiek is – van de navel tot de knie (zie al-Mughni, 3/7; al-Istidhkaar, 2/197; Fataawa Islamiyyah, 1/427). Evenzo dient hij zijn schouders of een er van te bedekken (het bewijs voor het bedekken van de schouders wordt gevonden in een authentieke h’adieth in de verzameling van Aboe Daawoed, maar we zijn niet in staat om vast te stellen waarom de sheikh één schouder vrijstelt) in overeenstemming met de Uitspraak van Allah de Verhevene (Nederlandstalige interpretatie): “O nakomelingen van Aadam (Adam – vrede zij met hem)! Neem (draag) jullie versiering [fatsoenlijke en schone kleding (#3)] naar alle moskeeën (d.w.z. bij elk gebed)…” [Soerat al-A’raaf (7), aayah 31.] Het is voldoende om één enkel kledingstuk te dragen om de ‘awrah te bedekken volgens wat overgeleverd is van ‘Oemar ibn Salamah (moge Allah tevreden zijn met hem). Hij zag Allahs boodschapper (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) bidden in één enkel kledingstuk (thawb) in het huis van Oemm Salamah, hij had beide uiteindes over zichzelf geworpen. (Al-Boekhaarie en Moeslim.)
<<< (#3) Al-Imaam Ah’med leverde over dat Ibn ‘Abbaas (moge Allah tevreden zijn met hem) zei dat de boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) gezegd heeft: “Draag witte kleding, want het behoort tot jullie beste kleding…” (Aboe Daawoed, at-Tirmidzie en Ibn Maadjah leverden het ook over, en at-Tirmidzie zei: “H’asan Sah’ieh’.”) ‘Abdoellaah ibn Mas’oed heeft overgeleverd dat de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) zei (Nederlandstalige interpretatie): “Eenieder die het gewicht van een stofdeeltje aan arrogantie in zijn hart bezit, zal het Paradijs niet betreden.” Een man zei: “Waarlijk, een persoon houdt ervan om goede kleding en schoenen te dragen.” Hij (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) zei: “Allah is Mooi en Hij houdt van schoonheid. Arrogantie is dat men de waarheid verwerpt en een minachting heeft voor mensen.” (Sah’ieh’ Moeslim.)>>> (Klik op onderstaande afbeelding om het vergroot weer te geven.)
Ibn Qoedaamah (rah’imahoellaah) verklaarde: “Het is verplicht om de kleur van de huid voldoende te bedekken, want als het dun genoeg is waardoor van achteren de kleur van de huid gezien kan worden, zozeer dat de witheid of roodheid van de huid waargenomen kan worden, dan is de salaah hierin (in dit kledingstuk) niet toegestaan aangezien bedekking niet bewerkstelligd is.
Als de ‘awrah tijdens het gebed ontbloot raakt, bijvoorbeeld door de wind, dient men dit meteen in orde te maken, anders moet men het gebed opnieuw verrichten!
[Onder dit punt is het ook belangrijk te vermelden dat de kleding van mannen ook niet te lang moet zijn. Het dragen van kleding dat tot onder de enkels hangt (isbaal) is niet toegestaan! Dit is een van de grootste zondes tijdens het gebed. Aboe Dzarr verhaalde dat de boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) zei (Nederlandstalige interpretatie): “Er zijn drie soorten mensen waar Allah (Verheven en Geprezen is Hij) niet tegen zal spreken op de Dag der Opstanding, noch zal Hij naar hen kijken, noch zal Hij hen reinigen, en zij zullen een pijnlijke bestraffing ondergaan: (1) degenen waarbij zijn kleding tot beneden zijn enkels hangt, (2) al-mannaan [iemand die zijn goede daden veelvuldig opnoemt bij aanwezigheid van mensen (trots)] en (3) de handelaar die zijn producten verkoopt met valse eden.”
De profeet (Allahs vrede en zegeningen zijn met hem) heeft ook gezegd (Nederlandstalige interpretatie): “Het deel van de kleding dat hangt beneden de enkels is in het Vuur.” (Overgeleverd door al-Boekhaarie in zijn Sah’ieh’.)
Sommige mensen denken dat het dragen van kleding tot onder hun enkels slechts een zonde is als zij dit doen tijdens het gebed. Anderen denken dat het alleen een zonde is als iemand het doet uit trots; zo niet, dan geloven zij dat er geen zonde in is. Hoe dan ook, de bovengenoemde h’adieth en vele andere laten duidelijk zien dat het dragen van kleding beneden de enkels (voor mannen) een ernstige zonde is, ongeacht of betreffende kleding wordt gedragen uit gewoonte of uit trots.]
16.) Een vrouw die haar hoofd niet bedekt met de khimaar en haar voeten niet bedekt in salaah. (Zie ook het artikel De boodschap van de h’idjaab.) De ‘awrah van de vrouw in de salaat is haar volledige lichaam met uitzondering van haar handen en gezicht (zie al-Iqnaa‘ fi Masaa’il al-Ijmaa’, van Ibn Qattaan, 1/121-123; al-Sharh al-Mumti’, 2/160 ff). Noch is er enig kwaad geschied wanneer zij haar gezicht bedekt wanneer (niet-mah’ram) mannen haar kunnen zien. [Mah’ram (ev.) – mah’aarim (mv.): mannen die volgens de sharie’ah niet met een bepaalde vrouw mogen trouwen in verband met hun nauwe verwantschap. Een mah’ram is een man waarbij een vrouw zich ongesluierd mag vertonen, de hand mee mag schudden en mee mag reizen etc., zoals haar man, broer, vader en alle andere mannen die genoemd zijn in soerat an-Noer (24), aayah 31.] Het is verplicht voor haar om een khimaar te dragen wat een hoofdbedekking is welke ook de boezem bedekt. Dit is in overeenstemming met de uitspraak van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) (Nederlandstalige interpretatie): “Allah accepteert de salaat niet van de menstruerende vrouw (d.w.z. een volwassen vrouw) tenzij ze een khimaar draagt.” [Overgeleverd door Ah’mad en de verzamelaars van de zes meest authentieke boeken, met uitzondering van an-Nasaa-ie, en het is authentiek (sah’ieh’) verklaard door Ibn Khoezaymah en anderen.] Het is ook verplicht voor haar dat zij haar voeten bedekt in overeenstemming met de h’adieth: “De volledige vrouw is ‘awrah.” (Overgeleverd door at-Tirmidzie met een authentieke isnaad.) Tot dezelfde betekenis behoort wat is overgeleverd door Maalik, Aboe Daawoed en anderen, van Moh’ammed ibn Sa’ied ibn Qoenfoed van zijn moeder die vroeg aan Oemm Salamah (moge Allah tevreden zijn met haar), de vrouw van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem), over in welk kledingstuk een vrouw dient te bidden. Zij antwoordde: “Zij dient te bidden in een khimaar en een volledig (bedekkend), wijde jurk die haar voeten bedekt.” Met dezelfde betekenis is de h’adieth van Oemm Salamah: “Verlaag het met een armlengte.”
17.) Het voorlangs lopen bij iemand die aan het bidden is, ongeacht of het de imaam betreft of iemand die alleen bidt. Het is een zonde voor de persoon die voorlangs iemand die aan het bidden is loopt. Als de persoon die bidt geen soetrah heeft, dan dient men – als men deze persoon voorlangs wil passeren – in te schatten waar zijn plek van soedjoed zal zijn zodat degene die wil passeren achter dit punt kan passeren. [Het is dan de fout van degene die bidt zonder soetrah (zie punt 18 in dit artikel).] Het is verhaald in de verzamelingen van al-Boekhaarie en Moeslim door Aboe Djoehaym ibn H’aarith (moge Allah tevreden zijn met hem), die zei: “Als degene die een biddende persoon voorlangs passeert wist hoe serieus de zonde is voor hem door dit te doen, dan zou het beter voor hem zijn om te wachten voor veertig, vervolgens voor hem door te lopen.” [Veertig kan verwijzen naar veertig dagen, maanden of zelfs jaren, en Allah weet het best – vert.]
18.) Het nalaten om voor een soetrah (afscheiding) te bidden. De soetrah is een voorwerp, zoals een muur of een stoel, waar je voor moet gaan staan om te bidden. Elk voorwerp, zoals een pilaar of een tas, kan dienen als een soetrah door het op de grond te plaatsen en er voor te gaan staan, met de bedoeling dat niemand voor hem of haar door mag lopen terwijl deze persoon in gebed is. De boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) heeft gezegd (Nederlandstalige interpretatie): “Indien iemand van jullie de salaat aan het verrichten is achter iets dat als soetrah dient, en iemand probeert voor hem te passeren (tussen hem en de soetrah), dan dient hij hem te duwen, en indien hij weigert, dient hij kracht tegen hem te gebruiken omdat hij een satan is.” (Overgeleverd door al-Boekhaarie en Moeslim.) Als iemand voor je langs wil lopen, kan dat, als hij maar aan de buitenkant van de soetrah blijft. Een soetrah dient minimaal ± 30 cm hoog te zijn (indien mogelijk). Als je in een groep bidt, dan is de soetrah van de imaam (de voorganger in het gebed) jouw soetrah. De imaam moet dan wel zelf een soetrah voor zich hebben. (Zie het artikel Bidden tegenover een soetrah.)
(Lees verder onder de afbeelding.)
19.) Het over mensen stappen tijdens de djoemoe’ah khoetbah (vrijdagstoespraak). Degene die duwt of over de mensen heen stapt tijdens de djoemoe’ah khoetbah, schaadt mensen doordat hij laat is voor de salaat, in overeenstemming met de uitspraak van al-Moestafaa (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) (Nederlandstalige interpretatie): “Ga zitten, want je hebt schade veroorzaakt en (bent) laat gekomen.” (Overgeleverd door Ah’mad en anderen.) Het passeren tussen andere mensen is verboden. Iemand die de masdjid binnenkomt dient te zitten waar ruimte is, tenzij hij een aanzienlijke open ruimte ziet waar hij dan naar toe dient te gaan en zitten. [Als men de masdjid binnengaat voor salaat al-djoemoe’ah (het vrijdaggebed) – en elk ander verplicht gebed – dient men te proberen in de voorste rij plaats te nemen vanwege de belangrijkheid van die eerste rij (zie punt 45 in dit artikel).]
20.) Het niet zeggen van takbieratoe l-ih’raam (de openingstakbier) als men zich voegt bij de djamaa’ah terwijl de imaam in roekoe’ is. Dit is een zeer grote fout aangezien takbieratoe l-ih’raam een pilaar (roekn) is van de salaat [zonder is de salaat niet geldig] die uitgevoerd moet worden door degene die bidt wanneer hij [recht] staat voor de salaat waarna hij zich begeeft in de positie van de imaam in de buigende houding (roekoe’). Het verrichten van takbier (al-ih’raam) en vervolgens een andere takbier voor het gaan in roekoe’ is completer en beter. Aboe Hoerayrah (moge Allah tevreden zijn met hem) verhaalde: “De boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) verrichtte takbier wanneer hij stond voor de salaat en verrichtte vervolgens takbier voor het buigen.”
Het zeggen van takbieratoe l-ih’raam in de roekoe’-houding is ook incorrect. Sommigen die te laat in de masdjid komen en zich aansluiten bij het gebed dat al bezig is, haasten zich om dezelfde houding aan te nemen (om de rak’ah niet te missen), en terwijl ze in de roekoe’-houding staan zeggen ze takbieratoe l-ih’raam: de allereerste takbier (Allaahoe Akbar) waarmee je het gebed begint, uit angst om die rak’ah te missen. Takbieratoe l-ih’raam moet echter uitgesproken worden wanneer je rechtop staat.
21.) Het niet volgen van de imaam (door naar dezelfde positie te gaan) wanneer men laat komt en de imaam zit of is in soedjoed. Het geniet zeker de voorkeur en is aan de veiligste kant dat een persoon, wanneer hij de masdjid binnenkomt, zich meteen voegt bij de imaam in welke positie dan ook hij zich bevindt, hetzij in soedjoed of anders. Het is overgeleverd door Aboe Daawoed en anderen met een authentieke isnaad dat de boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) gezegd heeft (Nederlandstalige interpretatie): “Als jullie tot de salaat komen en wij maken soedjoed, maken jullie ook soedjoed.” Als een aanbidder de sadjdah uitstelt (door te blijven staan en te wachten totdat de imaam weer opstaat) heeft hij in feite zichzelf weerhouden om een daad van aanbidding te verrichten waarvan Allah houdt. ‘Aliy ibn Abie Taalib en Moe’aadz ibn Djabal (moge Allah tevreden zijn met hen) gaven beide aan: “Als iemand van jullie tot de salaat komt en de imaam is in een positie, doe dan wat de imaam aan het doen is.” [Dit is overgeleverd door at-Tirmidzie met een zwakke isnaad, maar het is in overeenstemming met de voorgaande h’adieth. Het wordt ook versterkt door een overlevering verzameld door Aboe Daawoed van Moe’aadz (moge Allah tevreden zijn met hem): “Ik zag hem (de imaam) nooit in een positie of ik was ook in die positie.” De boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) zei (Nederlandstalige interpretatie): “Waarlijk, Moe’aadz heeft een daad verricht die ook goed is voor jullie, dus doe hetzelfde.”]
22.) Jezelf bezighouden met zaken die je afleiden van de salaat. Dit is bewijs of aanwijzing van een voorkeur voor het wereldse leven boven die van het Hiernamaals, van het volgen van nutteloze begeerten en het te druk zijn om Allah de Verhevene te gehoorzamen. Dit is werkelijk vernietiging en een slecht resultaat voor eenieder die dit doet. Allah de Almachtige zegt (Nederlandstalige interpretatie): “O jullie die geloven! Laat jullie bezittingen en jullie kinderen jullie niet afleiden van het gedenken van Allah. En wie dat doen: zij zijn degenen die de verliezers zijn.” [Soerat al-Moenaafiqoen (63), aayah 9.] En Hij zegt, de gelovigen prijzend (Nederlandstalige interpretatie): “Mannen die niet door handel noch verkoop afgeleid worden van het gedenken van Allah en het onderhouden van as-salaah (het gebed)…” [Soerat an-Noer (24), aayah 37.] Volledig in beslag genomen worden door enige daad ten koste van de salaat of wat leidt tot onachtzaamheid of luiheid aangaande het gebed, zoals het laat naar bed gaan, de voorkeur geven aan een spannende film of voetbalwedstrijd etc., is niet toegestaan omdat alles wat leidt tot h’araam is zelf h’araam. En Allah is Degene Die leidt naar het rechte pad.
23.) Het spelen met je kleding of horloge etc. Dit is een daad die de khoeshoe’ tenietdoet. Het bewijs voor khoeshoe’ is al gegeven bij punt 5. De boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) verbood het wrijven van kiezelsteentjes tijdens de salaah vanwege het negatieve effect op de khoeshoe’, toen hij zei (Nederlandstalige interpretatie): “Als iemand van jullie het gebed verricht, laat hem dan niet met kiezelsteentjes wrijven [de moskee van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) had geen tapijt], want genade is in zijn richting (d.w.z. door het gebed te verrichten wordt hij omvangen door de genade, en het zich bezig houden met andere zaken dan het gebed vermindert de genade).” (Ah’mad en de zes verzamelaars van h’adieth, met een authentieke isnaad.) Een persoon kan het spelen dermate vermeerderen tot het punt van buitensporige beweging welke buiten de salaat valt en het daardoor ongeldig maakt.
24.) Het sluiten van de ogen zonder reden. Dit is een ongewenste (makroeh) daad zoals Ibn al-Qayyim (moge Allah hem genadig zijn) noemde: “Het sluiten van de ogen behoorde niet tot de leiding van de rasoel (boodschapper – Allahs zegeningen en vrede zijn met hem).” Hij zei ook: “De geleerden van fiqh verschilden van mening over de afschuwelijkheid ervan. Imaam Ah’mad en anderen achtten het afschuwelijk en zij zeiden dat het behoorde tot de gewoonten van de joden. Maar een groep van hen bepaalde het toegestaan zonder enige afschuwelijkheid en zij zeiden dat het inderdaad een manier is om khoeshoe’ te bereiken wat de zin, het hart en het doel is van de salaat.” “Het meest correct is dat als het open houden van de ogen geen nadelig effect heeft op de khoeshoe’ dan heeft het de voorkeur om de ogen open te houden. Maar als er versieringen, decoraties etc. rondom de aanbidder of tussen hem en de qiblah zijn tot het punt van afleiding, dan is er absoluut geen bezwaar om de ogen te sluiten. Werkelijk, de verklaring dat dit wenselijk (moestah’ab) is, is in dit geval dichter bij de zin van de wet en zijn doelen dan de verklaring dat het ongewenst is. En Allah weet het best.” (Uiteraard dient men te streven om te bidden in een omgeving zonder afleiding waar men het gebed op de beste manier kan verrichten.)
(Lees verder onder de afbeelding.)
25.) Eten en drinken of lachen in de salaah, aldus het ongeldig maken. Er is betreffende eten en drinken een consensus (idjmaa’). Ibn al-Moendzir gaf aan: “De geleerden (ahloe l-‘ilm) zijn in overeenstemming dat het verboden is voor degene die aan het bidden is om te eten en te drinken. Er is ook overeenstemming onder hen dat het opzettelijk eten en drinken noopt tot herhaling van de salaat.” Ibn al-Moendzir leverde ook over dat de salaat ongeldig wordt door lachen.
26.) Je stem tijdens het reciteren dermate verheffen dat andere aanwezigen gestoord worden. Het is aanbevolen (moestah’ab) dat je jezelf hoort, maar niet tot het punt dat je iemand die de Qor-aan aan het reciteren is of de salaat aan het verrichten is stoort. Al-Boekhaarie en Moeslim leverden beide over van ‘Imraan ibn H’oesayn (moge Allah tevreden zijn met hem) dat de boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) ad-dhzohr bad en er was een man die achter hem “sabbih’i sma rabbika l-a’laa” reciteerde. [Dit is soerat al-A’laa (87), welke begint met sabbih’i sma rabbika l-a’laa – verheerlijk de Naam van jouw Heer (Allah), al-A’laa (de Allerhoogste).] Toen hij (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) klaar was, zei hij(Nederlandstalige interpretatie): “Wie van jullie was aan het reciteren” of “wie was de reciteerder?” De man zei: “Ik.” Dus zei hij (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) (tegen hem): “Ik dacht dat sommige van jullie met mij aan het redetwisten waren hierin.” De geleerden geven aan dat de betekenis van deze woorden een afkeuring van de daad is. Ibn Taymiyyah (moge Allah hem genadig zijn) gaf aan: “Eenieder die de Qor-aan aan het reciteren is en de mensen bidden vrijwillige gebeden, dan is het niet correct voor hem om hardop te reciteren waardoor hij hen stoort, omdat de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) enkele van zijn metgezellen verliet die as-sah’ar (‘s nachts) aan het bidden waren en hij zei (Nederlandstalige interpretatie): “O mensen! Eenieder van jullie zoekt verlossing van zijn Rabb. Overweldig daarom elkaar niet met jullie recitatie.”
27.) Het dringen tussen degenen die aan het bidden zijn. Dit is een vorm van verbod op het veroorzaken van schade. Het is belangrijk dat de biddende persoon bidt op een plaats waar de ruimte eindigt (d.w.z. loop niet tussen de mensen door), tenzij hij een opening ziet die voldoende voor hem is om te passeren, en dan is het niet erg. Maar het veroorzaken van schade, vooral op yawm al-djoemoe’ah (vrijdag), is in het algemeen verboden. De profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) zei over degenen die door de gebedsrijen heen lopen (Nederlandstalige interpretatie): “Ga zitten, want je hebt schade berokkend en bent laat gekomen.”
28.) Het niet recht maken en sluiten van de rijen. Allah de Verhevene heeft opgedragen dat de salaat correct uitgevoerd dient te worden, zeggende: “En verricht (aqiemoe) de salaat (op de beste manier).” De profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) heeft evenzo aangegeven (Nederlandstalige interpretatie): “Maak jullie rijen recht, want waarlijk, het recht maken van de rijen is een onderdeel van correcte uitvoering van salaat (iqaami s-salaat).” (Al-Boekhaarie en Moeslim, van Anas – moge Allah tevreden zijn met hem.) Al-Boekhaarie leverde ook over van an-Noe’maan ibn Bashier (moge Allah tevreden zijn met hem): “Maak jullie rijen recht, of Allah zal oppositie tussen jullie harten veroorzaken.” Het bevel om de rijen recht te maken en zorg te dragen om dit te doen, is genoemd in een aantal ah’aadieth. De profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) heeft ons bevolen (Nederlandstalige interpretatie): “Maak de rijen recht, de schouders gelijk en laat geen ruimte over, want shaytaan passeert er door.”
29.) De soedjoed niet op zeven ‘ledematen’ verrichten (d.w.z. het voorhoofd samen met de neus, beide handpalmen (waarbij de vingers tegen elkaar geplaatst dienen te worden en richting de qiblah dienen te wijzen), beide knieën en de tenen van beide voeten. ‘Abbaas ibn ‘Aboe l-Moettalib (moge Allah tevreden zijn met hem) verhaalde dat hij de boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) heeft horen zeggen (Nederlandstalige interpretatie): “Als de dienaar neerknielt, dan dienen zeven lichaamsdelen met hem neer te knielen: zijn gezicht, handen, twee knieën en zijn twee voeten.” (Overgeleverd door Moeslim. Ook toegeschreven aan al-Madjd in al-Moentaqaa, al-Moezzie en overgeleverd door anderen.) Ibn ‘Abbaas (moge Allah tevreden zijn met hem) verhaalde: “De profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) zei (Nederlandstalige interpretatie): ‘Ik ben bevolen om op zeven “botten” (d.w.z. lichaamsdelen) te knielen: op het voorhoofd – en hij wees naar zijn neus – beide handen, beide knieën en beide voeten.’”
Er zijn sommige mensen die niet knielen op zowel hun voorhoofd als hun neus, of die hun voeten optillen, of die niet hun beide handpalmen op de grond drukken; dit alles is in strijd met wat bevolen is. (Zie de afbeelding bij punt 14.) Je dient dus b.v. je voeten niet van de grond te verheffen tijdens soedjoed. Dus degene die bidt is bevolen om te bidden met de twee voeten de grond aanrakend, en de juiste manier om dit te doen is dat de tenen richting de qiblah wijzen. Beide voeten dienen de grond te raken en als iemand een van hen optilt dan is zijn sadjdah (neerknieling) incorrect als hij dit blijft doen tijdens de hele neerknieling.
30.) Het plaatsen van de rechterhand op de linkerhand en het optillen tot de nek (of laten zakken tot de buiknavel). Dit is in tegenspraak met de Soennah omdat de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) zijn rechterhand op zijn linkerhand op zijn borst plaatste. Dit staat in een h’adieth van H’asan via verschillende zwakke overleveringen die elkaar versterken. De Soennah is ook om de handen op het midden van de borst of op het hart te plaatsen omdat het hart in de borst is, zoals Allah Ta’aalaa aangeeft (Nederlandstalige interpretatie): “…maar de harten die in de borstkassen zijn zijn blind (onontvankelijk voor de waarheid) (#4).” [Soerat al-H’adj (22), aayah 46.]
<<< (#4) Aangezien het hart wordt beschouwd als het centrum van emoties, gevoelens en van geestelijke en morele kwaliteiten, zijn deze woorden gebruikt om te doelen op het feit dat hun onverbeterlijkheid hen ervan weerhoudt te voelen en verstandig en weldoordacht te handelen.>>>
Men kan de handen op elkaar plaatsen (de rechter op de linker), of men kan de linker pols pakken met de rechter hand, of men kan de rechter hand op de helft van de linker arm plaatsen. Deze drie posities zijn in overeenstemming met de Soennah, andere posities dienen vermeden te worden.
[Ook incorrect is het plaatsen van de handen op of onder de buiknavel omdat er geen bewijs is in de authentieke Soennah voor dit gebruik.]
31.) Het opheffen van de handen (tijdens de takbier) wanneer men naar soedjoed gaat of wanneer men na soedjoed weer opstaat. Het is een fout om de handen op te tillen ter hoogte van de nek en dit contrasteert met de Soennah. Wat aan ‘Aliy (moge Allah tevreden zijn met hem) toegeschreven is betreffende de uitleg van het vers (Nederlandstalige interpretatie): “Dus bid tot jouw Heer en slacht offerdieren (alleen voor Hem)” [soerat al-Kawthar (108), aayah 3] [wanh’ar – waarin het werkwoord geïnterpreteerd is als verwijzend naar de nek (an-nah’r)] is zwak en kan niet als bewijs gebruikt worden.
32.) Het opheffen van de handen op het moment van soedjoed of wanneer men uit soedjoed komt. Dit is niet in overeenstemming met de algemeen bekende Soennah welke overgeleverd is door de meeste metgezellen (moge Allah tevreden zijn met hem) die verhaalden over het opheffen van de handen. De student van (sharie’ah) kennis dient zich te houden aan de algemeen bekende Soennah ondanks dat hij mogelijkerwijs gelooft dat een bepaalde handeling van de Soennah meer correct is terwijl deze echter in tegenspraak is met de handeling van de generaliteit van de geleerden. De imaam van de mensen dient te doen wat bekend is, want wat gebruikelijk en algemeen bekend is als de Soennah waarop de meerderheid van de geleerden hun handelingen baseren, is voldoende en toereikend.
33.) Gehaastheid van sommige a-immah (imams) in de salaat en gebrek aan kalmte in het gebed, waardoor zij de volgelingen niet de kans geven om kalm te zijn in hun salaat of geen tijd geven om al-Faatih’ah te reciteren, vooral in de laatste rak’ah. De imaam is verantwoordelijk voor de goede kwaliteit van de salaat omdat hij gevolgd wordt. Het is daarom zijn plicht om de Soennah te volgen. En kalmte is een pilaar (roekn) die de imaam meer verplicht is om toe te passen vanwege het feit dat hij gevolgd wordt. Evenzo is het reciteren van al-Faatih’ah een roekn waarvoor de volgelingen in de salaat genoeg tijd moeten krijgen om te verrichten. We hebben het bewijs voor de verplichting van kalmte (toma-enienah) en het reciteren van al-Faatih’ah al gegeven in respectievelijk punt 4 en 9.
34.) Onachtzaamheid betreffende het leren van de regels aangaande de salaat. Dit is iets wat elke moslim zou moeten mijden. Er is geen twijfel dat de salaat de grootste der islamitische pilaren is welke lichamelijke en geestelijke inspanning vereist. Allah de Verhevene beveelt de verrichting ervan – “aqimi s-salaat (verricht het gebed)” – in meer dan zeventig aayaat. Het is onmogelijk om het te verrichten zonder kennis over de fundamenten ervan, of zonder te weten hoe de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) de salaat verrichtte. (Zie het artikel Beschrijving van het gebed van de profeet.) Er is geen ruimte voor onwetendheid betreffende de regels, verplichtingen en essentiële onderdelen van de salaat, en betreffende de regels voor het goedmaken van fouten in het gebed enzovoort. Het is fardh (verplicht) om deze zaken te weten en een gebrek aan kennis over deze zaken is een reden dat een moslim zich niet bewust is welke dingen zijn gebed ongeldig of gebrekkig kunnen maken. En Allah is de Gids en Verschaffer van succes.
35.) Achteloosheid betreffende het reciteren van al-Faatih’ah en het reciteren ervan zonder correcte uitspraak, zoals het zeggen van al-‘aalimien in plaats van al-‘aalamien, ahdinaa in plaats van ihdinaa, an’amtoe in plaats van an’amta enzovoort. Deze en soortgelijke fouten behoren tot taalkundige fouten die vermeden dienen te worden en niemand die de salaat leidt dient ze te maken. Sommige fouten kunnen onmogelijke betekenissen bevatten zoals wanneer men de “t” (taa-e) in “an’amta” als “dh” (dhaad) uitspreekt waardoor de salaat ongeldig kan worden! (Zie het artikel Surah al Fatiha leren.)
36.) Het knakken van de vingers tijdens de salaat. Dit behoort tot de verafschuwde gewoonten tijdens de salaat en is aldus verboden. Wat betreft het knakken van de vingers over het algemeen, Ibn Abie Shaybah verhaalde in een overlevering met een goede isnaad, van Shoe’bah Mawlaa ibn ‘Abbaas, dat hij zei: “Ik bad naast Ibn ‘Abbaas en ik knakte mijn vingers. Toen ik klaar was met mijn salaat, zei hij: ‘Moge jij jouw moeder verliezen! Jij knakt jouw vingers terwijl je in salaat bent?'” Het verbod op het knakken van de vingers – in het algemeen – is overgeleverd in een marfoe’ h’adieth van ‘Aliy (moge Allah tevreden zijn met hem) in de verzameling van Ibn Maadjah, maar deze is zwak (dha’ief) en op zichzelf niet voldoende (ghayroe moendjabir).
(Lees verder onder de afbeelding.)
37.) Het in elkaar strengelen van de vingers (at-tashbiek) tijdens of voor de salaat. Dit behoort ook tot de verafschuwde zaken. Ka’ab ibn ‘Oedjrah (moge Allah tevreden zijn met hem) verhaalde: “Ik hoorde de boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) zeggen (Nederlandstalige interpretatie): ‘Als iemand van jullie woedhoe-e verricht, vervolgens naar de masdjid gaat voor salaat, laat hem dan niet zijn handen ineenvouwen, want waarlijk, hij is in de salaat.’” (Overgeleverd door Ah’med, Aboe Daawoed, at-Tirmidzie.) Met enig verschil met betrekking tot de keten ervan, leverden ad-Daarimie, al-Haakim en anderen van Aboe Hoerayrah (moge Allah tevreden zijn met hem) over in een marfoe’ h’adieth (Nederlandstalige interpretatie): “Als iemand van jullie in zijn huis woedhoe-e verricht en vervolgens naar de masdjid gaat, hij is in salaat totdat hij terugkeert. Doe daarom niet zoals dit – en hij strengelde zijn vingers ineen.” Er zijn andere ah’aadieth die elkaar ondersteunen in deze kwestie betreffende tashbiek.
38.) Iemand als imaam de salaat laten leiden terwijl het niet zijn plaats is om te doen en er anderen zijn die er meer recht op hebben. Dit is in strijd met het beoogde doel betreffende het hebben van een imaam (al-imaamah), namelijk het zijn van een voorbeeld om te volgen (al-iqditaa-e). Het is noodzakelijk dat de imaam een goed begrip betreffende de dien (religie) heeft en dat hij in staat is om de Qor-aan correct te reciteren (met de juiste tadjwied – recitatieregels), dit in overeenstemming met de uitspraak van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) (Nederlandstalige interpretatie): “De imaam van een volk dient degene te zijn die het beste de Qor-aan reciteert…” (Overgeleverd door Moeslim, van Aboe Mas’oed al-Ansaarie – moge Allah tevreden zijn met hem.) De geleerden hebben bepaald dat men niet iemand als imaam moet laten optreden wiens recitatie niet goed is, of die openlijk zondigheid vertoont, of die een oneerbiedwaardig uiterlijk heeft, of die een vernieuwer is [moebtadi’: iemand die bid’ah (innovatie) introduceert], of iemand die corrupt is of zoals hen. Als een dergelijke persoon toch naar voren wordt gebracht (om als imaam de salaat te leiden) is het gebed van de volgelingen toch correct. (Men dient hier niet openlijk bezwaar op te maken om fitnah te voorkomen, maar adviseer degene die zo’n persoon als imaam laat optreden persoonlijk met juist onderricht.)
39.) Onjuiste recitatie van de Qor-aan. Dit is een openlijk gebrek, en het recht van de Qor-aan is dat het correct en zonder afwijking gelezen wordt en dat de moslim zich inspant om zijn recitatie te verbeteren en er in uit te blinken. Allah de Verhevene zegt (Nederlandstalige interpretatie): “…en draag de Qor-aan voor, tartiel (nauwkeurig, met de juiste zorgvuldige toon).” [Soerat al-Moezzammil (73), aayah 4.] Allah Ta’aalaa zegt ook (Nederlandstalige interpretatie): “Nadat Wij hem gereciteerd hebben aan jou [O Moh’ammed, via de engel Djibriel (Gabriël)], volg dan zijn recitatie.” [Soerat al-Qiyaamah (75), aayah 18.] Dit betekent; recitatie zoals het hoort volgens de Arabische taal, met duidelijkheid en vrij van vervorming. In het verlengde ligt de superioriteit van degene die zijn intentie reinigt, zoals is verhaald door ‘Aa-ieshah (moge Allah tevreden zijn met haar), die zei: “De boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) heeft gezegd (Nederlandstalige interpretatie): ‘Degene die bekwaam is met de Qor-aan zal zijn met de schrijvers (engelen), eerzaam en gehoorzaam. Terwijl degene die de Qor-aan onzeker reciteert en moeilijkheid ondervindt (terwijl hij zich inspant om het correct te reciteren) krijgt een dubbele beloning.’” (Matafaqoen ‘alayh.)
40.) Mannen die achter vrouwen bidden in de Masdjid al-H’aram in Mekkah. Het verrichten van deze handeling aldaar of elders is een verafschuwde daad in de salaat. Het behoort tot de Soennah dat de rijen van de vrouwen zich achter de rijen van de mannen bevinden. De salaat van een man achter een vrouw kan reden zijn voor het totaal geen khoeshoe’ (concentratie en nederigheid in het gebed) hebben en het kan verstoring in de salaat veroorzaken door te kijken (naar de vrouw) of andersom. Een man dient zich daarom nooit achter een vrouw op te stellen voor het gebed. Dit is echter geen probleem als dit geschiedt uit noodzaak, zoals het niet missen van salaatoe l-‘ied (het ‘ied-gebed), of salaatoe l-djoemoe’ah (vrijdaggebed), of het gezamenlijke gebed en andere vergelijkbare situaties (die het onmogelijk maken om de voorste rijen van de mannen te bereiken). Een groep van de geleerden heeft aangegeven: “De H’aram van Mekkah is een uitzondering.” Ondermeer sheikh ‘Abdoe l-‘Aziez ibn Baaz (moge Allah hem genadig zijn) was deze mening toebedeeld.
41.) Vrouwen die opgedirkt en geparfumeerd naar de moskee gaan. Dit is een van de openlijke kwaadaardigheden die we vooral tijdens de Ramadhaan en ‘ied – maar ook daarbuiten – zien. De vrouw verlaat haar huis om haar Heer te aanbidden, niet om de schoonheid van haar kleding te laten zien! Misschien zien mannen haar en kijken zij haar na, waardoor zij zondig is en zij de beloning voor haar daad misloopt of verliest. De profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) zei (Nederlandstalige interpretatie): “Laat geen vrouw die geparfumeerd is de ‘ishaa-e (het laatste gebed van de dag) met ons bijwonen.” (Moeslim.) Imaam Ah’mad leverde over, alsook Aboe Daawoed, met een authentieke keten van Aboe Hoerayrah (moge Allah tevreden zijn met hem) dat de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) gezegd heeft (Nederlandstalige interpretatie): “Ontzeg de dienaressen van Allah de huizen van Allah (de moskeeën) niet en laat hen tafilaat naar buiten gaan.” De betekenis van het woord tafilaat is: niet opgedirkt met versieringen, noch geparfumeerd.
[Het dragen van parfum door een vrouw als zij naar buiten gaat of langs niet-mah’ram mannen komt is een gedraging die tegenwoordig wijdverspreid is, ondanks de afschrikwekkende waarschuwing van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem), die zei (Nederlandstalige interpretatie): “Elke vrouw die parfum opdoet en dan naar buiten gaat en langs een groep mensen (mannen) passeert zodat zij haar geur kunnen ruiken is een zaaniyah (een vrouw die overspel pleegt).” (Overgeleverd door imaam Ah’mad, 4/418; zie ook Sah’ieh’ al-Djaamie’, 105.) Sommige vrouwen zijn zeer onverschillig jegens dit gegeven en nemen de zaak te licht op, vooral tegenover chauffeurs, winkeliers, schoolportiers etc., ook al vermeldt de sharie’ah zeer strikt dat de vrouw die parfum draagt zichzelf moet wassen, zoals iemand dient te doen die in een staat van onreinheid (djanaabah) dient te doen, als ze naar de moskee wil gaan. De profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) heeft gezegd (Nederlandstalige interpretatie): “Elke vrouw die parfum draagt en dan naar de moskee gaat, zodat de geur (van haar parfum) kan worden waargenomen, haar gebeden zullen niet worden aanvaard totdat ze de ghoesl (grote wassing) doet, zoals de ghoesl moet worden gedaan in staat van djanaabah (onreinheid, zoals bij menstruatie en na gemeenschap).” (Overgeleverd door imaam Ah’mad, 2/444; zie ook Sah’ieh’ al-Djaamie’, 2703.)]
42.) Het eten van b.v. knoflook en uien (sterk ruikend voedsel) voordat je naar het gezamenlijke gebed gaat. De engelen en de mensen die aan het bidden zijn, hebben last van de vieze (sterke) geur. Mannen kunnen daarom zelfs beter parfum opdoen, als ze het hebben, voordat ze naar de masdjid gaan, en iedere moslim zou het eten van voedsel dat een sterke geur heeft achterwege moeten laten wanneer zij het gezamenlijk gebed willen verrichten. Djaabir (moge Allah tevreden zijn met hem) verhaalde dat de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) zei (Nederlandstalige interpretatie): “Degene die ui, knoflook of prei eet, laat hem niet in de buurt van onze moskee komen; de engelen hebben last van datgene waar de mens last van heeft.” (Overgeleverd door al-Boekhaarie en Moeslim.)
43.) Naar de masdjid (moskee) rennen of snel lopen uit angst om een deel van het gebed te missen. Dit kan storend zijn voor degenen die zich reeds in het gebed bevinden. De boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) zei (Nederlandstalige interpretatie): “Als het gebed begonnen is, loop niet snel om je aan te sluiten. Nader het gebed kalm; sluit je vervolgens aan bij dat gedeelte waar zij mee bezig zijn, en maak jouw gebed af door aan het eind datgene te bidden wat je hebt gemist.” (Overgeleverd door al-Boekhaarie en Moeslim.)
44.) Het niet of niet goed opheffen van de handen bij de takbier al-ih’raam, vóór en na de roekoe’-houding en bij het opstaan voor de derde rak’ah. ‘Abdoellaah ibn ‘Oemar (moge Allah tevreden zijn met vader en zoon) zei: “Ik zag de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) zijn handen opheffen tot op schouderhoogte; bij het begin van het gebed, voor het buigen naar de roekoe’-houding en wanneer hij weer rechtop ging staan.”
45.) Tijdens het gezamenlijke gebed met tegenzin staan in de voorste rij. Aboe Hoerayrah (moge Allah tevreden zijn met hem) verhaalde dat de boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) zei (Nederlandstalige interpretatie): “Als de mensen de waarde van de adzaan (oproep tot het gebed) en (het staan in) de eerste rij (direct achter de imaam) zouden weten, dan zouden zij niets anders weten dan te loten om dit voorrecht te verkrijgen. Wanneer zij de waarde zouden weten van het zo vroeg mogelijk naar het gebed komen, zouden zij met elkaar wedijveren in het erheen haasten; en als zij de waarde wisten van de avond- en ochtendgebeden dan zouden zij komen, al moesten zij kruipen.” (Overgeleverd door al-Boekhaarie en Moeslim.)
46.) Het zitten in een tawarroek houding in de laatste rak’ah van het fadjr en al-djoemoe’ah gebed. Het is prijzenswaardig om in de tawarroek-houding te gaan zitten, alleen in de laatste rak’ah van het dhzohr, ‘asr, maghrib en ‘ishaa-e gebed. Tawarroek is beschreven in Sah’ieh’ al-Boekhaarie als het rusten van het lichaam, tijdens het zitten, op het linker dijbeen met de linkervoet onder het rechterbeen, terwijl de rechtervoet rechtop staat; het lichaam wordt ondersteund door de linkerhand die de linkerknie vasthoudt.
47.) Je hoofd overmatig naar beneden buigen of omhoog drukken, alsook overmatig je rug buigen in de roekoe’– en sadjdah-houding. Het hoofd moet in een normale positie gehouden worden, terwijl de rug recht moet zijn tijdens de roekoe’-houding om met de benen een rechte hoek te vormen. Steek je armen naar de zijkant in de roekoe’– en de sadjdah-houding (mits dit mogelijk is tijdens de gezamenlijke gebeden) en druk je buik naar je dijbenen in soedjoed, zodat je rug recht is. De boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) heeft gezegd (Nederlandstalige interpretatie): “Laat niemand van jullie zich ondersteunen door zijn onderarm (in de soedjoed) zoals honden doen.” (Zie punt 14 in dit artikel.) De boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) hield zijn armen weg van zijn lichaam tijdens de roekoe’ en soedjoed, zodat het wit van zijn oksels zichtbaar was.
48.) Het opheffen van de handen voor doe’aa-e meteen na het gebed, of weggaan meteen na de tesliem (het twee keer zeggen van as-salaamoe ‘alaykoem wa rah’matoellaah, naar rechts en links, ter afsluiting van het gebed). Dit werd niet gepraktiseerd door de boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem). Het is Soennah om meteen na het gebed te beginnen met dzikr. De beste manieren (voor de smeekbedes) zijn die smeekbedes die authentiek overgeleverd zijn van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem). Het was de gewoonte van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) om na het gebed eenmaal Allaahoe Akbar (Allah is de Grootste) te zeggen, dan drie maal astaghfiroellaah (ik vraag Allah om mij te vergeven). Hierna zijn er vele smeekbedes of dzikr mogelijk.
Aboe Hoerayrah (moge Allah tevreden zijn met hem) verhaalde dat de boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) zei (Nederlandstalige interpretatie): “Wie meteen na de salaat 33 maal de woorden soebh’aana llaah zegt, en 33 maal de woorden al-h’amdoelillaah, en 33 maal de woorden Allaahoe Akbar, en om het honderdtal vol te maken zegt laa ilaaha illa llaah, wah’dahoe laa sharieka lah, lahoe l-moelkoe wa lahoe l-h’amd, wa hoewa ‘alaa koellie shay-in qadier [er is geen god die het recht heeft om aanbeden te worden behalve Allah, alleen, Die geen partners heeft, aan Hem behoort het Koninkrijk en alle lofprijzingen toe en Hij heeft macht over alle zaken], zal al zijn fouten vergeven zien worden, al zijn deze als het schuim van de zee.” (Overgeleverd door Moeslim.) Andere authentieke dzikr en doe’aa-e zijn ook mogelijk. (Zie het boekje Citadel van de moslim, uitgegeven door Uitgeverij Momtazah – www.momtazah.net.)
49.) Het per se willen bidden op een gebedskleedje omdat men denkt dat het essentieel is dat men iets moet hebben om op te bidden. Het is helemaal niet nodig om op een gebedskleed te bidden, zolang de omgeving waar je het gebed wilt verrichten maar schoon is. Het bidden op tapijten is echter wel toegestaan. Al-Boekhaarie en Moeslim leverden over dat Maymoenah (moge Allah tevreden zijn met haar) zei: “De boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) bad op een khoemrah.”
Een khoemrah is een kleine mat, gemaakt van palmbladeren, dat groot genoeg is voor het gezicht waarop de aanbidder kan neerknielen om zich te beschermen tegen hitte, kou of de grond.
Al-Khattaabie was van mening dat de khoemrah groter mag zijn dan dat, en hij citeerde als bewijs de overlevering die is overgeleverd door Aboe Daawoed op het gezag van Ibn ‘Abbaas (moge Allah tevreden zijn met hem), die zei: “Een muis kwam en begon het kousje van de lamp te verslepen en gooide het voor de boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) op de khoemrah, waar hij op zat, en het verbrandde een oppervlakte ter grootte van een dirham…” (Deze h’adieth is als sah’ieh’ geclassificeerd door sheikh al-Albaanie in Sah’ieh’ Abie Daawoed, 4369.) Er staat in ‘Awn al-Ma’boed: “Dit toont duidelijk aan dat het woord khoemrah kan duiden op een grote mat. Dit is ook verklaard in al-Nihaayah. Zie Fath’ al-Baarie, 333.
Al-Shawkaanie zei: “Deze toont aan dat er niets verkeerd is met het bidden op een mat, ongeacht of het gemaakt is van tapijt, palmboombladeren of iets anders, of het klein of groot is, omdat het bewezen is dat de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) bad op matten, tapijten en dierenhuiden. Maar er zijn enkele redenen waarom het niet toegestaan kan zijn om op tapijten en soortgelijke zaken te bidden. Bijvoorbeeld:
1 – Als het tapijt afbeeldingen van levende wezens bevat; in dit geval is het h’araam (verboden) om dit tapijt te bezitten en de afbeeldingen dienen uitgewist te worden.
2 – Als het tapijt decoraties of patronen bevat die de aandacht van degene die erop bidt kunnen trekken en hem afleiden van zijn gebed; het bidden op zulke tapijten is makroeh (afkeurenswaardig). Degenen die verantwoordelijk zijn voor het inrichten van een masdjid dienen ervoor te zorgen dat zij een tapijt kiezen dat geen drukke patronen en dergelijke bevat zodat het tapijt de gelovigen niet zal afleiden tijdens het gebed. Moskeeën zijn bedoeld om Allah de Verhevene te aanbidden en dit dient met een goede concentratie en nederigheid (khoeshoe’) te gebeuren (zie punt 5 van dit artikel). In een ruimte waar men bidt dienen geen zaken aanwezig te zijn die de aanbidder kunnen afleiden, waardoor zijn gebed en aanbidding zo perfect mogelijk kunnen zijn, hopend op een grotere beloning.
3 – Als men bidt op een tapijt om te voorkomen dat men bidt op de grond. In een h’adieth, overgeleverd door al-Boekhaarie, verhaald door Aboe Sa’ied al-Khoedrie (moge Allah tevreden zijn met hem), lezen we dat de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) neerknielde met zijn gezicht in modder en water totdat de sah’aabah (metgezellen – moge Allah tevreden zijn met hen) de tekenen van modder op het topje van zijn neus en zijn gezicht zagen. Volgens een h’adieth overgeleverd door Moeslim: “En zijn gezicht was bedekt met modder en water.” Dit toont de nederigheid van de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) aan, aangezien hij bad in water en modder, en hij gaf geen bevel om iets te brengen waarop hij kon neerknielen.
4 – Als het bidden op een tapijt gedaan wordt om te voorkomen dat men bidt op een tapijt dat voor iedereen is uitgespreid (bijvoorbeeld in een masdjid), of als een persoon dat doet om zich aan de veilige kant te bevinden omdat er enige onreinheid (nadjaasah) op de grond aanwezig kan zijn. Shaykh al-Islaam Ibn Taymiyyah zei: “Met betrekking tot degenen die lijden aan extreme weswesah (influisteringen van de shaytaan), zij bidden niet op de grond of op de tapijten die voor iedereen op de grond zijn uitgespreid, maar zij bidden op een matje of iets dergelijks…” (Madjmoe’ al-Fataawa, 22/177.)
5 – Als iemand op een matje wil bidden omdat hij denkt dat het essentieel is om een matje te bezitten voor het gebed en dat hij iets moet hebben om op te bidden ongeacht of hij in de masdjid of gewoon thuis is. Vele mensen bidden alleen op een matje, zelfs als hun huis vloerbedekking heeft. Shaykh al-Islaam Ibn Taymiyyah (moge Allah hem genadig zijn) zei: “Bidden op matjes, in de zin dat de aanbidder hierop aandringt, dit behoorde niet tot de manieren van de selef, noch tot die van de moehaadjirien en ansaar, noch van degenen in de tijd van de boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem). Zij baden op de grond in zijn masdjid en niemand van hen had een mat dat uitsluitend voor het bidden bestemd was. Er is verhaald dat toen ‘Abdoe r-Rah’maan ibn Mahdie naar al-Medienah kwam, hij een matje uitspreidde, en Maalik beval dat het weggenomen moest worden. Er werd tegen hem gezegd: “Hij is ‘Abdoe r-Rah’maan ibn Mahdie.” Maalik zei: “Weten jullie niet dat het uitspreiden van een matje in onze masdjid een bid’ah (innovatie) is?” (Madjmoe’ al-Fataawa, 22/163.)
6 – Hetzelfde geldt voor de praktijk in vele masaadjid waar ze een matje hebben dat uitsluitend voor de imaam bestemd is, hoewel de masdjid bedekt is met vloerkleed of tapijten. Waarom wordt hij onderscheiden van de andere aanbidders? Dit is niet passend omdat er geen noodzaak toe is, en omdat dit ervoor kan zorgen dat hij zich superieur gaat voelen tegenover de mensen.
Het punt is dat het plaatsen van matjes in een bekleedde masdjid een bid’ah is, tenzij er een reden voor is, zoals wanneer het zeer koud is, of de vloer ruw is, of het eerste tapijt onrein (naadjis) of vies is, etc.
Zie ook Vraag 18: Bidden op een gebedskleedje en met schoenen aan.
50.) Het niet willen bidden met schoenen aan of anderen verhinderen dat te doen. Het bidden met schoenen aan is toegestaan. De profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) heeft de moslim zelfs opgedragen zich te onderscheiden van de joden. Aboe Daawoed leverde over van Ya’la ibn Shaddaad ibn Aws dat zijn vader zei: “De boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) heeft gezegd (Nederlandstalige interpretatie): “Wees anders dan de joden, want zij bidden niet met hun schoenen of khoefoef (leren sokken) aan.”
De profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) en zijn metgezellen (moge Allah tevreden zijn met hen) gingen de masaadjid binnen en verrichtten het gebed met hun schoenen aan, en hij (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) gebood hen hun schoenen te onderzoeken op onreinheid. De profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) deed tijdens een aangelegenheid zijn schoenen uit omdat Djibriel (vrede zij met hem) hem vertelde dat er onreinheid op zat, en de sah’aabah (moge Allah tevreden zijn met hen) trokken hun schoenen ook uit. Al deze ah’aadieth hieromtrent zijn sah’ieh’.
Er bestaat geen twijfel over het feit dat hun masaadjid geen tapijten bevatten; de vloeren waren van zand en kiezelstenen, dus het maakte niet uit of zij de masdjid met hun schoenen betraden. De masaadjid van tegenwoordig zijn echter voorzien van vloerbedekking of tapijten en hen binnengaan met schoenen aan kan ertoe leiden dat zij vies worden (en moeilijk te reinigen). Om deze reden trekken we onze schoenen uit. Aboe Daawoed leverde over van ‘Amr ibn Shoe’ayb dat zijn grootvader zei: “Ik zag de boodschapper van Allah (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) zowel blootsvoets als met schoenen aan bidden.” Dit is ook overgeleverd door Ibn Maadjah.
Sheikh Ibn Baaz (moge Allah hem genadig zijn) werd gevraagd: “Wat is de regelgeving omtrent het bidden met schoenen aan?” Hij antwoordde: “De regelgeving is dat het moestah’abb (aanbevelenswaardig, aanbevolen) is nadat men gecontroleerd heeft of zij schoon zijn, omdat de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) bad met zijn schoenen aan, en omdat de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) zei (Nederlandstalige interpretatie): ‘De joden en de christenen bidden niet in hun khoefoef (leren sokken), wees dus anders dan hen.’ Maar als een persoon blootsvoets bidt, dan is dat niet erg, omdat het bewezen is dat de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) soms ook blootsvoets bad. Als de masdjid ingericht is met tapijten, dan is het beter om de schoenen uit te trekken, om te voorkomen dat de tapijten vies worden of omdat andere moslims daar dan niet willen knielen.” Einde citaat. (Madjmoe’ Fataawa Ibn Baaz.)
Het is dus beter om tegenwoordig niet met schoenen aan te bidden in de masdjid (die met tapijten of vloerbedekking) is bekleed, behalve voor degene voor wie het moeilijk is om zijn schoenen uit te trekken. Hij mag met zijn schoenen aan bidden nadat hij ervoor gezorgd heeft dat zij schoon zijn en hij anderen niet hindert. Als dit zal leiden tot enige onenigheid en verbolgenheid, dan is het beter voor hem om toch zijn schoenen uit te trekken, omwille van de eensgezindheid onder de moslims en om geen vijandigheid en haat te veroorzaken. De moslims kunnen de Soennah praktiseren en de profeet (Allahs zegeningen en vrede zijn met hem) gehoorzamen door te bidden met de schoenen aan wanneer dit niet leidt naar problemen, zoals wanneer zij thuis bidden of bidden op plaatsen waar geen tapijt zijn enzovoort.
Moge Allah de Barmhartige alle oprechte gelovigen leiden op het rechte pad, hen het beste van deze wereld en het Hiernamaals schenken, en hen beschermen tegen het Vuur. Amien.
Relevante artikelen:
Ga terug en bid, want je hebt niet gebeden
Lijst met dingen die het gebed ongeldig maken
Eten tijdens het bidden maakt het gebed ongeldig
Beschrijving van het gebed van de profeet (salallaahoe ‘alayhie wa sallam)
Het Gebed (diverse artikelen)